Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0900/2014170566 D (onderzoek09Velde14) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
Rb. Midden-Nederland, 17-11-2015, nr. 16/705233-14 (P)
ECLI:NL:RBMNE:2015:8108
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
17-11-2015
- Zaaknummer
16/705233-14 (P)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2015:8108, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 17‑11‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2019:5560
Uitspraak 17‑11‑2015
Inhoudsindicatie
UTRECHT – De rechtbank Midden-Nederland veroordeelt een 50-jarige verdachte uit Utrecht tot een gevangenisstraf van elf jaar. Een 34-jarige Utrechter krijgt een gevangenisstraf van zeven jaar. De twee mannen waren betrokken bij een schietpartij in De Meern op 27 juni 2014. Op de betreffende dag werd een man in een woonwijk in De Meern klemgereden en met een automatisch vuurwapen beschoten. Het slachtoffer werd vier keer geraakt. Hij kon ontkomen doordat hij de schutter aanreed. De rechtbank stelt vast dat het hier om een goed voorbereide, kille afrekening gaat. De 50-jarige verdachte wordt veroordeeld voor medeplegen poging moord. Hij was de schutter en heeft met voorbedachte raad gehandeld. De 34-jarige verdachte was de bestuurder van de auto waarmee het slachtoffer werd klemgereden. De rechtbank kan niet vaststellen dat hij al langere tijd op de hoogte was van de plannen van de schutter. De rechtbank veroordeelt hem daarom tot het medeplegen van poging tot doodslag.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/705233-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 17 november 2015.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1964] ,
thans gedetineerd in PI Nieuwegein, Huis van Bewaring te Nieuwegein.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 maart 2015, 28 mei 2015,
25 augustus 2015 en 3 november 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. B.J.W. Tijkotte, advocaat te Koog aan de Zaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 27 juni 2014 heeft geprobeerd om samen met (een) ander(en) opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, door meermalen met een vuurwapen op die [slachtoffer] te schieten, waarbij kogels in het lichaam van die [slachtoffer] zijn gedrongen;
Feit 2: op 27 juni 2014 samen met (een) ander(en) een vuurwapen en/of munitie voorhanden heeft gehad.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot moord (feit 1) en het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie (feit 2).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde.
De verdediging heeft daartoe verschillende argumenten naar voren gebracht, die in dit vonnis – op de plaats waar dat relevant is – zullen worden besproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen feit 1
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.1.
Het schietincident
Getuige [getuige 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 27 juni 2014 stond ik in mijn woning aan de [adres] (de rechtbank begrijpt: te [woonplaats] ). Ik hoorde twee auto’s die op elkaar knalden. Die auto’s waren een Golf, die ik denk te herkennen als de auto die hoort bij de woning aan het begin van onze straat, en een grijze BMW.2.Ik zag dat de auto’s hierbij een witte auto raakten. Ik zag dat uit de grijze BMW een man stapte die naar de Golf liep. Deze man stapte uit de BMW aan de bijrijderskant. Deze man was gekleed in het zwart. Deze man had iets ronds waar een soort buis aan vast zat, in zijn handen. Ik zag dat deze man dat ding wat hij vast had tegen het autoraam van de Golf zette en ik hoorde dat er minimaal twee keer werd geschoten.
Toen ik beneden stond zag ik dat beide auto’s heel hard doorreden in de richting van de hoek van de straat, richting de Rijksstraatweg. Ik hoorde toen de eerder genoemde BMW weer de [adres] inrijden. De BMW reed naar de witte auto. Ik zag toen dat er een man op de grond lag. Deze man was in het zwart gekleed. Ik zag dat deze man in het gras lag bij de geparkeerde witte auto. Ik zag dat de bestuurder van de BMW uit de auto stapte. De bestuurder van de BMW sleurde toen de man die op de grond lag in de BMW en legde hem op de achterbank.
Wij hebben gekeken bij de plek waar de man lag. Ik zag dat er een sleutel in het gras lag waar de man had gelegen.3.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 27 juni 2014 kregen wij de opdracht om te gaan naar de [adres] te [woonplaats] . Tijdens het aanrijden verzocht de meldkamer ons aan te sluiten bij collega [verbalisant 2] , die bij een slachtoffer stond. Ter plaatse op de [adres] zag ik dat er een man op de trap zat. Dit bleek het slachtoffer [slachtoffer] te zijn. Ik zag dat er ter hoogte van de buik een grote bloedvlek zat. Ik zag dat er op de rechterarm een grote bloedvlek zat. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen dat hij zojuist beschoten was en dat er twee daders bij betrokken waren. Ik hoorde hem zeggen dat hij iemand aangereden had.4.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik hoorde één van de ambulancebroeders zeggen dat het slachtoffer in de ambulance het volgende had verklaard:
- dat hij klemgereden werd door de daders;
- dat een dader uit de auto stapte en op het slachtoffer schoot
- dat het een automatisch wapen was waarmee geschoten werd
- dat het slachtoffer de dader daarna aangereden heeft.5.
