RAR 2019/63
Arbeidsprocesrecht. Welke afwegings- en motiveringseisen gelden voor de beslissing over de datum van het herstel van de arbeidsovereenkomst en voor de beslissing over het treffen van voorzieningen?
HR 25-01-2019, ECLI:NL:HR:2019:106
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
25 januari 2019
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
18/00718
18/00758
- Conclusie
A-G mr. T. Hartlief
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS46526:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:106, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 25‑01‑2019
ECLI:NL:HR:2019:111, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 25‑01‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1270, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑10‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑02‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑02‑2018
- Wetingang
Essentie
Arbeidsprocesrecht.
Welke afwegings- en motiveringseisen gelden voor de beslissing over de datum van het herstel van de arbeidsovereenkomst en voor de beslissing over het treffen van voorzieningen?
Samenvatting
Werknemer is sinds 1 oktober 2012 voor onbepaalde tijd in dienst bij IIF Holding BV in de functie van algemeen directeur. Op 22 september 2016 is werknemer in een bijzondere algemene vergadering van aandeelhouders van IIF Holding BV ontslag aangezegd als bestuurder van de holding. In verband met zijn ontslag als statutair bestuurder heeft werknemer een transitievergoeding ontvangen. Werknemer heeft een procedure aangespannen tegen het ontslag en zich op het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.