Hof Arnhem-Leeuwarden, 12-09-2017, nr. 200.152.614
ECLI:NL:GHARL:2017:8018
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
12-09-2017
- Magistraten
Mrs. Th.C.M. Willemse, F.W.J. Meijer, S.B. Boorsma
- Zaaknummer
200.152.614
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2017:8018, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 12‑09‑2017
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:2369, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 12‑09‑2017
Mrs. Th.C.M. Willemse, F.W.J. Meijer, S.B. Boorsma
Partij(en)
arrest van 12 september 2017
in de zaak van
- 1.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[appellante 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats], gemeente [gemeente],
- 2.
[appellant 2],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna: [appellanten],
advocaat: mr. R. de Lange,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Montoya Beheer B.V.,
gevestigd te Kerkdriel,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Montoya,
advocaat: mr. R.J. Boogers.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 18 april 2017 hier over.
1.2
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- —
de akte ter rolle van Montoya, met producties;
- —
de akte na tussenarrest van [appellanten].
2. De verdere beoordeling van het hoger beroep
2.1
In het tussenarrest van 18 april 2017 heeft het hof de zaak verwezen naar roldatum 13 juni 2017 voor akte in het geding brengen van het onderzoek van [B] en uitlating daarover aan de zijde van Montoya. Montoya heeft bij akte van 13 juni 2017 het aanvullend onderzoeksrapport van 22 februari 2017 in het geding gebracht, evenals correspondentie van de onderzoeksrapporteur bij [B] met de gemeente hierover. Montoya concludeert dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende verplichtingen uit de overeenkomst met [appellanten]. Bij akte na tussenarrest heeft [appellanten] aangevoerd dat Montoya nog niet heeft voldaan aan haar verplichtingen en dat zij een onderzoek moet doen dat aan alle eisen voldoet.
2.2
Het hof oordeelt als volgt. In rov. 4.21 en 4.23 van het tussenarrest van 6 december 2016 heeft het hof overwogen dat Montoya slechts aansprakelijkheid heeft geaccepteerd voor het geval op de nieuwbouwlocatie waar de drie villa's gerealiseerd zullen worden, verontreinigde grond wordt aangetroffen. In dit licht heeft het hof Montoya opgedragen [B] opdracht te geven nader onderzoek te doen naar de aangetroffen kleilaag, die op basis van het verkennend onderzoek van 29 juni 2010 (productie XI bij memorie van grieven) nog moest worden ingestuurd voor analyse. Op 28 december 2016 heeft Montoya [B] opdracht gegeven dat onderzoek te verrichten (vgl. rov 2.2 van het tussenarrest van 18 april 2017).
2.3
[B] heeft de kleimonsters onderzocht. Reeds in de bevestiging van [B] van 20 december 2016 aan Montoya heeft [B] laten weten dat vijf boringen uit het verkennend bodemonderzoek herplaatst zullen worden. De aanwezige klei zal bemonsterd worden en samengevoegd worden in een mengmonster. Het mengmonster zal geanalyseerd worden op standaardpakket grond inclusief lutum en humus. Dat onderzoek kan dan gezien worden als een aanvulling (erratum) op het verkennend bodemonderzoek uit 2010. Het verkennend bodemonderzoek met aanvulling zou dan voldoende informatie moeten geven om de geschiktheidsverklaring af te geven voor een omgevingsvergunning (bouwvergunning) (bijlage I bij akte van Montoya van 3 januari 2017). Tegen deze aanpak heeft [appellanten] destijds, bij antwoordakte van 31 januari 2017, geen bezwaar gemaakt
2.4
In het aanvullend onderzoeksrapport concludeert [B] dat van de in het veld genomen en separaat verpakte grondmonsters in het laboratorium een mengmonster is samengesteld. De separate grondmonsters zijn weergegeven in het rapport. In het veld zijn op het zicht bij deelmonster 01 bijmengingen waargenomen van sporen baksteen en overigens geen bijzonderheden. Er is geen asbest verdacht materiaal aangetroffen. Laboratoriumanalyse van het mengmonster toont geen verhoogde gehalten. Door het niet aantreffen van verhoogde gehalten of concentraties in de grond, dient de kleilaag als onverdachte locatie aangemerkt te worden, aldus [B]. Er bestaan volgens [B] dan ook geen belemmeringen voor het huidige en toekomstige gebruik van de locatie. Tot slot wordt opgemerkt dat afhankelijk van de bestemming en toepassing bij afvoer van de grond een partijkeuring (APO4) noodzakelijk kan zijn.