Uit de geneeskundige verklaring blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Medische informatie betreffende [slachtoffer] . Uitwendig waargenomen letsel: schotwonden borstkas, hals, rechterarm, buik, linker bovenarm.6.
De verklaring van [getuige 2]
De getuige [getuige 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Wij hoorden [getuige 2] direct het volgende verklaren:
Ik wil maar een ding zeggen. [medeverdachte] is betrokken bij die liquidatie in De Meern. Dat heeft hij mij zelf verteld.7.U vertelt mij dat de liquidatiepoging in De Meern op 27 juni 2014 heeft plaatsgehad. Die dag was ik aan het werk. [medeverdachte] lag nog te slapen toen ik naar mijn werk ging, om ongeveer 07:00 uur. Toen ik diezelfde dag thuiskwam, rond 13:00 uur was [medeverdachte] er ook. [medeverdachte] zei dat hij haast had en snel weer weg moest. Die zondag, dat moet de 29e zijn geweest, heeft [medeverdachte] mij verteld dat hij er vandoor ging. Hij vertelde ons dat hij de chauffeur was bij de liquidatie in De Meern. [medeverdachte] vertelde dat het niet goed was gegaan, want degene die geschoten had, was overreden door degene die beschoten werd. De benen van de schutter waren helemaal kapot. [medeverdachte] heeft de schutter in zijn auto geholpen en heeft hem naar Frankrijk gebracht. Hij heeft hem daar achter een heg gelegd. [medeverdachte] vertelde ons dat hij naar Zuid-Spanje wilde gaan.8.
De benen van de schutter stonden helemaal uit elkaar. [medeverdachte] was eerst weggereden en toen weer teruggekomen en toen heeft hij de schutter in de auto getrokken. Hij heeft hem op een landweggetje neergelegd in Frankrijk. [medeverdachte] heeft gezegd dat het op een landweggetje was.9.
[medeverdachte] heeft een kleine rode auto, een Renault. Die auto staat op mijn naam.10.
De sleutelbos
Uit het proces-verbaal van sporenonderzoek van [verbalisant 4] en [verbalisant 5] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 27 juni 2014 hebben wij forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een schietincident op de [adres] in [woonplaats] .11.Wij zagen in de grasstrook naast het rechter achterwiel van de witte Peugeot een sleutelbos liggen.12.Dit stuk van overtuiging werd veiliggesteld met SIN-nummer AAGH6043NL.13.
Verbalisant [verbalisant 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik was belast met het onderzoek naar een poging moord gepleegd op 27 juni 2014 te De Meern. Ik kreeg het verzoek om de herkomst te achterhalen van een op de plaats delict aangetroffen autosleutel van het merk Renault. Hierop ben ik naar de Renault dealer te Utrecht gegaan. De sleutel moest van een Renault Clio zijn met chassisnummer [nummer] . Het genoemde chassisnummer is in 2008 op het kenteken [kenteken] gezet. De genoemde auto had een bordeaux rode metallic kleur.14.
Verbalisant [verbalisant 7] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Uit onderzoek bleek dat het kenteken [kenteken] , de rode Renault Clio, was afgegeven aan: [getuige 2] .15.
Uit het NFI-rapport van 4 juli 2014 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
SIN AAGH6043NL#01: bemonstering van de gehele sleutel aan de sleutelbos.
SIN AAGH6043#02: bemonstering van de gehele sleutelhanger aan de sleutelbos.16.
Uit het NFI-rapport van 14 augustus 2014 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
SIN AAGH6043NL#01: onvolledig DNA-profiel van een man: [medeverdachte] : matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard.
AAGH6043NL#02: DNA-mengprofiel van minimaal twee mannen: [medeverdachte] en [verdachte] . Matchkans [medeverdachte] : niet berekend. Matchkans [verdachte] : kleiner dan 1 op 1 miljard.17.
Verkeersongevallenanalyse
Uit het proces-verbaal van de verkeersongevallenanalyse blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Het voertuig dat door het slachtoffer werd bestuurd was een Volkswagen Polo. Wij zagen schade aan het voertuig.18.Op de locatie van het schietincident ( [adres] ter hoogte van pandnummer [nummer] ) was een beschadigde personenauto van het merk Peugeot 106 aangetroffen.19.
Uit de aangetroffen schade aan de Volkswagen Polo en de Peugeot 106 bleek dat niet alle schade als gevolg van contact tussen beide voertuigen was veroorzaakt. De indeukingen van het linker voorscherm van de Volkswagen en het linker achterscherm van de Peugeot hingen hier niet mee samen. Uit tactische informatie bleek dat de schutter waarschijnlijk tussen de voertuigen had gestaan en was aangereden. Met de schade inpassing hebben wij inzichtelijk gemaakt dat dit daadwerkelijk het geval is geweest.20.
