Procestaal: Hongaars.
HvJ EU, 01-10-2015, nr. C-32/14
ECLI:EU:C:2015:637
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
01-10-2015
- Magistraten
M. Ilešič, A. Ó Caoimh, C. Toader, E. Jarašiūnas, C. G. Fernlund
- Zaaknummer
C-32/14
- Conclusie
P. Cruz Villalón
- Roepnaam
ERSTE Bank Hungary
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2015:637, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 01‑10‑2015
ECLI:EU:C:2015:424, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Unie, 25‑06‑2015
Uitspraak 01‑10‑2015
M. Ilešič, A. Ó Caoimh, C. Toader, E. Jarašiūnas, C. G. Fernlund
Partij(en)
In zaak C-32/14,*
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Fővárosi Törvényszék (Hof van Boedapest, Hongarije) bij beslissing van 13 december 2013, ingekomen bij het Hof op 23 januari 2014, in de procedure
ERSTE Bank Hungary Zrt.
tegen
Attila Sugár,
wijst
HET HOF (Derde kamer),
samengesteld als volgt: M. Ilešič, kamerpresident, A. Ó Caoimh, C. Toader (rapporteur), E. Jarašiūnas en C. G. Fernlund, rechters,
advocaat-generaal: P. Cruz Villalón,
griffier: L. Carrasco Marco, administrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 5 februari 2015,
gelet op de opmerkingen van:
- —
ERSTE Bank Hungary Zrt., vertegenwoordigd door L. Wallacher, ügyvéd,
- —
de Hongaarse regering, vertegenwoordigd door M. Z. Fehér en G. Szima als gemachtigden,
- —
de Duitse regering, vertegenwoordigd door T. Henze en D. Kuon als gemachtigden,
- —
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door K. Talabér-Ritz en M. van Beek als gemachtigden,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 25 juni 2015,
het navolgende
Arrest
1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 7 van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95, blz. 29).
2
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen ERSTE Bank Hungary Zrt. (hierna: ‘ERSTE Bank’) en A. Sugár over het verzoek van laatstgenoemde om doorhaling van de formule van tenuitvoerlegging die bij notariële akte werd aangebracht op een door hem ondertekende schuldverklaring in het kader van een tussen partijen gesloten hypothecaire leningsovereenkomst.
Toepasselijke bepalingen
Unierecht
3
Artikel 1, lid 1, van richtlijn 93/13 luidt als volgt:
‘Deze richtlijn strekt tot de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen een verkoper en een consument.’
4
Artikel 6, lid 1, van deze richtlijn bepaalt:
‘De lidstaten bepalen dat oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen een verkoper en een consument onder de in het nationale recht geldende voorwaarden de consument niet binden en dat de overeenkomst voor de partijen bindend blijft indien de overeenkomst zonder de oneerlijke bedingen kan voortbestaan.’
5
Artikel 7, leden 1 en 2, van deze richtlijn luidt:
- ‘1.
De lidstaten zien erop toe dat er in het belang van de consumenten alsmede van de concurrerende verkopers, doeltreffende en geschikte middelen bestaan om een eind te maken aan het gebruik van oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen consumenten en verkopers.
- 2.
De in lid 1 bedoelde middelen dienen wettelijke bepalingen te omvatten waarbij personen of organisaties die volgens de nationale wetgeving een legitiem belang hebben bij de bescherming van de consument, overeenkomstig het nationale recht een beroep kunnen doen op de rechtbanken of de bevoegde administratieve instanties om te oordelen of contractuele bedingen die zijn opgesteld met het oog op een algemeen gebruik, oneerlijk zijn, en de passende en doeltreffende middelen aan te wenden om een eind te maken aan het gebruik van deze bedingen.’
Hongaars recht
Burgerlijk wetboek
6
§ 200 van wet nr. IV van 1959 houdende het burgerlijk wetboek (a Polgári Törvénykönyvről szóló 1959. évi IV. Törvény; hierna: ‘burgerlijk wetboek’), in de versie die gold ten tijde van het sluiten van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde overeenkomst, luidt:
- ‘1.
Partijen kunnen de inhoud van de overeenkomst vrij bepalen. Behoudens andersluidende bepaling kunnen zij in onderling overleg afwijken van het contractenrecht.
- 2.
Een overeenkomst die in strijd is met of gesloten is ter ontduiking van een wettelijke bepaling is nietig, tenzij die wettelijke bepaling hier een ander rechtsgevolg aan verbindt. Eveneens nietig is een overeenkomst die kennelijk in strijd is met de goede zeden.’
