Hof Den Haag, 08-10-2013, nr. 200.107.090
ECLI:NL:GHDHA:2013:3990
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
08-10-2013
- Zaaknummer
200.107.090
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2013:3990, Uitspraak, Hof Den Haag, 08‑10‑2013; (Hoger beroep)
Uitspraak 08‑10‑2013
Inhoudsindicatie
Samenleven in de zin van artikel 1:160 BW. Toewijzing vordering ter zake van terugbetaling van doorbetaalde alimentatie. Schending medelingsplicht van de vrouw jegens de man ter zake van de samenwoning. Onzorgvuldig handelen. Kosten advocaat en recherchebureau dat onderzoek naar de samenwoning heeft gedaan op verzoek van de man voor rekening vrouw.
Partij(en)
GERECHTSHOF Den Haag
Sector Civiel
Zaaknummer : 200.107.090
Zaak-rolnummer Rechtbank : 1263802/CV EXPL 11- 44340
arrest van 8 oktober 2013
inzake
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. R.E. Gout de Kreek te Spijkenisse,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. P. Buikes te Appeldoorn.
1. Het geding
Bij exploot van 8 mei 2012 is de vrouw in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, van 10 februari 2012 tussen de partijen gewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in het bestreden vonnis heeft gesteld.
Bij arrest van 4 september 2012 heeft het hof een comparitie van partijen gelast.
Op 22 januari 2013 heeft de comparitie van partijen plaatsgevonden.
Bij memorie van grieven heeft de vrouw twee grieven geformuleerd.
Bij memorie van antwoord heeft de man de grieven gemotiveerd weersproken.
De man heeft zijn procesdossier aan het hof overgelegd en arrest gevraagd.
2. Beoordeling van het hoger beroep
Algemeen
1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht gaat het hof uit van de door de rechtbank in het bestreden vonnis vastgestelde feiten.
2. Door de vrouw wordt gevorderd: “dat het het gerechtshof te Den Haag moge behagen, te vernietigen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 februari 2012 onder zaak- / rolnummer 1263802 / CV EXPL 11-44340 en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van de man af te wijzen, met veroordeling van de man in de proceskosten in eerste aanleg en appel.”
3. Gezien de onderlinge samenhang van de twee grieven bespreekt het hof de grieven gemeenschappelijk.
Grieven
4. Uit de grieven van de vrouw volgt dat zij het er niet mee eens is dat zij aan de man moet betalen de somma van € 12.523,02 ( ter zake van teveel ontvangen alimentatie) alsmede een bedrag van € 8.642,- (advocaat kosten en kosten onderzoeksbureau).
5. Door de vrouw is onder meer het navolgende aangevoerd:
- -
alimentatie heeft een consumptief karakter;
- -
de man heeft hangende de verzoekschriftprocedure de alimentatie aan de vrouw doorbetaald;
- -
zij hoefde er niet op te rekenen dat zij de alimentatie terug zou moeten betalen;
- -
de rechtbank te Zutphen heeft in haar beschikking van 25 januari 2011 de vrouw niet veroordeeld de teveel ontvangen alimentatie terug te betalen;
- -
in zijn algemeenheid bestaat er niet de verplichting van de onderhoudsgerechtigde om de onderhoudsplichtige te informeren of hij/zij al dan niet samenwoont in de zin van artikel 1:160 BW.
6. Door de man wordt het navolgende aangevoerd:
- -
hij is na 1 februari 2008 geen alimentatie verschuldigd aangezien de vrouw samenleefde in de zin van art 1:160 BW;
- -
de man heeft onder protest de alimentatie betaald;
- -
evenmin is aannemelijk dat een terugbetalingsverplichting onder deze omstandigheden grote financiële gevolgen heeft;
- -
de voorbereidingshandelingen vallen niet onder artikel 6:96 lid 2 BW. In de onderhavige zaak gaat het echter om een zaak tussen de echtgenoten waarbij niet zozeer de instructie van de zaak speelt, maar direct onderzoek naar de vraag of er sprake is van eerlijkheid bij de vrouw en waarbij achteraf komt vast te staan dat die er niet was.
