Rb. Midden-Nederland, 09-03-2015, nr. 3642557
ECLI:NL:RBMNE:2015:1260
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
09-03-2015
- Zaaknummer
3642557
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2015:1260, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 09‑03‑2015; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
art. 902 Burgerlijk Wetboek Boek 7
- Vindplaatsen
AR 2015/579
JIN 2015/102 met annotatie van H.J. van Deventer, E.M.Y. S⊘rensen
AR-Updates.nl 2015-0332
VAAN-AR-Updates.nl 2015-0332
Brightmine 2015-413332
Uitspraak 09‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Vaststellingsovereenkomst waarbij finale kwijting is overeengekomen. De overeenkomst bevat niets over het recht van de werknemer op vergoeding van niet opgenomen vakantiedagen. Werknemer vordert deze alsnog. Afwijzing: valt onder de kwijting.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3642557 UC EXPL 14-19227 PK/1097
Vonnis van 9 maart 2015
inzake
[eiser] ,
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: dhr. A. Koelewijn,
tegen:
de besloten vennootschap
Technisch Installatie Bureau voor Telecommunicatie Jordaan B.V.,
gevestigd te Montfoort,
verder ook te noemen Telecom Jordaan,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. R.C.W. van der Zande.
1. Het verloop van de procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
dagvaarding van 25 november 2014
- -
de conclusie van antwoord van 15 december 2014
- -
de conclusie van repliek, tevens wijziging van eis van 12 januari 2015
- -
de conclusie van dupliek van 9 februari 2015.
1.2.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. De feiten
2.1.
Telecom Jordaan installeert en onderhoudt beveiligingssystemen en telefooninstallaties. [eiser], geboren [1968], is met ingang van 2 juli 2007 voor 38 uur per week bij Telecom Jordaan in dienst getreden als elektrotechnisch monteur.
2.2.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen is met ingang van 1 december 2013 met wederzijds goedvinden beëindigd. De door partijen getroffen regeling is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst van 31 oktober 2013.
Deze overeenkomst vermeldt onder meer (A) dat de arbeidsovereenkomst per 1 december 2013 eindigt, (B) dat Telecom Jordaan het salaris "met vakantiegeld" tot die datum aan [eiser] uitbetaalt, (C) dat [eiser] tot 1 december 2013 ontslagen is van zijn plicht om zijn werkzaamheden bij Telecom Jordaan te verrichten, en (D) dat [eiser] in december 2013 bij wijze van vergoeding van Telecom Jordaan een bedrag van € 13.500, bruto zal ontvangen, waarop in mindering strekken de studiekosten van € 1.190,-- netto.
Voorts vermeldt de vaststellingsovereenkomst:
"Partijen verklaren na uitvoering van het bovenstaande niets meer van elkaar te vorderen te hebben en verlenen elkaar finale kwijting voor alle aanspraken uit hoofde van de dienstbetrekking. Voor zover een partij uit hoofde van de dienstbetrekking toch nog iets van de andere partij te vorderen zou hebben, dan doen partijen door ondertekening van deze overeenkomst uitdrukkelijk afstand van enig recht daarop.
Partijafspraken gaan voor op een eventueel andere uitspraak van rechter".
2.3.
Voorafgaand aan de totstandkoming van deze regeling hebben partijen onderhandeld over de beëindigingsdatum, de hoogte van de beëindigingsvergoeding, de verschuldigdheid van de studiekosten en de teruggave van de door Telecom Jordaan ter beschikking gestelde auto. [eiser] was daarbij vertegenwoordigd door zijn huidige gemachtigde.
2.4.
Nadat Telecom Jordaan in januari 2014 aan haar in de vaststellingsovereenkomst vermelde verplichtingen had voldaan, heeft [eiser] bij brief van 12 maart 2014 aan Telecom Jordaan laten weten dat de bij het einde van het dienstverband opgebouwde maar niet genoten verlofuren ten onrechte niet aan hem zijn uitbetaald, en dat hij alsnog op uitbetaling daarvan aanspraak maakt. Telecom Jordaan heeft geweigerd van dit verzoek te voldoen.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert na wijziging van de eis veroordeling van Telecom Jordaan tot betaling van:
- a.
een bedrag van € 2.302,08 bruto ter zake van salaris;
- b.
een bedrag van € 184,17 bruto ter zake van vakantiebijslag;
- c.
de wettelijke verhoging over beide posten van 50%;
- d.
een bedrag van € 354,09 exclusief btw ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
- e.
de wettelijke rente over al deze bedragen vanaf de dag van opeisbaarheid;
- f.
de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de tijdens het dienstverband opgebouwde maar niet genoten verlofuren niet bij de eindafrekening zijn betrokken. Deze aanspraak is geen onderwerp van gesprek geweest tussen partijen. Nu in de vaststellingsovereenkomst geen regeling is opgenomen die bepaalt dat [eiser] geacht wordt om (al) het resterende verlof op te nemen in de periode tot aan de beëindigingsdatum, mocht hij erop vertrouwen dat er een "normale" afrekening van verlof zou plaatsvinden. Het eventuele gebruik om in het kader van een vrijstelling van werkzaamheden de verlofrechten daarmee uit te ruilen is onvoldoende om bij Telecom Jordaan het vertrouwen te bewerkstelligen dat [eiser] van die aanspraken afzag. Daarbij komt dat vrijstelling van werkzaamheden op initiatief van Telecom Jordaan is overeengekomen.
3.3.