7
§ 209, lid 1, van het burgerlijk wetboek bepaalt:
‘Algemene contractvoorwaarden en bedingen van een consumentenovereenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, zijn oneerlijk wanneer zij in strijd met de goede trouw en billijkheid de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen eenzijdig en zonder motivering vastleggen ten nadele van de partij die de contractvoorwaarden niet heeft opgesteld.’
8
Volgens § 209/A, lid 1, van het burgerlijk wetboek kunnen oneerlijke bepalingen door de benadeelde partij worden betwist.
9
Overeenkomstig lid 2 van datzelfde § 209/A zijn oneerlijke bedingen die als algemene contractvoorwaarden deel uitmaken van de consumentenovereenkomst, en oneerlijke bedingen die door de partij die met de consument een overeenkomst sluit, van tevoren eenzijdig zijn vastgesteld zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, nietig. Nietigheid kan enkel worden aangevoerd ten behoeve van de consument.
Wetboek van burgerlijke rechtsvordering
10
Volgens § 163 van wet nr. III van 1952 houdende het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (a polgári perrendtartásról szóló 1952. évi III. törvény; hierna: ‘wetboek van burgerlijke rechtsvordering’) kan de rechter de feiten vaststellen die hij als algemeen bekend beschouwt. Dat geldt ook voor feiten waarvan hij ambtshalve kennis heeft. Hij kan tevens rekening houden met feiten die niet door de partijen zijn aangebracht, mits hij hen ter terechtzitting van die feiten op de hoogte stelt.
11
Overeenkomstig § 366 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering kan, indien staking of beperking van de gedwongen tenuitvoerlegging onmogelijk is in het kader van een gerechtelijke tenuitvoerleggingsprocedure ingevolge § 41 of § 56 van wet nr. LIII van 1994 op de gerechtelijke tenuitvoerlegging (a bírósági végrehajtásról szóló 1994. évi LIII. törvény; hierna: ‘wet op de gerechtelijke tenuitvoerlegging’), de schuldenaar die zich tegen de gedwongen tenuitvoerlegging verzet, jegens de executant een procedure tot staking of beperking daarvan inleiden.
12
§ 369 van dat wetboek bepaalt:
‘Een gerechtelijke procedure tot staking of beperking van een gedwongen tenuitvoerlegging die is gelast bij een authentieke akte die is voorzien van de formule van tenuitvoerlegging of bij een daarmee gelijkgestelde executoriale titel, kan worden ingeleid wanneer
- a)
de betrokken vordering niet op geldige wijze tot stand is gekomen,
[…]’
13
Volgens § 370 van dat wetboek kan de rechter die zich uitspreekt over de vordering tot staking of beperking van de gedwongen tenuitvoerlegging de gedwongen tenuitvoerlegging in de zaak schorsen.
Wet op de gerechtelijke tenuitvoerlegging
14
§ 13, lid 1, van de wet op de gerechtelijke tenuitvoerlegging bepaalt:
- ‘1)
Een executoriale titel kan worden afgegeven, indien de beslissing die ten uitvoer moet worden gelegd:
- a)
een schuldvordering (geldbedrag) betreft,
- b)
definitief of uitvoerbaar bij voorziening is, en
- c)
de termijn voor uitvoering is verstreken. […]’
15
§ 23/C van deze wet regelt de procedure voor het aanbrengen van de formule van tenuitvoerlegging door de notaris op de door hem verleden notariële akte. Volgens § 23/C, lid 1, brengt de notaris die de akte heeft verleden, er de formule van tenuitvoerlegging op aan wanneer die akte melding maakt van:
- —
een verplichting om wederzijds prestaties te verrichten of een eenzijdige verplichting;
- —
de namen van de schuldeiser en van de schuldenaar;
- —
het voorwerp, de omvang (het bedrag) en de oorzaak van de verplichting, en
- —
de voorwaarden en de termijn voor de nakoming ervan.
16
§ 23/C van de wet op de gerechtelijke tenuitvoerlegging bepaalt in de leden 2 en 5:
- ‘2)
Wanneer de verplichting afhangt van de vervulling van een voorwaarde of het verstrijken van een termijn, is voor de uitvoerbaarheid ervan bovendien vereist dat in de authentieke akte wordt vastgesteld dat aan de voorwaarde is voldaan of de termijn is verstreken.
