NJ 1915, p. 754
HR, 15-03-1915
HR 15-03-1915, ECLI:NL:HR:1915:192
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 maart 1915
- Magistraten
Voorzitter: Mr. A. M. B. Hanlo. Raden: Mrs. A. Fentener van Vlissingen, H. Hesse, H. M. A. Savelberg en Jhr. Rh. Feith.
- Zaaknummer
[15031915/NJ_1915,_p._754]
- Conclusie
Mr. Besier
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS147433:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1915:192, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑03‑1915
- Wetingang
(Sr art. 239 onder 1.)
Samenvatting
Indien in de telastelegging van het misdrijf van art. 239 1°. Sr. ontbreekt, dat het feit in het openbaar is gepleegd, kan dit niet leiden tot nietigverklaring der dagvaarding, doch moet het ten laste gelegde niet strafbaar morden geoordeeld.
Nu ten laste is gelegd, vooreerst, dat de dader op een feitelijk voor het publiek toegankelijke plaats handelingen heeft gepleegd van dien aard, dat zij het schaamtegevoel van het publiek, dat aldaar passeert of passeeren kan, kwetsen en voorts, dat hij die handelingen heeft verricht opzettelijk, is terecht op die feiten art. 239 aanhef en 1°. Sr. toegepast. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.