De meest waarschijnlijke plaats waar de schutter tussen de voertuigen gestaan moet hebben werd op basis van de schade geïnterpreteerd als de deuk in het linker voorscherm van de Volkswagen en de deuk in het linker achter scherm van de Peugeot.21.Wij plaatsten beide voertuigen met de beschadigde delen tegen elkaar om een benadering van de botspositie te achterhalen. Op het moment dat beide voertuigen in deze stand waren gepositioneerd, zagen wij dat er een ruimte overbleef tussen de deuk in het linker voorscherm van de Volkswagen en de deuk in het linker achterscherm van de Peugeot.22.
Ik, [verbalisant 8] , lichaamslengte +/- 1.80 meter, ging met mijn rechterbeen tegen het linker achterscherm van de Peugeot staan. Wij zagen dat de vorm van de deuk overeen kwam met het been. Tevens zagen wij dat de bovenzijde van de deuk qua hoogte overeen kwam met het heupgewricht.23.Vervolgens ben ik tussen beide voertuigen in gaan staan. Daarbij werd zichtbaar dat de deuk aan het linker voorscherm van de Volkswagen overeen kwam met de vorm van mijn linkerbeen.
Tijdens een aanrijding zal een menselijk lichaam en het plaatwerk onderhavig aan de krachten indrukken en zou hier een persoon tussen gestaan kunnen hebben. Het is daarbij aannemelijk dat deze persoon (ernstig) beenletsel zal hebben opgelopen.24.
Aantreffen verdachte [verdachte] in Frankrijk
Verbalisant [verbalisant 9] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 27 juni 2014 omstreeks 22:00 uur werd in Wasquehal (de rechtbank begrijpt: te Frankrijk) op de Chemin de Heule [verdachte] aangetroffen door een bewoner.25.Ik hoorde dat [verbalisant 10] , brigadier van de Franse politie, de getuige die [verdachte] had aangetroffen, zou gaan horen. Ik hoorde doormiddel van de tolk dat de getuige het volgende verklaarde:
Ik zag dat in de Chamin de Heule een persoon lag. Deze persoon had een strakke zwarte loopbroek aan en een t-shirt. Ik zag dat zijn rechtervoet verdraaid, dan wel haaks op zijn onderbeen stond. Ik zag ook dat het bloed al helemaal gestold was.26.
Letselonderzoek [verdachte]
Uit het forensisch geneeskundig onderzoek door B.F.L. Oude Grotebevelsborg blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
De bij onderzoek op 28-06-2014 gediagnosticeerde botbreuken (de rechtbank begrijpt: bij [verdachte] ) bevonden zich ter hoogte van beide knieën en van de rechterenkel.27.
Samengevat kan het geheel aan fracturen worden verklaard door een situatie waarin botsend geweld heeft plaatsgevonden op de zijkant van de rechterknie, ter hoogte van het fibulakopje. De breuk van de enkel kan verklaard worden doordat bij deze geweldinwerking torsie op het onderbeen ten opzichte van de gefixeerde rechtervoet (bijvoorbeeld op de ondergrond) optrad.
De breuken aan de linkerknie kunnen in deze dynamiek worden verklaard door de gelijktijdig op deze (gestrekte) knie inwerkende ‘variserende’ kracht, waarbij de binnenzijde van de knie wordt samengedrukt en de kniebanden aan de buitenzijde worden uitgerekt, waardoor aan de binnenzijde een ‘samendrukkingsfractuur’ ontstaan en een ‘uitrekkingsfractuur’ aan de buitenzijde van de knie.
Het scenario waarbij [verdachte] nabij het achterwiel van een stilstaande auto zou hebben gestaan, waarbij hij bekneld raakte nadat een andere auto schuin tegen hem zou zijn aangereden dan wel dat hij over die auto werd heen gedrukt kan een verklaring vormen voor het geheel aan botbreuken.28.29.
4.3.2
Bewijsoverwegingen feit 1
Betrouwbaarheid verklaring [getuige 2]
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de getuige [getuige 2] moeten worden uitgesloten van het bewijs. De getuige heeft haar verklaringen afgelegd nadat er in de media al diverse feiten naar voren zijn gekomen en verdachte [verdachte] al vast zat. Daarnaast heeft zij wisselend verklaard. Bij de politie heeft zij verklaard dat zij van haar zoon [medeverdachte] zelf heeft gehoord dat hij betrokken is geweest bij de poging tot liquidatie in De Meern en bij de rechter-commissaris heeft zij verklaard dat zij dit in het geruchtencircuit heeft gehoord.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van de getuige [getuige 2] bij de politie als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en derhalve kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Hetgeen de getuige heeft verklaard vindt namelijk steun en komt overeen met objectieve gegevens die in het onderzoek naar voren zijn gekomen.
De getuige heeft verklaard dat haar zoon [medeverdachte] de chauffeur is geweest bij de poging tot liquidatie. Verdachte [medeverdachte] past in het signalement dat door de getuigen wordt afgegeven van de chauffeur van de BMW (zie de samenvatting van diverse verklaringen, pv p. 234).
