Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart
Artikel 3 bis
Geldend
Geldend vanaf 01-10-1998
- Bronpublicatie:
10-05-1984, Trb. 1984, 105 (uitgifte: 04-09-1984, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-10-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-01-1999, Trb. 1999, 6 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Douane (V)
a.
De Verdragsluitende Staten erkennen dat elke Staat zich ervan dient te onthouden over te gaan tot het gebruik van wapens tegen burgerluchtvaartuigen tijdens de vlucht en dat, in geval van onderschepping, het leven van personen aan boord en de veiligheid van luchtvaartuigen niet in gevaar mogen worden gebracht. Deze bepaling mag niet zo worden uitgelegd dat daardoor op enigerlei wijze de rechten en plichten van Staten vervat in het Handvest van de Verenigde Naties worden gewijzigd.
b.
De Verdragsluitende Staten erkennen dat elke Staat, in de uitoefening van zijn soevereiniteit, gerechtigd is de landing op een daartoe aangewezen vliegveld te eisen van een burgerluchtvaartuig dat zonder vergunning boven zijn grondgebied vliegt of indien er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat dit luchtvaartuig wordt gebruikt voor doeleinden die onverenigbaar zijn met de strekking van dit Verdrag; een Staat is tevens gerechtigd een dergelijk luchtvaartuig iedere andere instructie te geven ten einde dergelijke schendingen te beëindigen. Hiertoe kunnen de Verdragsluitende Staten alle passende maatregelen nemen, die verenigbaar zijn met de daarop betrekking hebbende regels van het internationale recht, waaronder de daarop betrekking hebbende bepalingen van dit Verdrag, in het bijzonder lid a van dit artikel. Elke Verdragsluitende Staat stemt ermede in zijn van kracht zijnde voorschriften betreffende de onderschepping van burgerluchtvaartuigen te publiceren.
c.
Elk burgerluchtvaartuig dient een bevel, gegeven in overeenstemming met het bepaalde in lid b van dit artikel, op te volgen. Elke Verdragsluitende Staat neemt alle noodzakelijke bepalingen in zijn nationale wetten of voorschriften op ten einde het opvolgen van dergelijke bevelen verplicht te stellen voor elk burgerluchtvaartuig dat in die Staat is geregistreerd of wordt geëxploiteerd door een exploitant die zijn hoofdkantoor of zijn vaste woonplaats in deze Staat heeft. Elke Verdragsluitende Staat stelt iedere schending van zodanige toepasselijke wetten of voorschriften strafbaar met strenge straffen en brengt de zaak voor zijn bevoegde autoriteiten overeenkomstig zijn wetten of voorschriften.
d.
Elke Verdragsluitende Staat neemt passende maatregelen ten einde het opzettelijke gebruik van een burgerluchtvaartuig dat in die Staat is geregistreerd of wordt geëxploiteerd door een exploitant die zijn hoofdkantoor of zijn vaste woonplaats in deze Staat heeft, voor alle doeleinden die onverenigbaar zijn met de strekking van dit Verdrag, te voorkomen. Deze bepaling laat onverlet het bepaalde in lid a en doet niets af aan het bepaalde in de leden b en c van dit artikel.