NJ 1963/476
Waardering van te onteigenen grond als bouwrijpe grond of als ruwe bouwgrond. Gronden welke niet in aanmerking komen voor weigering van een bouwvergunning ex art. 6, 2e lid, Woningwet. Waardedrukkende bestemming van het te onteigenen complex volgens het uitbreidingsplan waarmede bij de bepaling der waarde rekening mag worden gehouden.
HR 26-06-1963, ECLI:NL:HR:1963:149
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 juni 1963
- Magistraten
Mrs. van Rijn van Alkemade, van der Loos, Dubbink, Tekenbroek en Korthals Altes
- Zaaknummer
[26061963/NJ_1963-476]
- Conclusie
Mr. Bakhoven
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS139826:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1963:149, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑06‑1963
- Wetingang
Onteigeningswet artt. 40, 40a; Woningwet art, 6, 2e lid.
Essentie
Waardering van te onteigenen grond als bouwrijpe grond of als ruwe bouwgrond. Gronden welke niet in aanmerking komen voor weigering van een bouwvergunning ex art. 6, 2e lid, Woningwet. Waardedrukkende bestemming van het te onteigenen complex volgens het uitbreidingsplan waarmede bij de bepaling der waarde rekening mag worden gehouden.
Samenvatting
De gemeente heeft op grond van art. 10 Wederopbouwwet i.v.m. een bouwplan ter leniging van de woningnood de onteigening gevorderd van drie percelen (waaronder dat van de verweerders in cassatie), welke een aaneengesloten geheel vormen en zijn gelegen o.a. aan de bestaande verharde wegen de Weden en de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.