Hof 's-Gravenhage, 14-09-2010, nr. 200.014.738/01
ECLI:NL:GHSGR:2010:BN6698
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
14-09-2010
- Magistraten
Mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, H.C. Grootveld, R.F. Groos
- Zaaknummer
200.014.738/01
- LJN
BN6698
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2010:BN6698, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 14‑09‑2010
Uitspraak 14‑09‑2010
Mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, H.C. Grootveld, R.F. Groos
Partij(en)
Arrest van de eerste civiele kamer d.d. 14 september 2010 (bij vervroeging)
inzake
EUROPCAR AUTOVERHUUR B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
appellante,
hierna te noemen: Europcar,
advocaat: mr. L.M. Bruins te 's‑Gravenhage,
tegen
[Naam],
wonende te [plaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. M.W. Eshuis te 's‑Gravenhage.
Het geding
Voor het verloop van het geding tot aan het tussenarrest van 21 oktober 2008 verwijst het hof naar dat arrest. Bij dat arrest is een comparitie bevolen die vervolgens niet is gehouden. Bij memorie van grieven (met producties) heeft Europcar drie grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord (met producties) heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden. Hierna hebben beide partijen nog een akte genomen (de akte van [geïntimeerde] met een productie). Vervolgens is arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1.
Het volgende staat tussen partijen vast.
(1.1)
[geïntimeerde] heeft op 10 augustus 2004 voor een periode van een week van Europcar gehuurd een Opel Corsa, kenteken 66-PK-GD, (verder: de auto), waarbij [geïntimeerde] het eigen risico van € 150,-- (voor casco en/of WA schade per gebeurtenis) heeft afgekocht. Als waarborgsom heeft [geïntimeerde] een bedrag van € 250,-- betaald.
(2.2)
Op bladzijde 1 van het door [geïntimeerde] op 10 augustus 2004 voor akkoord getekende huurcontract is (even boven de handtekening van [geïntimeerde]) onder meer opgenomen:
‘ BELANGRIJK: (…) Huurder verklaart akkoord te gaan met dit huurcontract en met alle condities zoals vermeld op bijgaande Algemene Voorwaarden(…)
Dit contract bestaat uit 2 formulieren en vormt tezamen de verhuurovereenkomst.’
Op blz 2 van het huurcontract is onder meer opgenomen:
‘Huurder verklaart akkoord te gaan met de algemene voorwaarden van Europcar Autoverhuur B.V. Huurder verklaart tevens accoord te gaan met alle condities op pagina 1 van de overeenkomst en een exemplaar van deze overeenkomst alsmede de auto (…) te hebben ontvangen.’
Deze tweede bladzijde van het huurcontract is eveneens door [geïntimeerde] als huurder/bestuurder getekend, en wel op een plaats kort onder deze geciteerde passage.
(2.3)
De algemene huurvoorwaarden van de leden van de afdeling autoverhuur ledenassociatie van bovag (verder: de algemene voorwaarden) houden, voor zover thans van belang, onder meer in:
Artikel 7.4: ‘Alleen personen die in de huurovereenkomst als bestuurder — eventueel tevens in de hoedanigheid van huurder — zijn aangeduid, mogen het voertuig besturen. Het is huurder niet toegestaan het voertuig ter beschikking te stellen aan een persoon die niet als bestuurder is vermeld op de voorzijde van het huurcontract’.
Artikel 8.3: ‘Indien er een eigen risico in de huurovereenkomst is overeengekomen, is de aansprakelijkheid van huurder voor schade per schadegeval beperkt tot het bedrag van het eigen risico, tenzij: de schade is ontstaan tijdens of tengevolge van handelen of nalaten in strijd met artikel 7; (…) — de schade is ontstaan door vermissing van het voertuig en/of de bij het voertuig behorende autosleutels (…) en/of de bij het voertuig behorende bescheiden (zoals het kentekenbewijs en de grensdocumenten) niet alle bij verhuurder zijn ingeleverd; (…)’
(2.4)
In de nacht van 14 op 15 augustus 2004 is de auto bij een eenzijdig ongeval zodanig beschadigd dat de schade is afgewikkeld op basis van totaal verlies. De auto was door Europcar WA verzekerd.