Daarnaast heeft zij verklaard dat [medeverdachte] de schutter op een landweggetje dan wel achter een heg in Frankrijk heeft achtergelaten, hetgeen overeenkomt met de locatie alsook met de wijze waarop verdachte [verdachte] is aangetroffen in Frankrijk (zie de foto’s op p. 3310 pv).
Ook heeft de getuige verklaard dat haar zoon [medeverdachte] vervolgens naar Spanje is gevlucht en blijkt uit de objectieve gegevens in het dossier dat verdachte [medeverdachte] in Spanje is aangehouden.
De getuige heeft verklaard dat [medeverdachte] haar eind juni heeft verteld dat hij betrokken was bij de liquidatiepoging in De Meern. Een andere getuige, [getuige 3] , heeft een soortgelijke verklaring afgelegd (p. 3687 en 3689 pv).
Getuige [getuige 2] is steeds duidelijk geweest over haar motief om te verklaren. Zij was zeer bezorgd en bang dat haar zoon gevaar loopt (p. 3663 pv).Dit motief vindt onder meer ondersteuning in de tekst van het door haar op het mobiele nummer van [medeverdachte] op 15 juli 2014 ingesproken voice-mail bericht (p. 302 pv).
Getuige [getuige 2] heeft daarnaast herhaaldelijk op deze wijze bij de politie verklaard. Ook in haar eerste verhoor bij de rechter-commissaris op 19 maart 2015 heeft de getuige niet gezegd dat haar verklaringen bij de politie niet klopten, maar heeft zij gezegd dat zij geen antwoord wilde geven op inhoudelijke vragen omdat dit te belastend zou zijn voor haar zoon. Pas vanaf het moment dat haar zoon was aangehouden - en het motief om te verklaren zoals zij tot dan toe had gedaan voor [getuige 2] was komen te ontvallen - , heeft de getuige haar verklaring gewijzigd. De tweede verklaring die de getuige bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, acht de rechtbank in dat licht bezien niet geloofwaardig. De rechtbank verwerpt daarom het verweer.
Letsel [verdachte]
De verdediging heeft opgemerkt dat wat het slachtoffer heeft verklaard over het aanrijden van de schutter in combinatie met het onderzoek ter plaatse geen goede verklaring vormt voor de enorme wond op het linker bovenbeen van verdachte. Volgens de forensisch arts kan de huidafschaving immers worden verklaard door een voorwerp dat langere tijd beweegt op of langs hetzelfde huidgebied.
De rechtbank overweegt hierover dat de deskundige in haar rapport van 8 oktober 2015 ook heeft geconstateerd dat sprake was van een grote wond op het linker bovenbeen van verdachte. Kennelijk heeft dit gegeven de conclusie van de deskundige niet aangetast en heeft de deskundige daarin geen reden gezien om te constateren dat het geheel aan letsels van verdachte niet in het gestelde scenario zou kunnen passen. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van het deskundigenrapport van 8 oktober 2015.
Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij ervan uitgaat dat hij zijn letsels heeft opgelopen doordat hij tijdens het hardlopen in Frankrijk is aangereden door een voertuig. Verdachte zou op 27 juni 2014 besloten hebben naar de Ardennen of Frankrijk te rijden om daar een hardloopwedstrijd voor zijn hardloopclub uit te gaan zoeken.
De rechtbank is van oordeel dat dit door verdachte aangedragen scenario als onaannemelijk terzijde moet worden geschoven. De echtgenote van verdachte heeft in eerste instantie gezegd dat zij niet wist dat haar echtgenoot naar Frankrijk zou gaan die dag (op 28 juni 2014, 8:15 uur, pv p. 3273). Dit wordt ondersteund door de verklaring van haar broer (p. 3529) . Eerst nadat zij verdachte had gesproken heeft de echtgenote van verdachte verklaard dat verdachte naar de Ardennen zou gaan, terwijl verdachte is aangetroffen tussen een bedrijventerrein en een woonwijk in een voorstad van Lille (p. 3309). De VW Transporter van verdachte is op korte afstand van die plek aangetroffen.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte zonder daarover iets tegen zijn vrouw en kinderen te zeggen, naar Frankrijk is vertrokken om uitgerekend op die plek (een woonwijk en een bedrijventerrein te Wasquehal) een hardloopwedstrijd uit te zoeken. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat verdachte naar eigen zeggen wel vaker deelnam aan wedstrijden in het buitenland, maar ter zitting heeft verklaard vooraf niet te hebben onderzocht of er in (de buurt van) waar hij is aangetroffen wedstrijden werden georganiseerd.
DNA op verplaatsbaar object
De verdediging heeft aangevoerd dat de bewijswaarde van het aangetroffen DNA-spoor dat matcht met het DNA-profiel van verdachte op de sleutelbos in de buurt van de plaats delict, zeer gering is. De aangetroffen sleutelbos is een verplaatsbaar object waarvan niet vaststaat hoe lang die daar al heeft gelegen en hoe die daar terecht is gekomen. Daarnaast is de sleutelbos geen daderspoor.
