NJ 1951/540
Beding ten behoeve van een derde.
HR 02-02-1951, ECLI:NL:HR:1951:29, m.nt. Prof. Mr. Ph.A.N. Houwing
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
2 februari 1951
- Magistraten
Mrs Donner, v. d. Meulen, Losecaat Vermeer, Smits, de Jong
- Zaaknummer
[02021951/NJ_1951-540]
- Conclusie
Mr. Langemeijer
- Noot
Prof. Mr. Ph.A.N. Houwing
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS166459:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1951:29, Uitspraak, Hoge Raad, 02‑02‑1951
- Wetingang
(BW art. 1353.)
Essentie
Beding ten behoeve van een derde.
Samenvatting
Rechtb.: Bij zodanig beding, door den derde aanvaard, kan de bedinger niet ontbinding van de overeenkomst vorderen wegens wanpraestatie m.b.t. het beding, tenzij hij zich bij het maken van het beding het recht heeft voorbehouden om zijnerzijds van de wederpartij nakoming van haar verplichtingen jegens den derde te vorderen.
Hof: De bedinger heeft niet het recht om over het door den derde verkregen recht alleen zonder diens medewerking te beschikken door bij wanpraestatie m.b.t. het beding gebruik te maken van een der rechtsmiddelen, die de wet in het algemeen tegen een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.