HR, 18-11-2014, nr. 14/04391
ECLI:NL:HR:2014:3295
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18-11-2014
- Zaaknummer
14/04391
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:3295, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑11‑2014; (Herziening)
- Vindplaatsen
RvdW 2014/1331
SR-Updates.nl 2014-0462
Uitspraak 18‑11‑2014
Inhoudsindicatie
Herziening. Afwijzing aanvraag.
Partij(en)
18 november 2014
Strafkamer
nr. S 14/04391 H
IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 24 juni 2011, nummer 22/000583-10, ingediend door mr. J. van Beest, advocaat te 's-Gravenhage, namens:
[aanvraagster] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank 's-Gravenhage van 28 januari 2010 - de aanvraagster ter zake van 1. "oplichting", 2. "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd en bedreiging met brandstichting" en 3. "belaging" veroordeeld tot een werkstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvraag
3.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2.
In de aanvraag wordt aangevoerd dat "door tegenstrijdigheden (...) onduidelijk [is] of degene die aangifte heeft gedaan daartoe bevoegd was en/of valse aangifte heeft gedaan tegen aanvraagster dan wel of de getuige ter zitting van het Hof meineed heeft gepleegd". Gedoeld wordt op het verschil tussen de door de aangever, [betrokkene], bij zijn aangifte bij de politie opgegeven geboortedatum en –plaats en de door hem als getuige opgegeven geboortedatum en –plaats. Niet kan echter worden gezegd dat de rechter die de veroordeling heeft uitgesproken met dat verschil niet bekend was. Voor zover in de aanvraag voorts nog wordt aangevoerd dat uit emailberichten die in 2008 zijn verstuurd vanaf het emailadres van genoemde aangever blijkt dat hij - anders dan volgt uit zijn verklaring als getuige in hoger beroep - een relatie met de aanvraagster wilde, is zulks niet aan te merken als een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv.
3.3.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 november 2014.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.