Deze zaak hangt samen met de nrs. 12/00649 ([medeverdachte 2]), 11/00924 ([medeverdachte 9]), 11/01074 ([medeverdachte 4]), 11/01106 ([medeverdachte 5]), 11/01188 ([medeverdachte 6]), 11/00920 ([medeverdachte 1]), 11/02617 ([medeverdachte 7]), 12/00643 ([medeverdachte 3]), waarin ik ook vandaag concludeer.
HR, 13-11-2012, nr. 11/01297
ECLI:NL:HR:2012:BX9594
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13-11-2012
- Zaaknummer
11/01297
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BX9594
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BX9594, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑11‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BX9594
ECLI:NL:HR:2012:BX9594, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑11‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BX9594
- Vindplaatsen
Conclusie 13‑11‑2012
Mr. Machielse
Partij(en)
Nr. 11/01297
Mr. Machielse
Zitting 18 september 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]1.
1. Het Gerechtshof Amsterdam heeft verdachte op 24 februari 2011 voor 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van het voorbereiden van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen, gelden en vervoermiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd,
voor 2: medeplegen van gewoontewitwassen,
voor 3: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, en
voor 4: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid sub a van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van die wet, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van die wet, meermalen gepleegd,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar en zes maanden. Tevens heeft het hof de verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer uitgesproken van in het arrest aangeduide voorwerpen.
2. Verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld. Mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem, heeft een schriftuur ingezonden houdende vier middelen van cassatie.
3.1. Het eerste en het tweede middel richten zich tegen de veroordeling voor feit 1, voor zover betrekking hebbende op een transport op 7 juni 2007 van drugs, welk transport is aangeduid als B01. De bewezenverklaring berust volgens de steller van het middel slechts op de modus operandi die bij latere transporten is gebruikt, maar de afgelegde verklaringen zouden ook betrekking kunnen hebben op de transporten die zijn voorbereid en zijn aangeduid met de nummers B03, B04, B06 en B07. Het tweede middel klaagt dat het bewijs dat het om een middel zou gaan behorende bij Lijst 1 van de Opiumwet ten onrechte door het hof is aangenomen. Beide middelen lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
3.2. Het hof heeft als feit 1 bewezen verklaard dat
"hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 3 juli 2007 te Zandvoort en/of Amsterdam en/of Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of Zwanenburg en/of Breukelen en/of Gilze, gemeente Gilze en Rijen tezamen en in vereniging met anderen meermalen
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht telkens een hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, te weten:
- -
een hoeveelheid cocaïne op 7 juni 2007 (zaaksdossier B01) en
- -
ongeveer 15 kilogram cocaïne op 15 juni 2007 (zaaksdossier B02) en
- -
ongeveer 15 kilogram cocaïne op 3 juli 2007 (zaaksdossier B05)
en
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 3 juli 2007 te Zandvoort en/of Amsterdam en/of Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of Zwanenburg en/of Breukelen en/of Gilze, gemeente Gilze, en Rijen, in elk geval in Nederland, en/of in Spanje tezamen en in vereniging met anderen, telkens
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- -
zich en een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
- -
voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers hebben hij en zijn mededaders opzettelijk
- -
telefoongesprekken en/of smsberichten gevoerd en/of afspraken gemaakt en/of bijgewoond met onder andere [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en/of met vermoedelijke leveranciers/afnemers van voornoemd middel en/of bemiddelaars voor de leveringen van voornoemd middel, [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4], over:
- *
de wijze waarop en/of het tijdstip waarop en/of de termijn waarbinnen voornoemd middel binnen of buiten het grondgebied van Nederland zou moeten worden gebracht en
- *
de hoeveelheden van voornoemd middel en/of
- *
de prijs die betaald en verkregen zou worden voor het verhandelen van voornoemd middel en
- *
de verdeling van taken en/of activiteiten tussen hem en een of meer van zijn mededaders voorafgaande aan en/of bij en/of tijdens en/of na het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van voornoemd middel en
- *
de controle van voornoemd middel en
- -
loodsen gehuurd aan de Venenweg te Zwanenburg en de Hoofdweg te Hoofddorp en
- -
auto's, een Nissan Patrol en een Skoda, met bergruimten voorhanden gehad en
- -
grote geldbedragen voorhanden gehad en
- -
verpakkingsmateriaal, waaronder tape, carbonpapier, sporttassen en boodschappentassen voorhanden gehad (onder andere in de Kostverlorenstraat, de loods Zwanenburg, de loods Hoofddorp, de Skoda) en
- -
weegschalen en cocaïnetesters voorhanden gehad in de loods in Hoofddorp en in Zwanenburg en
- -
vliegtickets aangeschaft/voorhanden gehad."