De rechtbank oordeelt als volgt. Een DNA-spoor dat matcht met het DNA-profiel van verdachte is op een verplaatsbaar object, te weten een sleutelhanger behorend bij een autosleutel, aangetroffen. Op deze sleutelhanger en op de bijbehorende sleutel bevond zich tevens biologisch materiaal dat hoogstwaarschijnlijk door medeverdachte [medeverdachte] hierop is achtergelaten. De autosleutel is aangetroffen nabij de plaats waar getuigen de schutter op de grond hebben zien liggen en waar de bestuurder heeft gestaan bij het in de vluchtauto werken van de schutter en (een) nabij de schutter op de grond liggende object(en). De autosleutel behoort voorts bij een auto die zich rond 08:00 uur van Utrecht richting Vleuten/De Meern30.heeft verplaatst over de Verlengde Vleutenseweg (pv p. 3546 onderaan). Deze auto staat op naam van [getuige 2] . De sleutel met hanger is voorts aangetroffen in een woonwijk waar verdachte normaliter niet behoeft te komen. Ter zitting heeft verdachte aangevoerd dat hij regelmatig winkels/horeca op de nabijgelegen Meerndijk bezoekt, maar een route vanuit zijn woning via de [adres] ligt dan niet voor de hand.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de kans dat de sleutel en sleutelhanger tijdens het onderhavige delict op de plaats delict zijn achtergelaten groot.
De rechtbank beoordeelt de bewijswaarde van dit DNA-spoor daarenboven in het licht van de combinatie van bovengenoemde bewijsmiddelen. Gelet op – kort gezegd – de verklaring van [getuige 2] , het letsel bij verdachte in combinatie met de verkeersongevallenanalyse, en het feit dat het DNA-profiel van beide verdachten matcht met het aangetroffen mengprofiel op de (sleutelhanger van de) autosleutel, acht de rechtbank de bewijswaarde van de match met het DNA van verdachte groot.
Op grond van al het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, komt de rechtbank tot het oordeel dat bewezen is dat verdachte betrokken is geweest bij de schietpartij en dat hij – gelet op de verklaring van [getuige 2] en het aangetroffen letsel – de schutter is geweest.
Voorbedachten rade
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van voorbedachten rade. Niet blijkt van een vooropgezet plan. Het met zwarte kleding iemand klemrijden kan ook passen bij een plan om iemand te bedreigen, te verwonden of wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven. De omstandigheid dat er een vuurwapen aanwezig was in de auto rechtvaardigt niet de conclusie dat sprake is geweest van voorbedachten rade, aldus de verdediging.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend. Verdachte en de medeverdachte zijn in een BMW, die niet aan hen toebehoorde, door de straat gereden waar het slachtoffer aan woont. Verdachte had daarbij een automatisch vuurwapen bij zich en was geheel in het zwart gekleed en had een zwarte (bivak)muts op zijn hoofd. Dat verdachte en de medeverdachte het slachtoffer bewust hebben opgezocht blijkt uit het feit dat het slachtoffer zijn woning heeft verlaten en in zijn auto is weggereden en vervolgens vrijwel direct door de BMW waarin verdachte en de medeverdachte zaten is klemgereden. Uit de getuigenverklaring van [getuige 1] blijkt dat verdachte direct na het klemrijden de BMW uit is gestapt en meteen meerdere keren gericht op de auto van het slachtoffer heeft geschoten. Vanaf het moment dat het slachtoffer met zijn auto is weggereden bij zijn woning, tot aan het moment dat hij weer terug is gekomen bij zijn woning met schotverwondingen, hebben in totaal slechts twee minuten gezeten. Uit deze wijze van uitvoeren leidt de rechtbank af dat verdachte voorafgaand aan de uitvoering al van plan was om het wapen af te vuren op het slachtoffer en het wapen niet slechts wilde gebruiken om mee te dreigen.
De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat de verdachte vóór de uitvoering van zijn daad de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad. Nu verdachte deze gelegenheid heeft gehad, houdt de rechtbank het ervoor dat verdachte van deze gelegenheid ook gebruik heeft gemaakt, nu verdachte zelf of anderen hier niets over hebben verklaard. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Medeplegen
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier geen bewijs bevat voor medeplegen, aangezien slechts ten aanzien van de schutter uitvoeringshandelingen kunnen worden vastgesteld en de bijdrage van de bestuurder geen uitvoerende is, maar een ondersteunende.
De rechtbank overweegt als volgt. Medeplegen veronderstelt een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, welke samenwerking moet zijn gericht op het opzettelijk van het leven beroven van [slachtoffer] .
