Einde inhoudsopgave
Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers
Artikel 20a
Geldend
Geldend vanaf 24-06-2015. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
15-06-2015, Stcrt. 2015, 17034 (uitgifte: 23-06-2015, regelingnummer: BS2015012397)
- Inwerkingtreding
24-06-2015, terugwerkend tot: 01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-06-2015, Stcrt. 2015, 17034 (uitgifte: 23-06-2015, regelingnummer: BS2015012397)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid ziektekosten / Bijzondere onderwerpen
1.
De in artikel 9a, eerste lid onderdeel a, bedoelde financiële tegemoetkoming bedraagt, rekening houdend met de eigen bijdrage, éénmalig maximaal € 2408-. Dit bedrag kan over vijf jaar verspreid worden uitgekeerd. De hoogte van de eigen bijdrage bedraagt:
- a.
bij een inkomen tot het bruto minimumloon: 1% van het inkomen;
- b.
bij een inkomen hoger dan het bruto minimumloon, maar lager dan het bruto inkomen ingevolge de Regeling inkomenstoets vervoersvoorzieningen REA, zoals die luidde op de dag voorafgaand aan de dag waarop de regeling is vervallen: 1,5% van het inkomen;
- c.
bij een inkomen hoger dan het bruto inkomen ingevolge de Regeling inkomenstoets vervoersvoorzieningen REA, zoals die luidde op de dag voorafgaand aan de dag waarop de regeling is vervallen: 2% van het inkomen.
Bij de vaststelling van het inkomen is het bepaalde in artikel 6, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.
2.
De in artikel 9a, eerste lid, onderdeel b, d en e, bedoelde financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal € 606,– per vijf jaar.
3.
De in artikel 9a, eerste lid, onderdeel c, bedoelde financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal € 2745,– per vijf jaar.
4.
De in artikel 9a, tweede lid, onder a, bedoelde financiële tegemoetkoming bedraagt, rekening houdende met een eigen bijdrage van € 441,– maximaal € 606,– per vijf jaar.
5.
De in artikel 9a, tweede lid, onder b, bedoelde financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal € 2500,– per vijf jaar.
6.
De in artikel 9a, tweede lid, onder c, bedoelde financiële tegemoetkomingen bedragen maximaal € 500,– per vijf jaar, respectievelijk maximaal € 100,– per jaar.
7.
De in artikel 9a, tweede lid, onder d, bedoelde financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal € 60,– per jaar.
8.
De in artikel 9a, derde lid, bedoelde financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal € 245,– per jaar.
9.
De in artikel 9a, vierde lid, bedoelde financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal € 544,– per middel dan wel per behandeling per jaar.
10.
De in artikel 9a, vijfde lid, bedoelde financiële tegemoetkoming bedraagt de kosten van kinderopvang voor de dagen waarop een behandeling plaatsvindt almede, indien medisch geïndiceerd, voor één extra hersteldag per week. De tegemoetkoming wordt verstrekt indien betrokkene voorheen de kinderopvang verzorgde. De tegemoetkoming wordt verlaagd met het recht op kinderopvangtoeslag.
11.
De in artikel 9a, zesde lid, bedoelde financiële vergoeding, wordt verlaagd met aanspraken op vergoeding van ziektekostenverzekering en wordt hooguit tweemaal voor een jaar toegekend.
Voorwaarden voor toekenning
- a.
er is t.a.v. cliënt sprake van de dienstverbandaandoening PTSS,
- b.
vanuit de behandelende sector wordt aangegeven dat begeleiding in het betreffende geval noodzakelijk is, en
- c.
de zorgcoördinator/casemanager (ZC/CM) geeft een onderbouwd advies af waaruit blijkt dat begeleiding noodzakelijk is om ernstige gevolgen (financieel, relationeel, sociaal maatschappelijk e.d.) te voorkomen.
Duur van de toekenning
- a.
De onderhavige vergoeding wordt toegekend voor de duur van maximaal 1 jaar (korter indien de ZC/CM een kortere periode voldoende acht).
- b.
De vergoeding kan maximaal 1 jaar worden verlengd (indien de ZC/CM het noodzakelijk acht en indien dit vanuit de behandelende sector wordt ondersteund).
- c.
Indien de zorgcoördinator de begeleiding na 2 jaar alsnog noodzakelijk acht, wordt deze aanvraag in het kader van art. 11 VZR aan de VA/SMO ter beoordeling voorgelegd (er is op dat moment voldoende informatie beschikbaar op grond waarvan de VA zich een beeld kan vormen van de situatie van cliënt (en zijn gezin). De VA dient de duur van de eventuele verlenging aan te geven.