[…]
- 5)
Er kan worden overgegaan tot gedwongen tenuitvoerlegging indien de in de notariële akte neergelegde vordering vatbaar is voor gerechtelijke tenuitvoerlegging en de uitvoeringstermijn is verstreken. […]’
17
§ 31/E, lid 2, van deze wet bepaalt dat de notariële procedure, als niet op tegenspraak gevoerde burgerlijke procedure, dezelfde gevolgen heeft als een gerechtelijke procedure en dat beslissingen van de notaris dezelfde gevolgen hebben als beslissingen van de lokale rechter.
18
In § 56, lid 1, van de wet op de gerechtelijke tenuitvoerlegging heet het dat de rechter die de gedwongen tenuitvoerlegging heeft gelast, bij beschikking beslist deze te staken of, in voorkomend geval, te beperken, wanneer hij op grond van authentieke akten heeft vastgesteld dat de uit te voeren beslissing is ingetrokken of gewijzigd bij een definitieve beslissing of als bij een definitieve beslissing is vastgesteld dat de schuldvordering waarvan om gedwongen tenuitvoerlegging wordt verzocht en die is neergelegd in een akte voorzien van de formule van tenuitvoerlegging, niet op geldige wijze tot stand is gekomen.
19
Ingevolge § 211, lid 2, van deze wet moet de formule van tenuitvoerlegging worden doorgehaald, indien zij door de rechter wederrechtelijk op de akte is aangebracht.
20
§ 212 van deze wet luidt als volgt:
- ‘1)
De rechter die de gedwongen tenuitvoerlegging gelast, kan te allen tijde op verzoek van elke partij, op basis van een deurwaardersexploot of op eigen initiatief, de formule van tenuitvoerlegging doorhalen.
- 2)
De beschikking moet worden betekend aan de partijen, die daartegen hoger beroep kunnen instellen.’
21
§ 224/A van de wet op de gerechtelijke tenuitvoerlegging bepaalt:
‘Indien de notaris de gedwongen tenuitvoerlegging dient te gelasten, wordt bij de toepassing van onderhavige bepalingen het volgende aangepast:
- a)
onder ‘rechter die de gedwongen tenuitvoerlegging gelast’ wordt verstaan de notaris; onder ‘beslissing gegeven door de rechter die de gedwongen tenuitvoerlegging gelast’ wordt verstaan de beslissing van de notaris;
[…]’
Wet op het notarisambt
22
§ 1 van wet nr. XLI van 1991 op het notarisambt (a közjegyzőkről szóló 1991. évi XLI. törvény; hierna: ‘notariswet’) omschrijft de bevoegdheden van de notarissen in de leden 1, 2 en 4, als volgt:
- ‘1)
Notarissen zijn volgens de wet bevoegd om authentieke akten op te maken en om partijen op onpartijdige wijze juridische diensten te verlenen, om aldus geschillen te voorkomen.
- 2)
De notaris verlijdt authentieke akten met betrekking tot rechtshandelingen en rechtens relevante feiten, houdt akten in bewaring, houdt in opdracht van partijen geld, waardevolle voorwerpen en waardepapieren onder zich teneinde deze aan de schuldeiser over te dragen en verstrekt aan partijen met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel informatie over onder zijn bevoegdheid vallende procedures teneinde hen bij te staan in de uitoefening van hun rechten en de nakoming van hun verplichtingen.
[…]
- 4)
De notaris zorgt, binnen zijn wettelijke bevoegdheden, voor de toepassing van het recht als onderdeel van de overheidstaak om recht te bedelen.’
23
§ 3, leden 1 en 2, van deze wet bepaalt:
- ‘1)
De notaris dient zijn medewerking te onthouden wanneer deze niet in overeenstemming is met zijn verplichtingen, met name indien zijn medewerking wordt gevraagd voor een juridische handeling die strijdig is met de wet of erop gericht is de wet te omzeilen of waarvan het doel verboden of oneerlijk is.
- 2)
Wanneer de notaris tijdens de procedure een element ontdekt dat twijfel oproept zonder dat hij zich van medewerking dient te onthouden, moet hij hierop de aandacht van de partijen vestigen en er schriftelijk melding van maken. Als de partij tegen dit element bezwaar maakt, onthoudt de notaris zich van medewerking.’