(2.5)
Europcar heeft [geïntimeerde], met een beroep op de huurovereenkomst en de daarbij horende algemene voorwaarden, aansprakelijk gesteld voor deze schade en vordert als schadevergoeding een bedrag van € 8.553,06 (in hoofdsom) — volgens Europcar de minderopbrengst van de auto —, te vermeerderen met rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. [geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en onder meer een beroep gedaan op vernietiging van de hiervoor in rechtsoverweging 2.3 geciteerde bepalingen in de algemene voorwaarden.
(2.6)
De rechtbank heeft de vordering van Europcar afgewezen, kort gezegd op grond van de overweging dat de AV niet voor ondertekening van het huurcontract aan [geïntimeerde] ter hand zijn gesteld. Daarnaast heeft de rechtbank nog overwogen dat Europcar onvoldoende heeft gesteld om te kunnen oordelen dat [geïntimeerde], ondanks het bepaalde in het huurcontract over het eigen risico, toch aansprakelijk is voor de schade.
2.
De grieven van Europcar richten zich tegen deze beslissingen.
3.
Allereerst moet, mede in verband met de devolutieve werking van het hoger beroep, worden onderzocht of de algemene voorwaarden op deze huurovereenkomst van toepassing zijn en zo ja of [geïntimeerde] zich terecht op vernietiging van de hiervoor in rechtsoverweging 2.3 geciteerde bepalingen beroept.
Toepasselijkheid algemene voorwaarden?
4.
Blijkens de hiervoor (in rechtsoverweging 2.2) aangehaalde onderdelen van het huurcontract zijn partijen toepasselijkheid van de algemene voorwaarden overeengekomen. Europcar heeft deze voorwaarden immers aangeboden, terwijl [geïntimeerde] ze met haar handtekeningen in het huurcontract heeft aanvaard. Voor zover [geïntimeerde] desondanks de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden heeft willen bestrijden, heeft ze hiertoe in de gegeven omstandigheden onvoldoende aangevoerd.
Tijdige terhandstelling? Vernietiging op grond van het niet voldoen hieraan?
5.
Anders dan de rechtbank, is het hof van oordeel dat Europcar heeft voldaan aan de eis van tijdige ter handstelling in de zin van artikel 6:234, eerste lid en onder a BW in samenhang met artikel 6:233, aanhef en onder b BW, zoals hierna verder zal worden toegelicht. De tegen het oordeel van de rechtbank gerichte grief (I) van Europcar slaagt dan ook.
Europcar heeft gesteld dat [geïntimeerde] bij het aangaan van de overeenkomst de algemene voorwaarden ter hand gesteld heeft gekregen. Dit wordt door [geïntimeerde] niet als zodanig betwist (zie conclusie van antwoord 16 en conclusie van dupliek 10). In die conclusies stelt [geïntimeerde] weliswaar dat zij niet daadwerkelijk de mogelijkheid heeft gekregen om de algemene voorwaarden nader te bestuderen, maar zij betwist niet dat zij de algemene voorwaarden toen heeft ontvangen ([geïntimeerde] trof hierover naar haar zeggen een folder aan bij de autopapieren). Daar komt bij dat [geïntimeerde] ook heeft getekend voor ontvangst (zie rechtsoverweging 2.2), hetgeen op grond van artikel 157, tweede lid Rv dwingend bewijs oplevert. (HR 21 september 2007, LJN: BA9610). Aan tegenbewijs daartegen wordt niet toegekomen, omdat [geïntimeerde] daartoe onvoldoende heeft gesteld.
De conclusie is dan ook dat [geïntimeerde] de voorwaarden heeft ontvangen bij het sluiten van de overeenkomst. Hiermee is voldaan aan de eis van artikel 6:234, eerste lid en onder a BW, zodat op deze grond geen vernietiging van de betreffende bepalingen (geciteerd in rechtsoverweging 2.3) kan volgen.
6.
