HR, 12-12-2023, nr. 22/01497 B
ECLI:NL:HR:2023:1736
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12-12-2023
- Zaaknummer
22/01497 B
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:1736, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑12‑2023; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:969
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑12‑2023
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag ex art. 94a Sv op twee geldbedragen van € 18.000 en € 2.300 in woning van klaagster en haar partner i.h.k.v. strafrechtelijk onderzoek tegen partner t.z.v. verdenking van productie van en handelen in synthetische drugs. 1. Heeft behandeling in raadkamer in het openbaar plaatsgevonden? 2. Afwijzing verzoek om moeder van klaagster als getuige te horen. Heeft Rb gehandeld in strijd met beginselen van behoorlijke procesorde door daarbij slechts te verwijzen naar omstandigheid dat sprake is van marginale toets? 3. Kon Rb oordelen dat klaagster niet buiten redelijke twijfel als eigenaresse van geldbedragen kan worden aangemerkt? HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 22/01497 B
Datum 12 december 2023
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 15 april 2022, nummer RK 22/001626, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster] ,
geboren te (volgens opgave BRP: [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de klaagster.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en S. van den Akker, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2023.