Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2001/18/EG inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad
Artikel 21 Etikettering
Geldend
Geldend vanaf 26-07-2019
- Redactionele toelichting
Deze wijziging laat lopende procedures waarin een comité reeds advies heeft uitgebracht overeenkomstig art. 5 bis van Besluit 1999/468/EG, onverlet.
- Bronpublicatie:
20-06-2019, PbEU 2019, L 198 (uitgifte: 25-07-2019, regelingnummer: 2019/1243)
- Inwerkingtreding
26-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2019, PbEU 2019, L 198 (uitgifte: 25-07-2019, regelingnummer: 2019/1243)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Algemeen
1.
De lidstaten dragen er zorg voor dat de etikettering en de verpakking van GGO's die als product of in producten in de handel worden gebracht in alle fasen van het in de handel brengen in overeenstemming zijn met de desbetreffende voorschriften in de schriftelijke toestemming, bedoeld in artikel 15, lid 3, artikel 17, leden 5 en 8, artikel 18, lid 2, en artikel 19, lid 3.
2.
Met betrekking tot producten waarin onvoorziene of technisch niet te voorkomen sporen van toegelaten GGO’s niet vallen uit te sluiten, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 29 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze richtlijn door het vaststellen van minimumdrempels waaronder die producten niet hoeven te worden geëtiketteerd overeenkomstig lid 1 van dit artikel. De drempelwaarden worden vastgesteld naargelang het betrokken product.
3.
Lid 1 is niet van toepassing op sporen van toegestane ggo's in producten die bestemd zijn voor rechtstreekse be- of verwerking, voor zover deze sporen aanwezig zijn in een verhouding van ten hoogste 0,9 % of een lagere drempelwaarde, mits de aanwezigheid van deze sporen onvoorzien of technisch niet te voorkomen is.
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 29 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze richtlijn door het vaststellen van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde drempelwaarden.