24
§ 112, lid 1, van deze wet is gelijkluidend aan § 23/C van de wet op de gerechtelijke tenuitvoerlegging, wat de gegevens betreft die een authentieke akte, met het oog op het aanbrengen van de formule van tenuitvoerlegging daarop, verplicht moet bevatten.
Feiten van het hoofdgeding en prejudiciële vragen
25
Op 18 december 2007 hebben ERSTE Bank en Sugár bij authentieke akte een leningsovereenkomst gesloten voor een bedrag van 30 687 Zwitserse Frank (CHF). De lening werd verstrekt voor de aankoop van een onroerend goed en werd gedekt door een hypotheek op dat goed.
26
Op 19 december 2007 heeft Sugár op basis van de leningsovereenkomst een bij notariële akte opgemaakte schuldverklaring ondertekend ten voordele van ERSTE Bank. Blijkens het dossier geeft deze akte ERSTE Bank het recht om de leningsovereenkomst te ontbinden wanneer Sugár niet aan zijn contractuele verplichtingen voldoet, en over te gaan tot invordering van de uit die overeenkomst voortvloeiende schuld op grond van een door haar zelf opgestelde vereffeningsverklaring, waarop de hoogte van de schuld wordt vermeld.
27
Sugár is zijn betalingsverplichting niet nagekomen, waarop ERSTE Bank de leningsovereenkomst heeft ontbonden en de notaris heeft verzocht de formule van tenuitvoerlegging op de schuldverklaring aan te brengen. De notaris was van mening dat aan de daartoe gestelde wettelijke voorwaarden was voldaan en heeft op 13 december 2011 dan ook gevolg gegeven aan dit verzoek. Daardoor kon die akte gedwongen ten uitvoer worden gelegd, en verkreeg zij dus een soortgelijk karakter als een rechterlijke beslissing.
28
Op 5 juni 2013 heeft Sugár de notaris verzocht om doorhaling van de formule van tenuitvoerlegging die was aangebracht op de authentieke akte betreffende de schuldverklaring die hij in het kader van de met ERSTE Bank gesloten leningsovereenkomst had ondertekend, waarbij hij met name betoogde dat die overeenkomst oneerlijke bedingen bevatte. Voorts stelde Sugár dat de verklaring van ontbinding van de overeenkomst onrechtmatig was, en dat de formule van tenuitvoerlegging voorzag in de gedwongen tenuitvoerlegging van verplichtingen die niet bleken uit de schuldverklaring. Hij wees er ook op dat hij een vordering tot staking van de gedwongen tenuitvoerlegging en een verzoek om nietigverklaring had ingediend.
29
Bij beslissing van 13 juni 2013 heeft de notaris het verzoek om doorhaling van de formule van tenuitvoerlegging afgewezen op grond dat deze geen onregelmatigheden vertoonde, aangezien de betrokken authentieke akte een schuldverklaring bevatte, de namen van de schuldeiser en de schuldenaar, de oorzaak en de hoogte van de schuld, de voorwaarden voor de nakoming ervan en de daartoe gestelde termijn. Voorts heeft de notaris vastgesteld dat in de akte stond dat de verplichting afhing van de vervulling van een voorwaarde en dat daarin de datum werd vermeld waarop die voorwaarde was vervuld. De notaris heeft ook aangegeven dat de procedure bij de notaris niet op tegenspraak wordt gevoerd, en dat hij dus slechts over een beperkte beoordelingsmarge beschikte ten aanzien van de bewijzen en geen uitspraak mocht doen over een verschil van mening tussen partijen over de rechtmatigheid van de ontbinding van de overeenkomst of van de contractbedingen, vragen die tot de exclusieve bevoegdheid van de rechter behoren.
30
Sugár heeft bij de Fővárosi Törvényszék (Hof van Boedapest) beroep ingesteld tot nietigverklaring van de beslissing van de notaris en tot doorhaling van de formule van tenuitvoerlegging, die volgens hem wederrechtelijk is aangebracht. Ter ondersteuning van zijn beroep betoogt hij met name dat de betrokken schuldverklaring oneerlijke bedingen en onjuiste gegevens bevat, dat het bedrag van de schuld daarin in vreemde valuta is vastgesteld — terwijl het krediet in Forint is verstrekt — en uitsluitend is bepaald op basis van interne gegevens van ERSTE Bank. Volgens hem houdt de procedure waarbij de formule van tenuitvoerlegging wordt aangebracht, rechtsmisbruik in, aangezien de executant een eenzijdige verklaring verstrekt waarvan de geldigheid slechts kan worden getoetst in een procedure op tegenspraak.