Telecom Jordaan voert verweer. Voor zover nodig voor de beslissing zal de kantonrechter daarop in het navolgende ingaan.
4. De beoordeling
4.1.
Telecom Jordaan beroept zich er ter afwering van de vordering van [eiser] op dat partijen in de vaststellingsovereenkomst zijn overeengekomen dat partijen na uitvoering van "het bovenstaande", dus de beëindiging per 1 december 2013, de betaling van het salaris met vakantiebijslag tot die datum, de vrijstelling van werkzaamheden en de betaling van de beëindigingsvergoeding minus de studiekosten, niets meer van elkaar te vorderen hebben. Zij wijst erop dat zelfs nog is overeengekomen dat voor zover de ene partij toch nog iets van de andere partij te vorderen zou hebben, partijen daarvan uitdrukkelijk afstand hebben gedaan. Verder wijst zij erop dat [eiser] tijdens de onderhandelingen van rechtsbijstand was voorzien.
4.2.
[eiser] beroept zich erop dat partijen elkaar op grond van onderdeel G van de vaststellingsovereenkomst finale kwijting verlenen "na uitvoering van het bovenstaande", dus van de onderdelen A tot en met D (de onderdelen E en F ontbreken), en dat in die onderdelen niets is opgenomen over het nog openstaande verlofsaldo.
4.3.
De kantonrechter overweegt het volgende.
De door partijen aangegane vaststellingsovereenkomst dient te worden uitgelegd aan de hand van de zogenaamde Haviltex-maatstaf. De overeenkomst dient dus niet alleen maar op grond van een taalkundige uitleg van de bepalingen te worden uitgelegd. Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
4.4.
De kantonrechter acht de volgende omstandigheden van belang:
- -
partijen hebben onderhandeld over een aantal essentiële aspecten rondom de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, te weten de beëindigingsdatum, de vrijstelling van werkzaamheden, de hoogte van de beëindigingsvergoeding, het door te betalen salaris met vakantiebijslag, de studiekosten en de auto;
- -
partijen zijn uitdrukkelijk overeengekomen dat voor het geval de ene partij nog een vordering op de andere partij mocht blijken te hebben, daar niettemin kwijting voor wordt verleend; dus ook in het geval Telecom Jordaan nog een vordering op [eiser] zou hebben, kan zij deze niet meer geldend maken; doel van de overeenkomst was kennelijk de beëindiging van onzekerheid omtrent hetgeen tussen hen geldt;
- -
vanaf het eerste stadium is [eiser] voorzien geweest van rechtsbijstand;
- -
het is bij het treffen van beëindigingsregelingen bepaald niet ongebruikelijk dat de werknemer wordt vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden (teneinde te kunnen solliciteren, zoals in dit geval ook door Telecom Jordaan is opgemerkt), maar dat hij dan wel geacht wordt de eventueel nog openstaande verlofuren te hebben opgenomen; in dit geval is [eiser] gedurende de maanden oktober en november 2013 vrijgesteld geweest van het verrichten van werkzaamheden.
Onder deze omstandigheden mocht Telecom Jordaan er gerechtvaardigd op vertrouwen dat [eiser] zijn aanspraken op uitbetaling van het verlofsaldo had laten varen. Indien [eiser] zijn aanspraken op uitbetaling had willen handhaven, had het op zijn weg gelegen dit expliciet aan de orde te stellen. Dat partijen in de vaststellingsovereenkomst geen expliciete regeling met betrekking tot het verlofsaldo zijn overeengekomen, doet hier niet aan af.
4.5.
[eiser] heeft nog aangevoerd dat Telecom Jordaan wel de vanaf juni 2013 gereserveerde vakantiebijslag heeft betaald, maar niet de verlofuren. Daaruit leidt hij af dat Telecom Jordaan het vanzelfsprekend acht dat de betaling van een eindafrekening als een verplichting voor de werkgever moet worden gezien die niet afzonderlijk behoeft te worden vastgelegd. Daaruit volgt volgens hem dat een uitzondering op die betalingsverplichting uitdrukkelijk moet zijn overeengekomen.
Dit betoog gaat niet op. Partijen zijn immers expliciet overeengekomen dat het salaris "met vakantiegeld" (dus de vakantiebijslag) aan [eiser] betaalbaar zou worden gesteld.
4.6.
[eiser] wijst erop dat de aanspraak tot betaling van het verlofsaldo volgt uit artikel 57 lid 4 van de toepasselijke cao. In het geval hij bedoeld heeft zich erop te beroepen dat voor zover uit de vaststellingsovereenkomst volgt dat hij geen aanspraak heeft op uitbetaling van het verlofsaldo dit in strijd is met dwingend recht, gaat dat betoog niet op. Op grond van artikel 7:902 BW is een dergelijke overeenkomst ook geldig als deze in strijd mocht blijken met dwingend recht, tenzij zij naar inhoud of strekking in strijd komt met de goede zeden of de openbare orde. Deze situatie doet zich niet voor. Evenmin is sprake van de situatie dat de vaststellingsovereenkomst niet is aangegaan ter beëindiging van een reeds bestaand geschil, maar ter voorkoming van een geschil. In laatstbedoelde situatie zou geen sprake zijn geweest van een rechtsgeldige overeenkomst (HR 9 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:39).
4.7.
De slotsom is dat de vorderingen niet toewijsbaar zijn. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, welke worden begroot op € 350,-- (2 maal tarief € 175,--).
5. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Telecom Jordaan, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 350, aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2015.