3.3. Ten aanzien van feit B01 is een verweer gevoerd dat door het hof in zijn arrest aldus is weergegeven en verworpen:
"B01:
Uit de getuigenverklaringen van [medeverdachte 3] volgt dat er dozen met velgen in de vrachtwagen geplaatst moesten worden, maar dat deze niet pasten en dat men onverrichterzake weer is terug gekeerd. Ook uit het tapgesprek van 7 juni 2007 (blz. 3808) om 12.11 uur tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] waarbij [medeverdachte 2] tegen [medeverdachte 3] zegt "dus d'r staat alleen maar een stuk of tien" is af te leiden dat het om tien dozen gaat. En in het gesprek van 12.33 uur dat er papier tussen de wielen in ligt, dan kan het niet beschadigen, volgt ook dat het om wielen/velgen gaat. Cocaine kan niet beschadigen, wielen en velgen wel.
(...)
Ten aanzien van B01:
Zoals hierboven overwogen gaat het hof in deze zaak op grond van de onderzoeksgegevens in het dossier in onderling verband beschouwd uit van uitvoer van een partij cocaïne naar Engeland.
De invulling die de verdachte thans aan een aantal telefoongesprekken geeft past niet in het geheel van de onderzoeksgegevens in dezen.
Bovendien hebben de verdachten die iets verklaarden, niet consistent, laat staan gestaafd door documenten/verifieerbare bescheiden (over een eventueel transport van wielen naar Engeland op verzoek van een opdrachtgever) verklaard.
Medeverdachte [medeverdachte 3] verklaart (pas) bij de rechter-commissaris op 3 september 2008 als getuige dat 10 sportvelgen vervoerd moesten worden, terwijl in het door medeverdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gevoerde telefoongesprek op 7 juni 2007 om 12.11 uur gesproken wordt over "wielen" en "die auto willen ze ophalen tussen zes en zeven".
Zo heeft de verdachte aanvankelijk verklaard dat hetgeen het observatieteam gezien heeft niet klopt, omdat hij daar niet geweest is (verhoor politie 12 juli 2007 te 10.30 uur, map 10, blz. 003851 e.v.), vervolgens dat het telefoongesprek van 7 juni 2007 12.11 uur over skunk gaat (map 10, p.3856). Ter zitting van de rechtbank van 9 maart 2009 verklaart hij dat hij op 7 juni
- 2007.
2 kilo skunk, verborgen in dozen met velgen, in de vrachtwagen heeft willen plaatsen, maardat deze vol was met gebak. Ter terechtzitting van het hof verklaart hij dat het om 10 kilo skunk, een kilo per velg, zou zijn gegaan.
Het hof ziet deze wisselende verklaringen van de verdachte als ingegeven door zijn wens om zijn verklaring aan te passen aan de verklaring van anderen, zoals van medeverdachte [medeverdachte 3] en passeert deze.
Het door de raadsman geciteerde gesprek van 12.33 uur (dat er papier tussen de wielen in ligt, dan kan het niet beschadigen) plaatst het hof in het versluierende taalgebruik dat dient om de ware toedracht te bedekken. "Papier" kan gelezen worden als carbonpapier, "wielen" als hoeveelheden cocaïne en "niet beschadigen" als niet ontdekt worden
De door de verdachte voorgestane toedracht moet worden verworpen; de activiteiten van [medeverdachte 3], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte waren op de overdracht van cocaïne gericht."
