Rb. Amsterdam, 19-02-2016, nr. EA VERZ 15-1352
ECLI:NL:RBAMS:2016:1040
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
19-02-2016
- Zaaknummer
EA VERZ 15-1352
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2016:1040, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 19‑02‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2016/609
AR-Updates.nl 2016-0222
VAAN-AR-Updates.nl 2016-0222
Uitspraak 19‑02‑2016
Inhoudsindicatie
Overgangsrecht WWZ. Werknemer onderwijs, onder oud recht BBA van toepassing, verzoek toestemming opzegging op 30 juni 2015 was dus onnodig. Opzegging na inwerkingtreding WWZ op 1 juli 2015 kan daar dan niet op zijn gegrond, dus overgangsrecht niet van toepassing. Transitievergoeding verschuldigd.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 4694059 EA VERZ 15-1352
beschikking van: 19 februari 2016
func.: 8622
beschikking van de kantonrechter
I n z a k e
[verzoekster]
wonende te [woonplaats]
verzoekster
nader te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. E. Schermerhorn
t e g e n
de stichting Stichting Zaam Interconfessioneel Voortgezet Onderwijs
gevestigd te Amsterdam
verweerster
nader te noemen: Zaam
gemachtigde: mr. J.A. Keijser
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
[verzoekster] heeft op 18 december 2015 een verzoek ingediend dat strekt tot toekenning van een vergoeding als bedoeld in artikel 7:673 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW).
Zaam heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 januari 2016. [verzoekster] is verschenen met haar gemachtigde. Zaam is verschenen bij [naam 1] , adviseur van het college van bestuur, vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht, mede aan de hand van pleitaantekeningen, en vragen van de kantonrechter beantwoord.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Als gesteld en niet dan wel onvoldoende weersproken, alsmede op basis van ingediende stukken, staat het volgende vast:
1.1.
[verzoekster] is op [datum] bij (de rechtsvoorganger van) Zaam in dienst getreden in de functie van docent. Vanaf 15 april 2013 is [verzoekster] ziek. Alhoewel zij daarna in het kader van haar re-integratie nog werkzaamheden heeft verricht, is zij met ingang van 13 april 2015 door het UWV volledig arbeidsongeschikt geacht onder toekenning van een IVA-uitkering.
1.2.
Op 30 juni 2015 heeft Zaam het UWV toestemming verzocht voor opzegging van de arbeidsovereenkomst in verband met langdurige arbeidsongeschiktheid van [verzoekster] .
1.3.
De toestemming is op 17 juli 2015 verleend, met onder meer de volgende overwegingen:Op grond van artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 verlenen wij u, voor zover vereist, de gevraagde toestemming. (…) Vanaf 13 april 2015 ontvangt werknemer een IVA-uitkering. Hieruit blijkt dat werknemer 80 tot 100% arbeidsongeschikt is en dat er sprake is van geen tot geringe kans op herstel. (…)Voor zover er twijfel bestaat over de toepasselijkheid van het BBA is het voor ons niet mogelijk de aanvraag “niet ontvankelijk” te verklaren. Wel kunnen we op de aanvraag beslissen “voor zover vereist”, indien hierover twijfel bestaat.
1.4.
Bij brief van 8 september 2015 heeft Zaam de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 januari 2016. In deze brief heeft Zaam onder meer het volgende geschreven:Wij hebben het UWV verzocht toestemming te verlenen om de arbeidsovereenkomst met u op te zeggen. Die toestemming is ons bij brief van 17 juli jl. verleend. (…)Gebruikmakend van deze toestemming, zeggen wij hiermee de arbeidsovereenkomst op (…)
Verzoek en verweer
2. [verzoekster] verzoekt toekenning van een transitievergoeding. Het overgangsrecht WWZ is volgens haar niet van toepassing, nu de toestemming die Zaam van het UWV heeft verkregen niet nodig was onder het oude recht. [verzoekster] is immers werkzaam in het onderwijs, zodat de uitzondering uit artikel 2 lid 1 Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (BBA) van toepassing was. Opzegging op basis van die onnodige toestemming is dan ook hetzelfde als opzegging zonder toestemming. Die opzegging heeft na inwerkingtreding van de WWZ plaatsgevonden en leidt tot verschuldigdheid van de transitievergoeding. Bij de opzegging zelf legt [verzoekster] zich neer.
