Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2017/1001 inzake het Uniemerk
Artikel 61 Rechtsverwerking wegens gedogen
Geldend
Geldend vanaf 06-07-2017
- Bronpublicatie:
14-06-2017, PbEU 2017, L 154 (uitgifte: 16-06-2017, regelingnummer: 2017/1001)
- Inwerkingtreding
06-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-2017, PbEU 2017, L 154 (uitgifte: 16-06-2017, regelingnummer: 2017/1001)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Modellen- en merkenrecht
EU-recht / Marktintegratie
Intellectuele-eigendomsrecht / Europees intellectuele-eigendomsrecht
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
1.
De houder van een Uniemerk die het gebruik van een jonger Uniemerk bewust heeft gedoogd gedurende vijf opeenvolgende jaren, kan niet langer op grond van het oudere merk vorderen dat het jongere merk nietig wordt verklaard voor de waren of diensten waarvoor dat jongere merk is gebruikt, tenzij het jongere Uniemerk te kwader trouw is aangevraagd.
2.
De houder van een in artikel 8, lid 2, bedoeld ouder nationaal merk of een in artikel 8, lid 4, bedoeld ander ouder teken die het gebruik van een jonger Uniemerk in de lidstaat waar het oudere merk of het andere oudere teken wordt beschermd, gedurende vijf opeenvolgende jaren bewust heeft gedoogd, kan niet langer op grond van het oudere merk of het andere oudere teken vorderen dat het jongere merk nietig wordt verklaard voor de waren of diensten waarvoor dat jongere merk is gebruikt, tenzij het jongere Uniemerk te kwader trouw is aangevraagd.
3.
In de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen kan de houder van een jonger Uniemerk geen bezwaar maken tegen het gebruik van het oudere recht, ofschoon dat recht niet langer aan het jongere merk kan worden tegengeworpen.