Deze op de zaak B01 toegespitste overwegingen heeft het hof doen voorafgaan door uitgebreide algemene overwegingen die in samenhang met de overwegingen over iedere afzonderlijke zaak moeten worden bekeken. Deze algemene overwegingen luidt aldus:
"Algemene inleiding op de hierna te bespreken - in dit verkort arrest nog niet volledige -
bewijsoverwegingen:
Met betrekking tot de B-zaken:
In de B zaken kan in de afgeluisterde telefoongesprekken een aantal gemeenschappelijke kenmerken worden gevonden.
- 1.
In de eerste plaats valt op dat verreweg de meeste telefoongesprekken plaatsvinden tussen een beperkte vaste groep mensen en dat het om zeer veel contacten per dag gaat.
- 2.
In de tweede plaats het versluierd taalgebruik. De inhoud van de gesprekken is voor een buitenstaander niet inzichtelijk, terwijl de gesprekspartners in de meeste gevallen precies lijken te weten waarover de gesprekken gaan. Voorts is, als er al een kenbare inhoud lijkt te zijn, die inhoud vaak innerlijk tegenstrijdig danwel niet consequent doorgevoerd (auto's, wielen, meisjes, auto doe ik in tweeën (B02), leuk of stinkend meisje voor boer, papier, rood licht voor papier (B02), een auto compleet en allemaal dezelfde typen wielen eronder (B07)). Tenslotte kan worden vastgesteld dat namen van personen en plaatsnamen zelden of nooit rechtstreeks worden genoemd maar altijd worden omschreven of met bijnamen worden aangeduid (Knoei, Taxi, Stinkie, Kleine, Video, Lange (IDT 11), daarginder, (B01) clubhuis. Een aantal verdachten (zoals [verdachte] en [betrokkene 5]) heeft - gehoord als verdachte bij de politie en/of het hof dan wel als getuige bevestigd - dat versluierd en in codes werd gesproken: met "stuks"wordt "kilo's "bedoeld ([verdachte] blz. 7580); "Met rood licht voor papier" wordt bedoeld: "als ik denk dat het goed is ga ik pas geld regelen". Papier is synoniem voor geld ([verdachte] p. 7625) en het wisseltraject in Rotterdam wordt als "Chantal" of "meisje" aangeduid ([betrokkene 5] als getuige RHC 13 oktober 2010). [Betrokkene 5] verklaart als verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 23 november 2010 blz. 2, welk proces-verbaal aan alle verdachten in het Nervusonderzoek is verstrekt en derhalve deel uitmaakt van alle dossiers, dat "Rotje" Rotterdam betekent en (blz. 7) "In de telefoongesprekken die ik met [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] of [verdachte] voerde moest ik voorzichtig zijn. Voor een buitenstaander misschien in niet altijd duidelijke taal." Met "clubhuis" wordt de loods aan de Venenweg te Zwanenburg bedoeld ([verdachte] op 12 juli 2007 te 13.10 uur en [medeverdachte 3] bij de rechter-commissaris op 3 september 2008).
In veel gevallen wordt over prijzen en hoeveelheden gesproken, maar de hoeveelheden worden nooit naar eenheden - euro's, kilo's of liters - geconcretiseerd.
- 3.
In de derde plaats stelt het hof vast dat de bij de gesprekken betrokkenen in de meeste gevallen een vaste telefoon gebruiken per gesprekspartner (B03, tap 30 april 2007 te 15.50 uur; B01: tap 7 juni 2007 te 13.28 uur (geel stickertje) en blz. 013911 map 34 over ''meu" en B06 tap 23 juni 2007 te 14.24 uur), en dat in de loop van de onderzoeksperiode die telefoons en de gebruikte nummers zijn gewisseld door de aankoop en overdracht van nieuwe toestellen (tap 3 juli 2007 te 17.54 uur; 17 mei 2007 te 10.01 uur). Er zijn in de Nervus-zaak in totaal meer dan 100 telefoons in beslaggenomen (p.v. nr 080516.0039.019).