31
De verwijzende rechter zet uiteen dat de notaris overeenkomstig de wet op de gerechtelijke tenuitvoerlegging de formule van tenuitvoerlegging aanbrengt op de uit te voeren akte, die daardoor een executoriale titel wordt. In de procedure waarbij de formule van tenuitvoerlegging wordt aangebracht verifieert de notaris echter alleen of de uit te voeren akte aan de formele en inhoudelijke voorwaarden voldoet, zonder dat hij kan onderzoeken of de bedingen van de leningsovereenkomst die aan die akte ten grondslag ligt, oneerlijk zijn. De consument kan het oneerlijke karakter van contractuele bedingen enkel aanvoeren in het kader van een beroep tot staking of beperking van de executie. Dit kan volgens de verwijzende rechter afdoen aan de verwezenlijking van de door richtlijn 93/13 nagestreefde doelstellingen.
32
Daarop heeft de Fővárosi Törvényszék (Hof van Boedapest) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:
- ‘1)
Is een procedure van een lidstaat waarbij de medecontractant van een consument die een in een formeel correcte notariële akte neergelegde verplichting niet is nagekomen, een door hemzelf bepaald bedrag kan vorderen op grond van de aanbrenging van een zogenoemde formule van tenuitvoerlegging, zonder bij een rechter een procedure op tegenspraak te moeten inleiden waarin zou kunnen worden beoordeeld of de bedingen van de aan de formule van tenuitvoerlegging ten grondslag liggende overeenkomst oneerlijk zijn, verenigbaar met artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13[?]
- 2)
Kan de consument in die procedure verzoeken om doorhaling van de reeds aangebrachte formule van tenuitvoerlegging, met het argument dat niet is nagegaan of de bedingen van de aan de formule van tenuitvoerlegging ten grondslag liggende overeenkomst oneerlijk zijn, hoewel uit het arrest in de zaak C-472/11 blijkt dat in een gerechtelijke procedure de rechter die het bestaan van oneerlijke bedingen heeft vastgesteld, de consument daarvan op de hoogte moet stellen[?]’
Beantwoording van de prejudiciële vragen
33
Met zijn vragen, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13 aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling als die welke aan de orde is in het hoofdgeding, volgens welke een notaris die met inachtneming van de vormvoorschriften een authentieke akte betreffende een consumentenovereenkomst heeft verleden, de formule van tenuitvoerlegging op die akte kan aanbrengen of kan weigeren die formule door te halen, hoewel noch in het ene, noch in het andere stadium is getoetst of de bedingen van die overeenkomst mogelijkerwijs oneerlijk zijn.
34
Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat deze vragen verband houden met het feit dat in het nationale recht een procedure bestaat volgens welke de notaris op verzoek van de schuldeiser de formule van tenuitvoerlegging kan aanbrengen op de authentieke akte waarin de verplichting van de schuldenaar is neergelegd, zonder dat hij evenwel kan onderzoeken of die akte rechtsgeldig is, maar enkel kan nagaan of § 23/C van de wet op de gerechtelijke tenuitvoerlegging in acht is genomen, waarin een beperkt aantal formele voorwaarden aan de inhoud van die akte worden gesteld. Overeenkomstig deze bepaling moet de akte melding maken van de verplichting om een prestatie en een tegenprestatie te verrichten, de namen van de schuldeiser en de schuldenaar, het voorwerp, het bedrag en de oorzaak van de verplichting, en ten slotte de wijze en de termijn van nakoming.
35
In het hoofdgeding is de executoriale titel een bij notariële akte opgemaakte schuldverklaring die Sugár heeft ondertekend naar aanleiding van het sluiten van een hypothecaire leningsovereenkomst met ERSTE Bank.
36
Wanneer de formule van tenuitvoerlegging op die akte is aangebracht, op basis van eenzijdig door de schuldeiser verstrekte gegevens, kan de facto worden overgegaan tot de gedwongen tenuitvoerlegging van de overeenkomst buiten een contentieuze procedure bij de rechter om. Overeenkomstig § 31/E, lid 2, van de wet op de gerechtelijke tenuitvoerlegging brengt een notariële akte die voorzien is van de formule van tenuitvoerlegging namelijk dezelfde gevolgen teweeg als een beslissing van een lokale rechter.