De stelling van [geïntimeerde] dat zij bij deze terhandstelling niet daadwerkelijk de mogelijkheid heeft gekregen om de algemene voorwaarden nader te bestuderen levert bij de toets aan dit artikel geen grond op voor vernietiging van (bepalingen in) de algemene voorwaarden. In artikel 6:234, eerste lid, aanhef en onder a BW is immers uitdrukkelijk bepaald dat bij een terhandstelling ‘voor of bij het sluiten van de overeenkomst’ is voldaan aan de eis van artikel 6:233 onder b BW dat een redelijke mogelijkheid tot kennisneming van de algemene voorwaarden is geboden.
Onder deze omstandigheden hoeft de stelling van Europcar dat [geïntimeerde] bij eerdere overeenkomsten eveneens de algemene voorwaarden heeft ontvangen, niet verder te worden onderzocht.
Onredelijk bezwarende bedingen?
7.
[geïntimeerde] acht de in rechtsoverweging 2.3 genoemde bedingen onredelijk bezwarend en of in strijd met de redelijkheid en de billijkheid, omdat, naar het hof begrijpt, zij bij een schadegeval of vermissing voor veel meer aansprakelijk is dan het eigen risico (van € 150,--). Verwacht mag worden, aldus [geïntimeerde], dat een professioneel autobedrijf voldoende verzekerd is en wel zodanig dat de verzekering ook dekking biedt wanneer de huurder van een auto de auto heeft overgedragen aan een derde en/of de auto niet zelf bestuurt (conclusie van antwoord 24 en memorie van antwoord 28).
8.
Deze stellingname gaat niet op. Hier is niet aan de orde het door [geïntimeerde] aangehaalde geval Spruijt/Tigchelaar Autoverhuur), HR 24-10-1997, NJ 1998, 69, waarbij de huurder de auto niet kon teruggeven door overmacht. Het gaat in deze zaak, aldus Europcar, om het geval waarbij sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [geïntimeerde].
Europcar grondt haar vordering immers in de kern op de stelling dat [geïntimeerde] zich niet als een goed huurster heeft gedragen door de auto in strijd met de huurovereenkomst (artikel 7.4) ter beschikking te stellen aan een derde (haar zoon en/of diens vriend). Artikel 8.3 van de algemene voorwaarden heeft blijkens de formulering ervan in de tenzij-clausule een dergelijk geval op het oog. Het hof is van oordeel dat een beding waarbij een partij aansprakelijk kan worden gesteld voor de gevolgen van een dergelijke toerekenbare tekortkoming niet onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:233, aanhef en onder a BW. Evenmin wordt een dergelijk beding kennelijk onredelijk geacht.
[geïntimeerde] is van mening dat dit beding desondanks in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, omdat zij niet (of hoogstens tot het bedrag van het eigen risico) aansprakelijk zou zijn geweest wanneer zij zelf de schade zou hebben veroorzaakt. Ook deze stelling wordt verworpen. [geïntimeerde] miskent hiermee dat de verhuurder in redelijkheid een wanpresterende huurder aansprakelijk mag stellen.
Van een verplichting van Europcar om als verhuurster ten behoeve van huurder ook in een verzekeringsdekking te voorzien voor het geval deze toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van een uitdrukkelijk in de huurovereenkomst opgenomen verplichting zoals artikel 7.4, is geen sprake.
Op deze grond kan dus evenmin vernietiging van deze bedingen volgen. De in rechtsoverweging 2.3 geciteerde bedingen zijn dus van toepassing op de huurovereenkomst tussen partijen.
Aansprakelijkheid van [geïntimeerde]?
9.
Uit het voorgaande vloeit voort dat thans onderzocht moet worden of [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de door de aanrijding veroorzaakte schade.
Op grond van artikel 8.3 algemene voorwaarden is de huurder in de regel niet aansprakelijk voor schade aan de gehuurde auto (behoudens het eigen risico, dat kan worden afgekocht).
Deze regel lijdt blijkens de tenzij-clausule in artikel 8.3 uitzondering, onder meer wanneer de huurder de auto in strijd met de verplichtingen uit de huurovereenkomst aan een derde ter beschikking heeft gesteld (artikel 7.4) en/of de bij het voertuig behorende autosleutels niet bij de verhuurder heeft ingeleverd . Wanneer dit laatste het geval is vormt dit, zo begrijpt het hof Europcar, een duidelijke aanwijzing dat de huurder de auto in strijd met het huurcontract aan een derde ter beschikking heeft gesteld, met alle risico's van dien, die zich thans, aldus Europcar, hebben verwezenlijkt.