- 4.
In de vierde plaats wordt in alle geselecteerde gesprekken naar een eindpunt toegewerkt (B06 blz 4681; BOl blz. 3803;B07 blz. 4749). Er is telkens een doel dat door het besprokene moet worden bereikt. Veelal kunnen gesprekken worden aangewezen waarin het al of niet bereikt zijn wordt besproken of bevestigd.
- 5.
In de vijfde plaats kan een duidelijke taakverdeling en een duidelijke hiërarchie worden vastgesteld. [verdachte] kan als initiatiefnemer, uitvoerder en medebeleidsmaker worden beschreven, [medeverdachte 2] als geldbeheerder (tap 14 mei 2007 te 13.45 uur; 22 mei 2007 te 17.57 uur), medebeleidsmaker en uitvoerder en [medeverdachte 1] als degene die het algehele beleid bepaalt, al dan niet na raadpleging van [verdachte], [medeverdachte 2] of zijn vader [medeverdachte 4], opdrachten geeft en meningsverschillen en ruzies beslecht (dossier C01).
- 6.
Tenslotte is naar het oordeel van het hof in de inhoud van de gesprekken een aantal thema's aan te wijzen: in alle zaken is te zien dat door een buiten de vaste groep staande, maar kennelijk bekende en ingevoerde persoon (zoals in B03: [betrokkene 6]/[betrokkene 7]), in B02; [betrokkene 8]; in B05: [medeverdachte 5]) iets moet worden geleverd of gebracht. En in alle B zaken is steeds sprake van een persoon die iets moet ontvangen.
Op basis van het voorgaande kan een aantal verbanden worden gelegd tussen de zaken B01, B02, B04, B05, B06 en B07:
Met betrekking tot de zaken B05, B02 en B01:
Uit het omtrent het onderhavige onderzoek opgemaakte strafdossier blijkt dat op 3 juli 2007 (B05) ongeveer 15 kilogram cocaïne bevattend materiaal in beslag is genomen.
De verdachte bij wie dit materiaal werd aangetroffen, [verdachte], heeft omtrent zijn betrokkenheid bij die cocaïne verklaard in de zin, dat hij onderweg was om de desbetreffende - door hem in de loods in Zwanenburg in carbonpapier ingepakte - pakketten (p. 007595) af te leveren.
Dat dit transport gericht was op uitvoer uit Nederland leidt het hof onder meer af uit de omstandigheid dat het materiaal in carbonpapier was verpakt. Een relevant en tot het bewijs bijdragend gegeven is dat zich in het dossier de uitwerking bevindt van een op 27 juni 2007 tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] gevoerd telefoongesprek waarin laatstgenoemde tegen zijn
gesprekspartner zegt dat hij 'effe die dingen van die lange aan het inpakken is' en [medeverdachte 1] daarop reageert met de woorden dat er niet ingepakt hoeft te worden omdat ze gewoon in Nederland worden afgegeven (B06 tap 27 juni 2007 te 13.42 uur). Dit gesprek vindt plaats in een reeks telefoongesprekken die - gezien in verband met andere onderzoeksbevindingen - in dienst lijken te staan van handel in cocaïne Er is een grote hoeveelheid carbonpapier aangetroffen in de woning van een van de verdachten, te weten [medeverdachte 1].
In deze zaak komen in tapgesprekken de woorden "Meisje" en "Boer" voor. [verdachte] verklaart dat Boer een bijnaam is; (verhoor 5 juli 2007 te 13.25 uur). Voorts wordt volgens het observatieteam waargenomen dat gereden wordt naar de loods te Zwanenburg en een auto met niet direct zichtbare ruimte (Skoda) gebruikt wordt.