2.5
Het verkennend bodemonderzoek is dus thans voltooid en de conclusie daarvan is dat er geen beperkingen aanwezig zijn voor de aanvraag van een bouwvergunning. De ambtenaar van de gemeente, aan wie tevens is gerapporteerd, heeft laten weten dat er naar haar mening bij het onderzoek onderscheid gemaakt had moeten worden in boven- en ondergrond. Daarbij heeft de ambtenaar vermeld; ‘Het argument dat er nu slechts licht verhoogde gehalten worden aangetroffen in de kleilaag vind ik voor dit geval wel voldoende om nu af te zien van nog een aanvullend onderzoek (of nieuwe samenstelling van de mengmonsters). (…) Ook wil ik jullie er op wijzen dat indien er grond verzet gaat plaatsvinden en hiervoor een melding wordt ingediend, het kan zijn dat Omgevingsdienst Achterhoek dit anders gaat beoordelen.’ [appellanten] leidt hieruit af dat het onderzoek kennelijk onvolledig is uitgevoerd en dat Montoya niet kan aantonen dat geen belemmeringen of kostenverhogende omstandigheden zullen optreden.
2.6
De uitkomst van het verkennend bodemonderzoek, inclusief aanvullend onderzoek, van de plaats waar de drie villa's gebouwd zullen worden, is dat er geen verontreinigde grond is aangetroffen. Een verkennend bodemonderzoek kan naar zijn aard nimmer uitsluitsel geven over het gehele perceel, juist omdat het verkennend is. Die beperking zal elk verkennend onderzoek hebben. Het feit dat de onderzoekers en de gemeente voorts van mening verschillen over de samenstelling van het mengmonster brengt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet mee dat het onderzoek ondeugdelijk is. Evenmin volgt uit dit meningsverschil dat er in weerwil van de onderzoeksresultaten van [B] gerede kans is op bodemverontreiniging die uit een nieuw aanvullend verkennend onderzoek zou kunnen blijken en waarvoor Montoya aansprakelijk gehouden kan worden. De omstandigheid dat de ambtenaar van de gemeente in haar e-mailbericht aan [B] heeft laten weten dat er een kans aanwezig is dat de Omgevingsdienst Achterhoek, indien er grondverzet gaat plaatsvinden en hiervoor een melding wordt ingediend, mogelijkerwijs nog een aanvullend bodemonderzoek kan verlangen vanwege de door [B] gevolgde methode, leidt op grond van het hiervoor en onder 2.3 overwogene niet tot een andere conclusie. Het hof passeert dan ook het betoog van [appellanten] dat Montoya tot een nader bodemonderzoek is gehouden.
2.7
Op grond van een en ander oordeelt het hof dat Montoya heeft voldaan aan artikel 6 van de leveringsakte in combinatie met artikel 5 van de aanvullende overeenkomst (producties 1a en 1b bij inleidende dagvaarding).
Slotsom
2.8
De grieven 1 en 3 slagen, zodat de bestreden vonnissen moeten worden vernietigd. Ten aanzien van de erfdienstbaarheid zal het hof Montoya veroordelen tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat. Ten aanzien van de inrichting en beplanting zal het hof een bedrag van € 81.439,33 inclusief btw toewijzen. De overige grieven falen.
2.9
Als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij zal het hof Montoya in de kosten van beide instanties veroordelen. De kosten in eerste instantie omvatten mede de kosten voor beslaglegging, het voorlopig getuigenverhoor en het voorlopig deskundigenbericht. De hoogte van het salaris van de advocaat wordt in beide instanties gerelateerd aan het toe te wijzen bedrag. Mede op basis van een door [appellanten] verstrekte kostenstaat zullen de kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [appellanten] worden vastgesteld op:
— explootkosten | € 576,80 (101,12 inl dagv en 160,87 + 239,82 + 74,99 beslagexploten) |
— griffierecht | € 3.621 |
— getuigentaxen | nihil |
— voorlopig deskundigenbericht | € 5.929 |
subtotaal verschotten | € 10.126.80 |
— salaris advocaat | € 7.152 (8 punten x tarief IV) |
Totaal | € 17.278.80 |
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellanten] zullen worden vastgesteld op:
— explootkosten | € 79,15 |
— griffierecht | € 5.114 |
subtotaal verschotten | € 5.193.15 |
— salaris advocaat | € 5.708,50 (3,5 punten x tarief IV) |
Totaal | € 10.901,65. |
3. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt de vonnissen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 8 januari 2014 en 30 april 2014 en doet opnieuw recht:
veroordeelt Montoya tot vergoeding van schade ten gevolge van de aanwezigheid van de erfdienstbaarheid van weg (de weg uit het bos langs de voormalige schuur), nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
veroordeelt Montoya tot vergoeding van de schade vanwege het niet voldoen aan de verplichting tot inrichting en beplanting tot een bedrag van € 81.439,33 inclusief btw;
veroordeelt Montoya in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [appellanten] vastgesteld op € 17.278,80 en tot deze uitspraak vastgesteld op € 10.901,65;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, F.W.J. Meijer en S.B. Boorsma en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 september 2017.