10.
Op Europcar ligt de stelplicht en de bewijslast met betrekking tot de vraag of zich hier deze uitzonderingssituatie voordoet.
Europcar heeft gesteld dat de auto in de nacht van 14 op 15 augustus in Eindhoven onbeheerd werd teruggevonden met een aanzienlijke aanrijdingsschade. Ongeveer 500 meter vanaf de plaats waar de auto is teruggevonden werd de politie door een persoon gebeld die aangaf dat de auto was gestolen. Rondom dat tijdstip kreeg de politie Eindhoven tevens melding van de aanrijding. Door de politie werd direct sterk getwijfeld aan de melding van diefstal.
De auto was pas enkele weken oud en voorzien van de modernste vorm van startonderbreking, waarbij het absoluut onmogelijk is om de auto zonder sleutel te starten. De auto vertoonde aan ramen, deuren en contactslot geen braak- of verbrekingsschade. Slechts de bedrading was losgetrokken onder de stuurkolom, vermoedelijk om diefstal te suggereren.
Er is dus met de auto gereden, naar haar eigen zeggen niet door [geïntimeerde] omdat zij terug naar Den Haag was gegaan die avond. Vermoedelijk is door de zoon van [geïntimeerde] en/of diens vriend [D] gereden, waarbij de originele sleutel moet zijn gebruikt. De stelling van [geïntimeerde] dat zij de autosleutel steeds op zak heeft gehad en dat desondanks de auto in Eindhoven is gestolen is volstrekt ongeloofwaardig, gelet op het voorgaande. [geïntimeerde] verklaart bovendien op onderdelen tegenstrijdig. Hier komt bij dat [geïntimeerde] niet in staat is gebleken om de autosleutel, ondanks het verzoek van Europcar, onmiddellijk terug te geven. Pas later, na ruim twee en half jaar, heeft Europcar de sleutel via de raadsman van [geïntimeerde] ontvangen, aldus nog steeds Europcar .
11.
[geïntimeerde] heeft hier het volgende tegenover gesteld. Zij betwist dat zij de autosleutel aan een derde heeft afgegeven. De gang van zaken is de volgende geweest. Zij is 14 augustus 2004 met haar zoon en diens vriend [D] naar Eindhoven gereden om een muziekfestival te bezoeken. Zij heeft daarbij de auto bestuurd. De auto is vervolgens geparkeerd in Eindhoven bij het station. [D] heeft de auto geparkeerd omdat het een lastige parkeerplek was. [geïntimeerde] zat bij het inparkeren in de auto en heeft de autosleutel na het inparkeren zelf meegenomen.
Zij werd tijdens het muziekfestival niet lekker en is vanuit Eindhoven door een derde terug naar Den Haag gebracht. De gehuurde auto is toen achtergebleven op de parkeerplaats in Eindhoven. De sleutel van de auto heeft [geïntimeerde] mee naar Den Haag genomen. Later bleek dat de auto vanaf de parkeerplek was gestolen in de nacht van 14 op 15 augustus 2004. Op maandag 16 augustus 2004 heeft [geïntimeerde] de aangiftepapieren ingeleverd bij Europcar. De mevrouw achter de balie zei, desgevraagd, dat het (nog) niet nodig was om de autosleutels af te geven. Zij is er toen door Europcar niet op gewezen dat zij de sleutel alsnog moest inleveren.
Europcar heeft niet aangetoond dat zij onzorgvuldig met de auto is omgegaan. Er is geen enkele grond om verdenkingen jegens de zoon van [geïntimeerde] en diens vriend te koesteren. De veroorzakers van het ongeval moeten verwondingen hebben opgelopen. Daarvan was bij deze twee geen sprake.
Betwist wordt dat de auto niet kan rijden zonder originele sleutel.
12.