3. Zaam voert verweer. Daarop zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
Beoordeling
4. Hoofdregel onder de WWZ is onmiddellijke werking. Dat betekent dat op de opzegging van de arbeidsovereenkomst die op 8 september 2015 plaats vond, in beginsel het nieuwe recht van toepassing is. Vervolgens dient aan de hand van het overgangsrecht te worden beoordeeld of een uitzondering op deze regel van toepassing is. Daarvan is in dit geval sprake als de opzegging is gedaan op grond van het verzoek om toestemming van 30 juni 2015.
5. Naar het oordeel van de kantonrechter kan van een opzegging op grond van een verzoek om toestemming in de zin van het overgangsrecht slechts sprake zijn, indien deze toestemming daadwerkelijk vereist was. Dat is hier niet het geval. Tot 1 juli 2015 gold voor onderwijzend personeel immers de uitzondering van artikel 2 van het BBA. Dat [verzoekster] onder deze uitzondering viel staat ook niet ter discussie en Zaam had op 30 juni 2015 zonder toestemming kunnen opzeggen.
6. Hieruit volgt dat de opzegging niet is gegrond op het verzoek aan het UWV en de vervolgens verleende – en op het BBA gebaseerde – toestemming. Dat betekent dat de WWZ op de opzegging van toepassing is, zodat in beginsel ook de transitievergoeding verschuldigd is.
7. Zaam heeft evenwel nog aangevoerd dat het Besluit Overgangsrecht Transitievergoeding (verder: het Besluit) aan toekenning van een transitievergoeding in de weg staat, omdat [verzoekster] aanspraak kan maken op een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering op grond van de CAO. [verzoekster] heeft hier echter onweersproken tegenin gebracht dat zij voor deze uitkering niet in aanmerking komt, omdat zij volledig arbeidsongeschikt is, terwijl herstel niet te verwachten valt. Daarmee is van een recht op een vergoeding in de zin van het Besluit geen sprake.
8. Zaam heeft voorts nog aangevoerd dat het arbeidsongeschiktheidspensioen dat [verzoekster] ontvangt een voorziening is als bedoeld in het Besluit. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit evenwel geen uitkering wegens de beëindiging van het dienstverband, maar wegens de arbeidsongeschiktheid van [verzoekster] . De bepalingen in de CAO waarnaar Zaam verwijst leiden niet tot een ander oordeel. Uit die bepalingen volgt immers dat zowel werknemers als gewezen werknemers aanspraak kunnen maken op het arbeidsongeschiktheidspensioen. Dat leidt tot de gevolgtrekking dat deze uitkering er geen is wegens beëindiging van het dienstverband. Bovendien is de aanspraak niet gegrond op collectieve of individuele afspraken tussen werkgever(s) en werknemer(s), maar op een individuele pensioenaanspraak. Daarbij wordt opgemerkt dat de in het Besluit opgenomen overgangsregeling blijkens de Nota van Toelichting tot doel heeft om dubbele betalingen door de werkgever te voorkomen. Als voorbeelden worden daar genoemd: afspraken over om- of bijscholing, een outplacementtraject, een wachtgeldregeling of een aanvulling op een WW-uitkering. Van een daarmee vergelijkbare uitkering is hier geen sprake.
9. Van een uitzondering op grond van het Besluit is dan ook geen sprake. Het enkele feit tenslotte, dat Zaam zich heeft vergist in de (on)mogelijkheid van opzegging zonder toestemming op 30 juni 2015, is onvoldoende voor de conclusie dat toekenning van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Een beroep op rechtsdwaling kan dan evenmin slagen, nu een dergelijk beroep in het civiele recht in het algemeen niet kan worden aanvaard, terwijl de uitzondering op die regel gezocht moet worden in de hiervoor genoemde beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Conclusie is dat de transitievergoeding verschuldigd is .
10. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Zaam in de proceskosten worden veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt Zaam tot betaling van de transitievergoeding van € 47.360,87;
veroordeelt Zaam in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [verzoekster] begroot op:salaris € 1200,00griffierecht € 466,00-----------------totaal € 1666,00voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt Zaam tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden en Zaam niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan de beschikking heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 februari 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier, De kantonrechter,