37
Uit het dossier blijkt voorts dat overeenkomstig de §§ 211, lid 2, en 224/A van de wet op de gerechtelijke tenuitvoerlegging de notaris de formule van tenuitvoerlegging kan doorhalen wanneer die ‘wederrechtelijk’ is aangebracht. Zoals de Hongaarse regering in haar opmerkingen heeft benadrukt, ziet deze procedure echter niet op de controle of de contractuele bedingen geldig zijn, maar alleen op de controle of de formule van tenuitvoerlegging rechtmatig is aangebracht.
38
Bijgevolg kan overeenkomstig de nationale wettelijke regeling de notaris noch in het kader van de procedure voor het aanbrengen van de formule van tenuitvoerlegging noch in het kader van de procedure voor het doorhalen ervan nagaan of de contractbedingen rechtsgeldig zijn.
39
Bij de beoordeling of een dergelijke wettelijke regeling voldoet aan de vereisten van richtlijn 93/13, dient er allereerst aan te worden herinnerd dat het door deze richtlijn uitgewerkte beschermingsstelsel op de gedachte berust dat de consument zich tegenover de verkoper in een zwakke onderhandelingspositie bevindt en over minder informatie dan de verkoper beschikt, wat ertoe leidt dat hij met de door de verkoper vooraf opgestelde voorwaarden instemt zonder op de inhoud daarvan invloed te kunnen uitoefenen (zie met name arrest Kušionová, C-34/13, EU:C:2014:2189, punt 48 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
40
Gelet op die zwakke positie, bepaalt artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13 dat oneerlijke bedingen de consument niet binden. Het gaat om een dwingende bepaling die beoogt het in de overeenkomst vastgelegde formele evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van de contractpartijen te vervangen door een reëel evenwicht dat de gelijkheid tussen die partijen herstelt (zie arrest Sánchez Morcillo en Abril García, C-169/14, EU:C:2014:2099, punt 23 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
41
In dit verband heeft het Hof herhaaldelijk geoordeeld dat de nationale rechter ambtshalve moet toetsen of een contractueel beding dat binnen de werkingssfeer van richtlijn 93/13 valt, oneerlijk is, en aldus het gebrek aan evenwicht tussen de consument en de verkoper moet compenseren zodra hij over de daartoe noodzakelijke gegevens, feitelijk en rechtens, beschikt (zie met name arresten Aziz, C-415/11, EU:C:2013:164, punt 46; Barclays Bank, C-280/13, EU:C:2014:279, punt 34, en Sánchez Morcillo en Abril García, C-169/14, EU:C:2014:2099, punt 24).
42
Het Hof heeft tevens geoordeeld dat de artikelen 6, lid 1, en 7, lid 1, van richtlijn 93/13 aldus moeten worden uitgelegd dat de nationale rechter die ambtshalve heeft vastgesteld dat een contractueel beding oneerlijk is, hieruit overeenkomstig zijn nationale recht alle passende consequenties moet trekken, zonder te wachten tot de consument een verzoek in die zin indient. Hij moet daarbij echter wel het beginsel van hoor en wederhoor in acht nemen (zie in die zin arrest Banif Plus Bank, C-472/11, EU:C:2013:88, punt 36).
43
Het Hof heeft ook vastgesteld dat richtlijn 93/13 zich verzet tegen een regeling van een lidstaat volgens welke een rechter die om een betalingsbevel is verzocht, niet ambtshalve kan toetsen, in limine litis of op enig ander moment in de procedure, of een vertragingsrentebeding in een overeenkomst tussen een verkoper en een consument oneerlijk is — ook al beschikt hij daartoe over de nodige gegevens, feitelijk en rechtens —, wanneer de consument geen verzet heeft aangetekend (arrest Banco Español de Crédito, C-618/10, EU:C:2012:349, punt 57).
44
Het Hof heeft bovendien overwogen dat niet verenigbaar is met richtlijn 93/13 de regeling van een lidstaat volgens welke bij hypothecaire executie geen verzetsgronden omtrent het oneerlijke karakter van een aan de executoriale titel ten grondslag liggend contractueel beding kunnen worden aangevoerd en de rechter in de declaratoire procedure, die bevoegd is om te oordelen of dat beding oneerlijk is, geen voorlopige maatregelen, zoals schorsing van de executie, kan opleggen (zie in die zin arresten Aziz, C-415/11, EU:C:2013:164, punt 64, en Barclays Bank, C-280/13, EU:C:2014:279, punt 36).