Ook de cocaïne die op 16 juni 2007 in Dover (B02) uit een Tsjechische vrachtauto met oplegger is gehaald, die de dag ervoor op een parkeerplaats in de buurt van Gilze Rijen was geobserveerd met kenteken 2L48502 (p. 06227), bij welke gelegenheid ook de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn gezien, was verpakt in carbonpapier. In deze zaak komen o.a. berichten van en/of met en/of over "LH" uit Engeland en "Boer" en "Meub" voor. Bewegingen worden door het observatieteam waargenomen bij de loods in Zwanenburg en te Hoofddorp. Van de Skoda wordt ook hier gebruik gemaakt.
De zojuist bedoelde oplegger hing achter een Tsjechische vrachtauto die ook op 7 juni 2007 door observanten was gezien op dezelfde parkeerplaats, waar toen ook [verdachte] en [medeverdachte 2] maar tevens [medeverdachte 3] en [betrokkene 9] aanwezig waren (B01). Deze vrachtauto had eveneens het kenteken 2L48502. (map 10 p. 004029 e.v.). Bewegingen werden waargenomen bij de loods te Zwanenburg en van de Nissan Patrol is gebruik gemaakt. In deze zaak (B01) komen berichten/telefoongesprekken voor met en/of van en/of over "boer", "meubel/[...]", "meisje met die lange haren" en berichten afkomstig van een Engels telefoonnummer in gebruik bij 'LH ofic'.
Dit alles in samenhang met de sms-berichten aangetroffen in de bij [medeverdachte 2] in gebruik zijnde GSM (waaronder een sms van 8 juni 2007 te 8.11 uur van LH Ofic : "My Jim is on delivery "(hetzelfde Engelse telefoonnummer als in zaak B02 op 12 juni 2007 te 12.16 uur) en de gedane waarnemingen van 7 juni 2007 rechtvaardigen de conclusie, dat ook op 7 juni 2007 een hoeveelheid voor het buitenland (Engeland) bestemde cocaïne is ingeladen en geëxporteerd.
Nu volgens het hof in bovengenoemde zaken (B05, B02 en B01) sprake is van nagenoeg dezelfde modus operandi gaat het in deze drie zaken om de (beoogde) uitvoer vanuit Nederland van (telkens) een partij cocaïne.
Deze vaststellingen (lang haar; Boer, meisje, auto, meubel, loodsen, Skoda, Nissan) hebben ook betekenis voor de uitleg van de onderzoeksgegevens die in verband worden gebracht met vooralsnog niet voltooide transporten. (De zaken B03, B04, B06 en B07).
Waar opvalt dat telefoongesprekken veelal werden gevoerd in dezelfde cryptische bewoordingen (zoals de prijzen), waar nagenoeg dezelfde betrokken personen figureren, en eveneens voor de diverse terugkerende contacten vaak verschillende telefoons werden gebruikt, waar op diverse plaatsen kennelijk met elkaar verband houdende administratieve gegevens op niet voor de hand liggende plaatsen werden aangetroffen, waar eveneens enorme geldbedragen tevoorschijn kwamen en in die perioden gelijktijdig een geldwisseltraject naar Rotterdam liep (van kleine coupures naar grote coupures A33), en waar steeds geen aannemelijke verklaring wordt gegeven voor die nogal opvallende handelingen en situaties, kan het niet anders zijn dan dat deze zaken in onderlinge samenhang bezien eveneens in verband staan met de voorbereiding van (al dan niet grensoverschrijdende) cocaïnetransporten.
Voorts: In B03 heeft [medeverdachte 1] het op 21 juni 2007 te 23.04 uur over "28.000 schoon".
In B04 sms-t [verdachte] op 6 juni 2007 naar [betrokkene 2]: "ongeveer 31500" en op 11 juni 2007 sms-t [betrokkene 2] naar [verdachte]: "Kan voor 31500 voor 60 of 50". Op 11 juni 2007 te 14.53 uur zegt [medeverdachte 2] tegen [verdachte]: "die ene 32,31 neem ik aan".