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. Verdachte en de medeverdachte zijn samen in een BMW gereden door de straat waar de woning van het slachtoffer zich aan bevond en hebben de auto met daarin het slachtoffer klemgereden. Verdachte was de bijrijder en de medeverdachte was de bestuurder van deze BMW. Verdachte was hierbij geheel in het zwart gekleed en had een groot automatisch vuurwapen bij zich. Verdachte is na het klemrijden direct uit de auto gestapt met dit automatische vuurwapen in zijn hand en heeft hiermee vervolgens meteen meerdere keren gericht op de auto van het slachtoffer geschoten. Gelet op de grootte van het vuurwapen en de verklaring van getuige [getuige 1] dat de schutter direct na het uit de auto stappen begon te schieten, moet de bestuurder van de BMW het wapen even voor het uitstappen van verdachte al gezien hebben, in elk geval tijdens het overbruggen van de afstand tot de VW Polo van het slachtoffer. De BMW is na het klemrijden doorgereden en is na korte tijd weer teruggekomen om verdachte, de schutter, in de auto te leggen, waarna zij met hoge snelheid zijn gevlucht. Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat sprake was van een onderlinge taakverdeling, waarbij medeverdachte [medeverdachte] een belangrijke rol had bij de uitvoering van het delict. Verdachten hebben immers het slachtoffer bewust opgezocht, medeverdachte [medeverdachte] heeft vervolgens de auto van het slachtoffer klemgereden om het voor de schutter mogelijk te maken op deze auto te schieten en heeft de schutter na het beschieten van de auto weer opgehaald en de vluchtauto bestuurd.
Gelet op deze uiterlijke verschijningsvorm was het opzet van verdachte en de medeverdachte gericht op het doden van [slachtoffer] .
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zodanig bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn medeverdachte, zowel vóór, tijdens, als na het feit, dat sprake is van medeplegen van het tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 27 juni 2014 te De Meern schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot moord op [slachtoffer] .
4.3.3
Bewijsmiddelen feit 2
Behalve de opgesomde bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 neemt de rechtbank met betrekking tot het ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie nog de volgende bewijsmiddelen in aanmerking.
Uit het sporenonderzoek van [verbalisant 4] en [verbalisant 5] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Het onderzoek is verricht op de [adres] in [woonplaats] .31.Het schietincident zou plaats gevonden hebben rondom de witte Peugeot met kenteken [kenteken] . Achter en naast de Peugeot troffen wij verschillende stukken van overtuiging aan: 7 hulzen (SIN nummers AAGH6041NL, -42NL, -44-46NL, -49NL en -50NL).32.In het gras naast de witte Peugeot werden nog twee hulzen aangetroffen (SIN AAGH6038NL en -36NL). De 9 aangetroffen hulzen waren allen voorzien van een gelijksoortige bodemstempel (S&B – 7.65 br) en rode verf op het slaghoedje.33.
Uit het NFI-rapport van 19 augustus 2014 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Voor de negen hulzen (AAGH6036NL, -38NL, -41NL, -42NL, -44NL, -45NL, -46NL,
-49NL en -50NL), kaliber 7,65mm Browning, zijn de volgende hypothesen beschouwd:
1. de hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen.
2. de hulzen zijn verschoten met meerdere vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is, dan wanneer hypothese 2 juist is.34.
De negen hulzen zijn vermoedelijk verschoten met een machinepistool van het kaliber 7,65mm Browning, type Scorpion.35.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 27 juni 2014 te De Meern, in de gemeente Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, met een vuurwapen op die [slachtoffer] heeft geschoten, waarbij meerdere kogels in het lichaam van die [slachtoffer] zijn gedrongen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
op 27 juni 2014 te De Meern, in de gemeente Utrecht, tezamen en in verenging met een ander een vuurwapen van categorie II of III en munitie van categorie II of III voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1: medeplegen van poging tot moord;
Feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II of III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten. Subsidiair, indien de rechtbank tot een strafoplegging komt, heeft de verdediging verzocht om rekening te houden met de bijzondere omstandigheden van verdachte, waaronder zijn gezin en zijn invaliditeit.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met een ander geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven door meerdere keren met een automatisch vuurwapen op het slachtoffer te schieten. Deze schietpartij vond plaats op klaarlichte dag, midden in een woonwijk in De Meern. In het dossier zitten verklaringen van getuigen die de schietpartij vlak voor hun woning hebben zien gebeuren. Een dergelijk ernstig delict schokt de rechtsorde zeer en veroorzaakt in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid.
Het slachtoffer is bij de schietpartij in totaal vier keer geraakt en mag van geluk spreken dat hierbij geen vitale delen zijn geraakt. Slechts door het handelen van het slachtoffer, waarbij hij de schutter tussen twee auto’s heeft klemgereden, is het slachtoffer ontkomen. Hij is echter nu, anderhalf jaar later, nog altijd niet hersteld van zijn verwondingen en zal nog een operatie moeten ondergaan.
Hoewel de rechtbank door het stilzwijgen van verdachte en de medeverdachte geen inzicht heeft kunnen krijgen in de achtergrond van deze poging om [slachtoffer] te vermoorden, kan op grond van de uitvoering wel worden vastgesteld dat het hier gaat om een kennelijk goed voorbereide, kille afrekening, waarbij verdachte de schutter is geweest.
De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij op deze wijze heeft gehandeld.