Op grond van hetgeen door Europcar is aangevoerd heeft Europcar het begin van bewijs geleverd dat [geïntimeerde] in strijd met artikel 7.4 van de huurovereenkomst een derde met de auto heeft laten rijden. Het hof wijst in dit verband op de afwezigheid van braakschade aan contactslot, ramen en portieren van de auto, de aanwezigheid van een startonderbreker en het feit dat de originele sleutel pas veel later door [geïntimeerde] is ingeleverd bij Europcar. Nu [geïntimeerde] echter betwist
- (a)
dat de auto zonder originele sleutel niet gestart kan worden en
- (b)
dat haar direct na het schadevoorval door Europcar is gevraagd de sleutel in te leveren, is dit bewijs nog niet volledig.
Europcar zal in de gelegenheid worden gesteld om overeenkomstig haar aanbod nader bewijs (door middel van getuigen) te leveren.
Overige stellingen en weren
13.
Om overwegingen van proceseconomie zal het hof nu alvast kort een aantal andere stellingen en weren bespreken.
Mocht Europcar in haar bewijs slagen, dan staat daarmee vast dat [geïntimeerde] heeft gehandeld in strijd met haar verplichtingen uit de overeenkomst en in beginsel aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade.
[geïntimeerde] heeft
- (i)
een beroep gedaan op overmacht,
- (ii)
de omvang van de schade betwist,
- (iii)
betoogd dat Europcar wel heel laat haar schade aan [geïntimeerde] bekend heeft gemaakt
- (iv)
ten onrechte niet is verzekerd voor dit soort schade en
- (v)
ten onrechte de betaalde borgsom heeft ingehouden.
14.
Ten aanzien van punt
- (i)
wordt overwogen dat [geïntimeerde] haar beroep op overmacht, naast hetgeen zij hiervoor heeft betoogd, niet nader heeft onderbouwd. Dit beroep wordt daarom verworpen.
Ten aanzien van de schadeomvang
- (ii)
heeft Europcar met de (bij conclusie van repliek) overgelegde producties het begin van bewijs geleverd. Ook op dit punt zal Europcar, gelet op de betwisting door [geïntimeerde], tot nader bewijs worden toegelaten.
- (iii)
[geïntimeerde] heeft niet aangegeven, afgezien van betwisting van de schadeomvang, welke relevante consequentie zij aan dit betoog verbindt, zodat aan dit betoog in zoverre voorbij wordt gegaan. Ten aanzien van
- (iv)
heeft het hof al aangegeven dat Europcar niet verplicht is te verzekeren. De borgsom
- (v)
dient verrekend te worden met de eventueel te betalen schadevergoeding.
15.
Het hof zal gelijktijdig met de getuigenverhoren een comparitie van partijen gelasten voor het verstrekken van inlichtingen, met name over de omvang van de schade, en het beproeven van een schikking. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Beslissing
Het hof:
- —
laat Europcar toe tot nader bewijs van haar stelling,
- I.
dat [geïntimeerde] een derde met de auto heeft laten rijden, een en ander zoals weergegeven in rechtsoverweging 12, meer in het bijzonder de punten (a) en (b); en
- II.
dat de schade van Europcar in hoofdsom € 8.553,06 bedraagt, een en ander zoals overwogen in rechtsoverweging 14 (onder ii);
- —
bepaalt dat, indien Europcar getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te 's‑Gravenhage ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr M.A.F. Tan-de Sonnaville, op maandag 1 november 2010 om 10.00 uur;
- —
beveelt partijen in persoon, als het om een rechtspersoon gaat, deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is om een schikking aan te gaan, vergezeld van hun raadslieden, voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling te verschijnen op genoemde tijd en plaats voor genoemde raadheer-commissaris;
- —
bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen en de te horen getuigen in de maanden november 2010 t/m januari 2011 opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren en comparitie zal vaststellen;
- —
bepaalt dat partijen de bescheiden waarop zij voor het overige een beroep zouden willen doen, zullen overleggen door deze uiterlijk twee weken vóór genoemde zitting in kopie aan de griffie handel en aan de wederpartij te zenden;
- —
verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor het getuigenverhoor en comparitie niet nodig is;
- —
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, H.C. Grootveld en R.F. Groos en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 september 2010 in aanwezigheid van de griffier.