Deze bovengenoemde prijzen komen overeen met de groothandelsprijs van een kilo cocaïne (B04 p. 4410 e.v. en map 63 p. 24962) en niet van softdrugs.
Er is bovendien in de onderliggende periode geen spoor van softdrugs aangetroffen, noch in de loodsen noch bij de in beslaggenomen partijen."
3.4. Het hof heeft in deze overwegingen tot uitdrukking gebracht dat in de zaak B01 de verklaringen van betrokken verdachten over velgen ongeloofwaardig zijn. Verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd die klaarblijkelijk telkens zijn aangepast. Uiteindelijk heeft hij verklaard over een poging om 10 kilo hasj op 7 juni 2007 in een vrachtauto te plaatsen, maar dat dit niet ging. Het hof heeft erop gewezen dat geen enkel aanknopingspunt is te vinden voor transporten van softdrugs. Daarentegen is er wel bij twee gelegenheden cocaïne aangetroffen en sluit de versluierde communicatie - onder meer over prijzen per kilo - tussen verdachten wel aan bij de handel in cocaïne. Voorts heeft het hof op de treffende gelijkenis gewezen tussen de omstandigheden die de zaak B01 kenmerken en de omstandigheden van zaak B02, waarin wél cocaine in de vrachtwagen is gevonden in Dover. Het gaat telkens om dezelfde Tsjechische vrachtwagen, om hetzelfde versluierende taalgebruik tussen dezelfde groep verdachten en voorts zijn sms-berichten aangetroffen waarin sprake is van een aflevering, en wel op een telefoon die ook in verband is te brengen met de zaak B02.
Het hof heeft in de aanvulling op het verkorte arrest voor het bewijs van de B-zaken onderdelen van verklaringen van verdachte opgenomen en voorts verwezen naar de bijlagen in de B-zaken. Die toepasselijke bijlagen, zo schrijft het hof, dienen als in de aanvulling ingelast te worden beschouwd en de inhoud ervan moet geacht worden van die aanvulling deel uit te maken. Ik neem aan dat het hof hiermee, zij het in ongelukkige bewoordingen, duidelijk heeft willen maken dat het de bijlagen van de zaaksdossiers in de B-zaken, zoals die in de aanvulling op het verkort vonnis van de rechtbank zijn opgenomen, daaruit heeft overgenomen. In cassatie worden tegen deze handelwijze van het hof geen bezwaren geopperd.2. Bewijsmiddel 6 van de bijlage zaaksdossier B01 bevat observaties van een verbalisant. Deze heeft waargenomen dat een Audi 8, waarvan hij eerder verdachte als bestuurder waarnam, [medeverdachte 2] als passagier en NN1, die later [betrokkene 9] bleek te zijn, als bijrijder, op 7 juni 2007 omstreeks 18:39 stopte op een parkeerterrein aan de Rijksweg A 58 te Gilze tussen een tweetal vrachtwagens. De Audi werd met de achterzijde strak tegen de voorzijde van een vrachtwagen geparkeerd. Bewijsmiddel 9 van deze bijlage geeft de inhoud weer van een aantal afgeluisterde telefoongesprekken, waarin ook conversatie in die Audi 8 wordt gehoord waarin sprake is van "erin gooien" en "stapelen". Die conversatie wijst erop dat er iets in de vrachtwagen moet worden gezet.
Door enerzijds te wijzen op de opvallende gelijkenissen tussen de zaken B01 en B02 en op de ongeloofwaardigheid van de verschillende verklaringen van verdachte voor de gebeurtenissen in dossier B01, en anderzijds de inhoud van de bijlage bij zaaksdossier B01 voor het bewijs te gebruiken heeft het hof zijn opvatting dat het ook in de zaak B01 is gegaan om een transport van cocaïne naar Engeland voldoende gemotiveerd.
De eerste twee middelen falen.