De rechtbank heeft gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd en acht een gevangenisstraf voor de duur van elf jaren met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
9. Het beslag
Onder verdachte zijn de goederen in beslag genomen die vermeld staan op de beslaglijst. De beslaglijst is als bijlage aan dit vonnis toegevoegd.
9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd zoals op de beslaglijst achter ieder goed vermeld staat.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt over het beslag.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gelast de teruggave van de goederen met nummers 1 tot en met 7 op de beslaglijst aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten medeverdachte [medeverdachte] .
De rechtbank gelast de teruggave van de goederen met nummers 8 tot en met 14 op de beslaglijst aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten verdachte [verdachte] .
De rechtbank gelast de teruggave van de goederen met nummers 15 en 19 tot en met 23 aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten [getuige 2] .
De rechtbank gelast de teruggave van de goederen met nummer 16 en 17 aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten [slachtoffer] .
De officier van justitie heeft gevorderd de goederen met nummers 18 en 24 tot en met 26 te vernietigen. Dit is echter niet een beslissing die aan de rechtbank toekomt. Voor zover de officier van justitie heeft bedoeld te vorderen dat deze goederen moeten worden onttrokken aan het verkeer, is de rechtbank van oordeel dat een geval als omschreven in artikel 36d Wetboek van Strafrecht niet aan de orde is.
De rechtbank is van oordeel dat de vraag naar de rechthebbende(n) van de goederen – gelet op de aard van die goederen, te weten anonieme brieven – in beginsel ook niet aan de orde is, maar zal beslissen dat de goederen – gelet op hetgeen door de verdediging van medeverdachte [medeverdachte] naar voren is gebracht – dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende(n).
10. Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 23.892,39, bestaande uit € 7.500,- aan immateriële schade en € 16.392,39 aan materiële schade.
10.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd een bedrag van € 23.707,37 hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de vordering dermate complex van aard en omvang is dat de vordering ook om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Meer subsidiair zijn de volgende posten (gedeeltelijk) betwist: kleding, medische kosten, reiskosten, smartengeld, vervangend vervoer en eigen bijdrage CAK.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van [slachtoffer] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor feit 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op
€ 22.609,77 (tweeëntwintigduizend zeshonderdnegen euro en zevenenzeventig eurocent), te weten € 15.109,77 aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de hieronder genoemde posten overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende:
Op de post ‘kleding’ (onder 1: gestolen en/of beschadigde goederen) heeft de rechtbank 5% afschrijvingskosten toegepast, waardoor een bedrag van € 67,50 op die post in mindering wordt gebracht. Het totale bedrag dat wordt toegewezen onder de post ‘kleding’ bedraagt derhalve € 1.284,40.
Het bedrag van de post ‘eigen risico’ (onder 2: medische kosten) is door de benadeelde partij verkeerd opgeteld. Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van de benadeelde partij daarnaast aangegeven dat een bedrag van € 185,02 reeds voor het onderhavige strafbare feit is verrekend met het eigen risico van de benadeelde partij. Dit bedrag heeft de raadsvrouw van de benadeelde partij daarom ter terechtzitting ingetrokken. In totaal wordt een bedrag van € 451,05 in mindering gebracht op de post ‘medische kosten’. Het totale bedrag van de post ‘medische kosten’ komt daarom uit op € 2.943,42.
Op het bedrag van de post ‘vervoerskosten’ (onder 4: reiskosten) past de rechtbank een kilometertarief van € 0,19 toe. De kosten van vervoer zijn immers gemaakt met een huurauto, waardoor er geen afschrijving op een auto van de benadeelde partij heeft plaatsgevonden. Afschrijvingskosten zijn echter wel verrekend in het standaardtarief van
€ 0,29 per kilometer. Voorts gaat de rechtbank uit van een retour reisafstand van 33,4 kilometer van de woning van het slachtoffer naar het ziekenhuis. In totaal komt de rechtbank dan uit op een bedrag van € 1.344,83. ter zake ‘reiskosten’.
