Einde inhoudsopgave
Regeling vaststelling van de status einde-afval van recyclinggranulaat
Artikel 3 Eisen aan te bewerken steenachtige afvalstoffen tot recyclinggranulaat
Geldend
Geldend vanaf 07-02-2015
- Bronpublicatie:
05-02-2015, Stcrt. 2015, 3498 (uitgifte: 06-02-2015, regelingnummer: IENM/BSK-2015/18222)
- Inwerkingtreding
07-02-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-02-2015, Stcrt. 2015, 3498 (uitgifte: 06-02-2015, regelingnummer: IENM/BSK-2015/18222)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Afval
1.
Steenachtige afvalstoffen die tot recyclinggranulaat worden bewerkt, zijn geen gevaarlijke afvalstoffen.
2.
Steenachtige afvalstoffen die tot recyclinggranulaat worden bewerkt, worden door de producent met in achtneming van het acceptatiereglement ontvangen.
3.
Het acceptatiereglement, bedoeld in het tweede lid, bevat:
- a.
een procedure voor acceptatie waarmee door middel van in ieder geval visuele waarneming geconstateerd kan worden dat de te bewerken steenachtige afvalstoffen tot recyclinggranulaat de volgende stoffen en materialen niet bevatten:
- 1°
asbest en asbesthoudende of asbestverdachte materialen,
- 2°
teerhoudend asfalt,
- 3°
dakbedekkingsmaterialen,
- 4°
huishoudelijke afvalstoffen,
- 5°
gips, grond, roet en hout in een mate waarmee de kwaliteit van recyclinggranulaat in gevaar kan komen;
- b.
een procedure voor de keuze van te controleren aangeboden ladingen met te bewerken steenachtige afvalstoffen;
- c.
een procedure waarin is beschreven hoe met afgekeurde partijen te bewerken steenachtige afvalstoffen wordt omgegaan.
4.
Bij ontvangst van de steenachtige afvalstoffen die bestemd zijn om tot recyclinggranulaat te worden bewerkt, registreert de producent omtrent de steenachtige afvalstoffen:
- a.
datum van ontvangst;
- b.
hoeveelheid;
- c.
naam en adresgegevens van de aanbieder, en
- d.
of de aangeboden steenachtige afvalstoffen geaccepteerd dan wel afgekeurd zijn.
5.
Naast de visuele waarneming bedoeld in het derde lid, aanhef en onder a, vindt de controle op de aanwezigheid van teer in asfalt mede plaats op basis van informatie van de aanbieder van de afvalstoffen en door controle met een instrument waarbij met behulp van een sprayvloeistof verkleuring optreedt door de aanwezigheid van PAK’s.
6.
De visuele waarneming ter controle op de aanwezigheid van asbest en asbesthoudende of asbestverdachte materialen, bedoeld in het derde lid, wordt uitgevoerd:
- a.
door een persoon die is opgeleid om asbest te herkennen. Een bewijs van opleiding wordt op verzoek van de afnemer of de aangewezen toezichthouder overlegd;
- b.
op het moment waarop de te bewerken steenachtige afvalstoffen worden aangeboden en ten minste eenmaal tijdens het bewerkingsproces van die afvalstoffen.