4.1. Het derde middel komt op tegen de veroordeling voor feit 3. Bewezen verklaard is, aldus de steller van het middel, dat verdachte vanaf 1 januari 2002 (bedoeld zal zijn: vanaf 1 januari 2006) deel uitmaakt van een criminele organisatie zonder dat daarvoor in enig bewijsmiddel steun is te vinden.
4.2. Als feit 3 is bewezen verklaard dat
"hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 3 juli 2007 te Zandvoort en Amsterdam en Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en Zwanenburg en Velsen-Noord, gemeente Velsen, en Haarlem en Rotterdam en Breukelen en Gilze, gemeente Gilze en Rijen, in ieder geval in Nederland, en in Spanje
heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, en aanwezig hebben en binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een middel, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en witwassen."
4.3. Het middel gaat uit van een onjuiste uitleg van tenlastelegging en bewezenverklaring. De vermelding van de periode van 1 januari 2006 tot en met 3 juli 2007 noopt niet tot de uitleg dat verdachte gedurende de gehele periode heeft deelgenomen aan de criminele organisatie, maar slechts dat hij in die periode dat heeft gedaan.3.
Het middel faalt.
5.1. Het vierde middel klaagt dat het hof ten aanzien van de A-zaken ten onrechte niet heeft overwogen dat verdachte altijd in auto's heeft gehandeld in de relevante periodes waarbij hij voldoende inkomsten heeft genoten om in zijn levensonderhoud te voorzien.
5.2. Deze A-zaken zijn neergelegd in de tenlastelegging van feit 2, waarvan het hof heeft bewezen verklaard dat:
"hij in de periode van 1 januari 2002 tot en met 3 juli 2007 te Amsterdam en/of Zandvoort en/of Rotterdam en/of in Marokko, tezamen en in vereniging met anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben verdachte en verdachtes mededaders
- -
van onderstaande voorwerpen, de herkomst verhuld dan wel verhuld wie de rechthebbende op die voorwerpen is en/of
- -
onderstaande voorwerpen verworven en/of voorhanden gehad en/of omgezet,
te weten
[zd A27:]
- -
een motorfiets van het merk Harley Davidson, type FLSTF, met het kenteken [AA-00-BB] en
[zd A33:l
- -
geldbedragen en
[zd A42:.|
- -
een chalet, met standplaats 76 op camping de Branding te Zandvoort en
[zd A44:J
- -
een auto van het merk Mercedes Benz, type SI 320 met het kenteken [CC-00-DD] en
[zd A45: |
- -
een auto van het merk Audi, type A8 TDI met het kenteken [EE-00-FF];
zulks terwijl verdachte en verdachtes mededader(s) telkens wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf."
5.3. In het verkorte arrest heeft het hof nog het volgende overwogen:
"Ten aanzien van A27, A42, A44 en A45
Verdachte zou op 1 januari 2002 ongeveer € 71.130,00 contant in zijn bezit hebben gehad voornamelijk afkomstig van gespaarde inkomsten uit werk tijdens zijn detentie in Frankrijk (verminderd met € 10.000,00 waarover verdachte verklaarde dat hij die diende te betalen om vrij te komen in Frankrijk) alsmede van een bijstandsuitkering ontvangen in 2002 en 2003 (€ 14.752,00). Uit onderzoek is voorts naar voren gekomen dat verdachte tussen 1 januari 2002 en 3 juli 2007 ongeveer € 9.633,00 aan legale inkomsten heeft gehad. Op 3 juli 2007 was verdachte in het bezit van € 3.902,38. Dus beschikbaar voor het doen van uitgaven was € 67.227,62. Verdachte heeft in totaal in deze periode - voor zover na te gaan - € 251.441,84 feitelijk contant uitgegeven. De werkelijke uitgaven zullen veel hoger zijn geweest omdat de contante uitgaven voor reizen, huur, voeding, kleding en recreatieve activiteiten niet in de berekening zijn meegenomen. Dit betekent in ieder geval een verschil van € 184.214,22. Verdachte heeft dus veel meer uitgaven gedaan dan hij met zijn legale inkomsten kan verantwoorden. Gelet op het ontbreken van voldoende legale inkomsten komt het hof tot het oordeel dat de aangeschafte goederen (contant) betaald zijn met van misdrijf afkomstig geld."
