AB 2019/324
Openbare uitspraak. Welke eisen gelden voor het doen van een uitspraak in het openbaar?
ABRvS 30-04-2019, ECLI:NL:RVS:2019:1390, m.nt. R. Stijnen
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
30 april 2019
- Magistraten
Mrs. N. Verheij, H.G. Lubberdink, A.W.M. Bijloos
- Zaaknummer
201803933/1/V3
- Noot
R. Stijnen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS68112:1
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Vrijheidsbeperking
Bestuursprocesrecht / Beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2019:1390, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 30‑04‑2019
- Wetingang
Art. 8:78 Awb
Essentie
Openbare uitspraak. Welke eisen gelden voor het doen van een uitspraak in het openbaar?
Samenvatting
De wetsgeschiedenis vermeldt ook dat er indertijd — daarbij doelend op de inwerkingtreding van het voorheen geldende art. 8:78 Awb — van werd uitgegaan dat aan dit beginsel invulling diende te worden gegeven door de uitspraak in het openbaar uit te spreken, maar dat er doorgaans in het geheel geen publieke belangstelling voor openbaarmakingszittingen is. De wetswijziging is daardoor ingegeven alsmede door de omstandigheid dat het internet nieuwe kansen biedt om aan de openbaarheid van de uitspraak een meer eigentijdse invulling te geven. Daarbij ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.