NJFS 2020/348
OvJ ontvankelijk in vordering verlenging proeftijd voorwaardelijke invrijheidstelling hetgeen ten tijde van de veroordeling nog niet mogelijk was.
Rb. Amsterdam 14-02-2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:1439
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
14 februari 2020
- Magistraten
Mrs. M.A.E. Somsen, R.A. Overbosch, L. Dolfing
- Zaaknummer
99/000134-37 / 13/523082-07
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBAMS:2020:1439, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 14‑02‑2020
- Wetingang
Art. 7 EVRM; art. 1 Sr; art. 6:1:18, 6:2:10 Sv
Essentie
Voorwaardelijke invrijheidstelling.
1. De OvJ heeft de verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidsstelling (v.i.) gevorderd hetgeen ten tijde van de veroordeling nog niet mogelijk was. Omdat een langere proeftijd in dit kader heeft te gelden als een wijziging in de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf en niet als een wijziging in de strafbaarstelling of het sanctierecht, vereist het legaliteitsbeginsel niet dat de voor verdachte meest gunstige regeling wordt toegepast. Van schending van art. 7 EVRM is evenmin sprake omdat de gewijzigde v.i.-regeling niet onder de reikwijdte daarvan valt zodat de OvJ ontvankelijk is in de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.