5.4. Het hof heeft aldus als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat, bij gebreke van voldoende legale inkomsten een groot deel van de feitelijke contante uitgaven van verdachte in de periode van 1 januari 2002 tot en met 3 juli 2007- en wel tot een bedrag van € 184.214,22 - van illegale herkomst moet zijn. Verdachte kan geen enkele financiële verantwoording afleggen omdat hij alles naar eigen zeggen contant betaalt. Het hof heeft klaarblijkelijk aan de verklaringen van verdachte, dat hij inkomsten had uit de verkoop van auto's en motoren geen geloof gehecht. Verdachte handelde in wapens en drugs. Ik wijs er in dit verband op dat het hof in de aanvulling op het verkort arrest als eerste bewijsmiddel dat betrekking heeft op feit 2, zaaksdossier A 33, een verklaring van verdachte heeft opgenomen inhoudende dat hij geld heeft gewisseld en wel kleine coupures voor grote coupures en dat het bedrag dat in de caravan van [medeverdachte 2] is aangetroffen, ongeveer € 1.000.000, daarvan afkomstig is. Verdachte heeft geen openheid gegeven over personen voor wie hij dat geld moest wisselen en heeft slechts verklaard dat hij in Rotterdam bij het wisselen Pakistanen heeft gezien. In het oordeel van het hof ligt besloten dat niet anders kan dan dat dit geld in kleine coupures afkomstig is geweest van misdrijven. Dat is niet onbegrijpelijk. Voorts heeft het hof doen blijken ervan overtuigd te zijn dat de aanschaf door verdachte van auto's en een Harley-Davidson niet uit legale bronnen gefinancierd kan zijn.4. Onder deze omstandigheden heeft het hof kunnen oordelen dat verdachte de grote aanschaffen die hij deed betaalde uit geldbedragen waarover hij - geheel of gedeeltelijk, middellijk of onmiddellijk - door misdrijven te plegen de beschikking had en van welke misdrijven hij de opbrengst aldus heeft willen omzetten en verhullen.
Het middel faalt.
6. De voorgestelde middelen falen. Het derde en vierde middel kunnen naar mijn oordeel met de aan artikel 81 RO ontleende motivering worden verworpen.
7. Ambtshalve vraag ik aandacht voor het volgende. Het cassatieberoep is op 4 maart 2011 ingesteld. De Hoge Raad zal uitspraak doen nadat sindsdien meer dan zestien maanden zijn verstreken, terwijl verdachte zich (ook) ten tijde van de betekening van de aanzegging in cassatie in voorlopige hechtenis bevond. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dat moet leiden tot strafvermindering.
8. Ik heb ambtshalve geen andere grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
9. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het de opgelegde gevangenisstraf betreft. De Hoge Raad kan de hoogte daarvan verminderen naar de gebruikelijke maatstaf, met verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 13‑11‑2012
Vgl. HR 22 september 2009, NJ 2010, 637 m.nt. Buruma.
HR 2 juli 2002, LJN AE3728.
Zie HR 26 oktober 2010, NJ 2010, 655 m.nt. Keijzer voor een verwijzing naar de wetsgeschiedenis van de witwasbepalingen, waarin onder meer duidelijk is gemaakt dat het kopen van goederen met geld dat afkomstig is van misdrijven zowel 'gebruik maken' als 'omzetten' oplevert.
Uitspraak 13‑11‑2012
Inhoudsindicatie
HR: 81RO.
Partij(en)
13 november 2012
Strafkamer
nr. S 11/01297
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 februari 2011, nummer 23/002575-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest maar uitsluitend wat betreft de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zeven jaren en zes maanden.
4. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze zeven jaren en een maand beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 13 november 2012.