7. Het hof overweegt als volgt. Een vaststaand feit is dat de vrouw haar aanspraak op alimentatie jegens de man heeft verloren aangezien zij met een ander is gaan samenwonen als waren zij gehuwd. Met andere woorden, haar recht op alimentatie is met ingang van 1 februari 2008 van rechtswege geëindigd.
8. De man heeft derhalve aan de vrouw na 1 februari 2008 onverschuldigd betaald een bedrag van € 12.523,02. Dat de vrouw dit bedrag heeft uitgegeven komt voor haar rekening en risico nu zij gelden heeft ontvangen waarop zij geen recht had. Dat de vrouw door de terugbetaling mogelijk in financiële moeilijkheden komt te verkeren komt eveneens voor haar rekening en risico. Die gevolgen had zij kunnen voorkomen door vooraf met de man te overleggen met betrekking tot haar samenwoning.
8. In dat kader overweegt het hof voorts alsvolgt. De rechter kan een bijdrage in de kosten van levensonderhoud vaststellen op basis van artikel 1:157 BW.. Daarbij is uitgangspunt dat een ex-echtgenoot in beginsel in zijn/haar eigen levensonderhoud dient te voorzien maar indien een ex-echtgenoot geen of onvoldoende inkomsten kan verwerven om in zijn/haar levensonderhoud te voorzien, kan aanspraak gemaakt worden op een onderhoudsbijdrage. De onderhoudsverplichting van ex-echtgenoten vindt zijn basis in de lotsverbondenheid van het huwelijk die zijn nawerking heeft na ontbinding van het huwelijk.
9. De postsolidariteit van de echtgenoten kan rechtvaardigen dat de ene ex-echtgenoot ten behoeve van de andere ex-echtgenote een financiële bijdrage dient te leveren. Deze grondslag van de onderhoudsverplichting rechtvaardigt dat beide partijen over en weer een grote mate van zorgvuldigheid jegens elkaar in acht dienen te nemen. Van de onderhoudsplichtige mag in beginsel verlangd worden dat hij zijn bron van inkomsten in stand houdt om zijn/haar verplichting jegens de onderhoudsgerechtigde te kunnen nakomen. Van de onderhoudsgerechtigde mag in die context verlangd worden dat hij/zij de onderhoudsplichtige actief informeert over wijzigingen van omstandigheden die relevant zijn voor de onderhoudsplichtige.
10.Van de vrouw mocht in redelijkheid worden verlangd dat zij de man actief had geïnformeerd over haar samenwoning met een ander als waren zij gehuwd. Door dit niet te doen heeft zij naar maatschappelijke normen bezien onzorgvuldig jegens de man gehandeld. In dat perspectief bezien is het hof met de rechtbank van oordeel dat de vrouw aan de man dient te vergoeden de kosten van zijn advocaat en kosten van het recherche bureau.
Proceskosten
11. Ondanks het feit dat er sprake is van ex-echtgenoten acht het hof het redelijk en billijk – mede bezien de aard van de vordering – de vrouw in de kosten van dit hoger beroep te veroordelen. Door haar proceshouding heeft de vrouw de man nodeloos opgezadeld met hoge proceskosten. Door openheid van zaken te geven hadden deze kosten voorkomen kunnen worden.
Bekrachtiging
12. Het bovenstaande brengt mee dat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
3. Beslissing
Het Hof:
bekrachtigt het vonnis van 10 februari 2012 van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, tussen de partijen gewezen;
veroordeelt de vrouw in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de man tot deze uitspraak begroot op € 1.824 gespecificeerd als volgt:
- -
vastrecht € 666
- -
salaris advocaat € 1.158
Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, van Dijk en Stollenwerck en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2013 in aanwezigheid van de griffier.