NJ 1956/267
Compensatie-transactie. Cassatie tegen interlocutoir. Beslissingen, waarop het Hof in de verdere loop van het geding kan terugkomen. Novum in cassatie. Middel, dat niet aan de eisen van art. 406 Rv. voldoet.
HR 23-03-1956, ECLI:NL:HR:1956:103
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 maart 1956
- Magistraten
Mrs. Donner, van der Meulen, Hijink, Smits en Boltjes
- Zaaknummer
[23031956/NJ_1956-267]
- Conclusie
Mr. Loeff
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS110033:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1956:103, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑03‑1956
- Wetingang
Essentie
Compensatie-transactie. Cassatie tegen interlocutoir. Beslissingen, waarop het Hof in de verdere loop van het geding kan terugkomen. Novum in cassatie. Middel, dat niet aan de eisen van art. 406 Rv. voldoet.
Samenvatting
Niet valt aan te nemen, dat het Hof zich eens voor al heeft willen binden aan de overwegingen, waarop de gegeven bewijsopdracht berust en daarin een definitief oordeel omtrent de rechtsverhouding van pp, heeft willen uitspreken. Hieruit volgt i.v.m. art. 103 R. O., dat de opvatting door het Hof in bedoelde overwegingen gehuldigd, nog niet in cassatie kan worden aangevallen, ook niet met een middel, waarin ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.