De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/26.1.3:26.1.3 De dwangsomschuld
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/26.1.3
26.1.3 De dwangsomschuld
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS375510:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Wat betreft de schuldoverneming overwoog ik dat de bestaande dwangsomschuld niet het lot van de hoofdschuld volgt, op grond van art. 6:157 BW, en dat deze zich gezien het zelfstandig karakter daarvan voor afzonderlijke schuldoverneming leent.
Ten aanzien van de toekomstige dwangsomschuld is op beide punten het tegendeel het geval. In de eerste plaats bepaalt art. 6:157 BW uitdrukkelijk dat bij schuldoverneming de dwangsomschuld mee overgaat. Mijn kritische kanttekening bij overgang van de nog te verbeuren dwangsom op een andere dwangsomcrediteur, geldt in nog sterkere mate ten aanzien van overgang van de dwangsomschuld op een andere dwangsomdebiteur. Met name omstandigheden die de dwangsomdebiteur betreffen, zijn over het algemeen bij de vaststelling van de dwangsomveroordeling voor de rechter bepalend geweest, zodat een verandering van de persoon van de potentiële dwangsomdebiteur eraan in de weg zou moeten staan dat de dwangsomveroordeling in de nieuwe partijverhouding gelding heeft.
Zelfstandige schuldoverneming ten aanzien van de toekomstige dwangsom-schuld moet ten slotte niet mogelijk worden geoordeeld: de debiteur van de subsidiaire dwangsomveroordeling dient steeds dezelfde te zijn als de debiteur van de hoofdvordering, wil van de subsidiaire veroordeling preventieve werking uitgaan. Een scheiding van hoofd- en dwangsomschuld verdraagt zich niet met het accessoir karakter van de dwangsom. Een verzekeringsovereenkomst die strekt tot vergoeding van verbeurde dwangsommen is om dezelfde reden ontoelaatbaar; weliswaar blijft de persoon van de debiteur in dit geval dezelfde, maar de omstandigheid dat de dwangsomdebiteur als gevolg van zijn verzekering van de dwangsomveroordeling geen financiële prikkel ondervindt, ondermijnt het dwangmiddel op ongeoorloofde wijze.