De benadeelde partij is in de hiervoor genoemde onderdelen van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 24c, 36f, 57, 289 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
12. Beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: medeplegen van poging tot moord;
Feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II of III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van elf (11) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslag
- Gelast de teruggave aan verdachte van:
8. 1.00 STK Kleding Kl:zwart
-
1200387, kleding en schoeisel
9. 1.00 STK Schoenen
NIKE
1200384
10. 1.00 STK Sportkleding Kl:zwart
-
1200383, sport kleding en schoeisel
11. 1.00 STK Sok
-
1200380
12. 1.00 STK Kleding Kl:grijs
-
1227137, kleding en schoeisel
13. 1.00 STK Navigatiesysteem Kl:zwart
MIO Digiwalker
1227216
14. 3.00 STK Sleutel
-
1227212
- Gelast de teruggave aan medeverdachte [medeverdachte] van:
1. STK Broek
NIKE jogging
1210152
2. 1.00 STK Vest
MCGREGOR
1210151
3. 1.00 STK Jas
NIKE
1210154
4. 1.00 STK Papier
GAMMA
1215627
5. 1.00 STK Vest
NIKE
1210162
7. 1.00 STK Tas
LINE Streetwear
1210166, schouder
- Gelast de teruggave aan [slachtoffer] van:
16. STK Telefoon
BLACKBERRY 9320
1185900
17. 1.00 STK Personenauto [kenteken]
VOLKSWAGEN Polo Kl:grijs
1189267
- Gelast de teruggave aan [getuige 2] van:
6. 1.00 STK Personenauto [kenteken]
RENAULT Clio Kl:rood
1072257
15. 1.00 STK Sleutelbos
-
1186315
19. 1.00 STK Aansteker
-
1213143
20. 1.00 STK Aansteker
-
1213135
21. 1.00 FLS Fles
SPA
1213146
22. 1.00 FLS Fles
SPA
1213145
23. 1.00 FLS Fles
SPA
1213134
- Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van:
18. 1.00 STK Briefpost
-
1240710
24. 1.00 STK Briefpost
-
1255442
25. 1.00 STK Briefpost
-
1256921
26. 1.00 STK Briefpost
-
1195011
Ten aanzien van feit 1: De vordering benadeelde partij
Wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 22.609,77 (zegge: tweeëntwintigduizend zeshonderdnegen euro en zevenenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] , € 22.609,77 (zegge: tweeëntwintigduizend zeshonderdnegen euro en zevenenzeventig eurocent) aan de Staat te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander/anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening en bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 148 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.G. van Ommeren, voorzitter,
mrs. E.M. de Stigter en A.M.M.E. Doekes-Beijnes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 november 2015.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 juni 2014 te De Meern, in de gemeente Utrecht, althans
in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het
leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans
éénmaal, met een vuurwapen op die [slachtoffer] heeft/hebben geschoten, waarbij één of
meerdere kogel(s) in het lichaam van die [slachtoffer] is/zijn gedrongen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 27 juni 2014 te De Meern, in de gemeente Utrecht, tezamen
en in verenging met een ander of anderen, althans alleen, een vuurwapen van
categorie II en/of III en/of munitie van categorie II en/of III voorhanden
heeft/hebben gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 17‑11‑2015
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , d.d. 28 juni 2014, p. 140.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , d.d. 28 juni 2014, p. 141.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 27 juni 2014, p. 34.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 27 juni 2014, p. 37.
De geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] , d.d. 10 juli 2014, p. 350.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 juli 2014, p. 3663.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 juli 2014, p. 3664.
Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] , d.d. 28 juli 2014, p. 3668.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 juli 2014, p. 3664.
Het proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 4 juli 2014, p. 84 van het afzonderlijk genummerd FO-dossier (PL09-2014170566).
Het proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 4 juli 2014, p. 85 van het afzonderlijk genummerd FO-dossier (PL09-2014170566).
Het proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 4 juli 2014, p. 87 van het afzonderlijk genummerd FO-dossier (PL09-2014170566).
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 juni 2014, p. 80.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 13 augustus 2014, p. 3556.
Het NFI-rapport d.d. 4 juli 2014, p. 227 van het afzonderlijk genummerd FO-dossier (PL09-2014170566).
Het NFI-rapport d.d. 14 augustus 2014, p. 230 van het afzonderlijk genummerd FO-dossier (PL09-2014170566).
Het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, d.d. 17 juli 2014, p. 128.
Het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, d.d. 17 juli 2014, p. 138.
Het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, d.d. 17 juli 2014, p. 144.
Het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, d.d. 17 juli 2014, p. 146.
Het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, d.d. 17 juli 2014, p. 147.
Het proces-vervaal van verkeersongevallenanalyse, d.d. 17 juli 2014, p. 148.
Het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, d.d. 17 juli 2014, p. 150.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 augustus 2014, p. 3308.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 augustus 2014, p. 3309.
Het rapport van forensisch geneeskundig onderzoek, door B.F.L. Oude Grotebevelsborg, d.d. 8 oktober 2015, p. 13 (afzonderlijk genummerd).
Het rapport van forensisch geneeskundig onderzoek, door B.F.L. Oude Grotebevelsborg, d.d. 8 oktober 2015, p. 14 (afzonderlijk genummerd).
Algemeen bekend is dat Vleuten en De Meern bij de realisatie van de nieuwbouw- en Vinex locatie Leidsche Rijn aan elkaar en aan de stad Utrecht zijn gegroeid.
Het proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 4 juli 2014, p. 84 van het afzonderlijk genummerd FO-dossier (PL09-2014170566).
Het proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 4 juli 2014, p. 85 van het afzonderlijk genummerd FO-dossier (PL09-2014170566).
Het proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 4 juli 2014, p. 86 van het afzonderlijk genummerd FO-dossier (PL09-2014170566).
Het NFI-rapport d.d. 19 augustus 2014, p. 269 van het afzonderlijk genummerd FO-dossier (PL09-2014170566).
Het NFI-rapport d.d. 19 augustus 2014, p. 270 van het afzonderlijk genummerd FO-dossier (PL09-2014170566).