45
Ten slotte heeft het Hof geoordeeld dat in strijd is met richtlijn 93/13 een nationale regeling waarbij de executierechter bij hypothecaire executie niet ambtshalve of op verzoek van de consument kan toetsen of een beding dat is opgenomen in de overeenkomst waaruit de gevorderde schuld voortvloeit en dat ten grondslag ligt aan de executoriale titel, oneerlijk is, en evenmin voorlopige maatregelen, waaronder met name de schorsing van de executie, kan opleggen wanneer deze maatregelen noodzakelijk zijn ter verzekering van de volle werking van de einduitspraak van de rechter die de desbetreffende declaratoire procedure behandelt en bevoegd is om te oordelen of dat beding oneerlijk is (zie beschikking Banco Popular Español en Banco de Valencia, C-537/12 en C-116/13, EU:C:2013:759, punt 60, en arrest Sánchez Morcillo en Abril García, C-169/14, EU:C:2014:2099, punt 28).
46
Aangaande de in het hoofdgeding aan de orde zijnde vereenvoudigde procedure tot notariële gedwongen tenuitvoerlegging heeft de Europese Commissie aangevoerd dat de mogelijkheid voor een notaris om de gedwongen tenuitvoerlegging van een overeenkomst op gang te brengen, zonder dat hij bij het aanbrengen van de formule van tenuitvoerlegging of bij het doorhalen ervan heeft getoetst of de verschillende bedingen niet oneerlijk zijn, zich niet verdraagt met richtlijn 93/13, zoals deze richtlijn is uitgelegd in de in de vorige punten aangehaalde rechtspraak, en met name in de arresten Banco Español de Crédito (C-618/10, EU:C:2012:349) en Banif Plus Bank (C-472/11, EU:C:2013:88). Laatstgenoemd arrest wordt overigens ook aangehaald in de tweede vraag van de verwijzende rechter. Aangezien de notariële procedure dezelfde gevolgen heeft als een gerechtelijke procedure, moet volgens de Commissie ook de notaris het oneerlijke karakter van contractuele bedingen ambtshalve kunnen toetsen wanneer hij beschikt over alle gegevens, feitelijk en rechtens, die daartoe noodzakelijk zijn.
47
Zoals de advocaat-generaal met name in de punten 65 tot en met 67 en 72 van zijn conclusie heeft onderlijnd, moet echter worden vastgesteld dat die rechtspraak specifiek betrekking heeft op de uitoefening van de rechterlijke taak en, gelet op de fundamentele verschillen tussen deze taak en die van de notaris, niet kan gelden voor het notarisambt.
48
Bovendien moet erop worden gewezen dat richtlijn 93/13 niets zegt over de rol die kan of moet worden toebedeeld aan de notaris op het gebied van toetsing van oneerlijke contractbedingen. Deze richtlijn regelt dus niet de kwestie of het recht op uitoefening van bevoegdheden die rechtstreeks behoren tot de rechterlijke taak moet worden uitgebreid tot de notaris, onder omstandigheden waarin een nationale wettelijke regeling hem de bevoegdheid toebedeelt om de formule van tenuitvoerlegging aan te brengen op een authentieke akte waarin een overeenkomst besloten ligt, en die vervolgens door te halen bij verval.
49
Bijgevolg is het, bij gebreke van harmonisatie van de nationale regelingen inzake gedwongen executie en de rol van de notaris daarin in het Unierecht, krachtens het beginsel van procedurele autonomie van de lidstaten een zaak van hun interne rechtsorde dergelijke regels vast te stellen, op voorwaarde evenwel dat die regels niet ongunstiger zijn dan die welke voor soortgelijke situaties naar nationaal recht gelden (gelijkwaardigheidsbeginsel), en de uitoefening van de door het Unierecht aan de consument verleende rechten niet praktisch onmogelijk of uiterst moeilijk maken (doeltreffendheidsbeginsel) (zie in die zin arresten Aziz, C-415/11, EU:C:2013:164, punt 50; PohotovosÅ\¥, C-470/12, EU:C:2014:101, punt 46, en Kušionová, C-34/13, EU:C:2014:2189, punt 50).
50
Het Hof beschikt niet over gegevens die twijfel doen ontstaan over de overeenstemming van de regeling die aan de orde is in het hoofdgeding met het gelijkwaardigheidsbeginsel.
51
Wat het doeltreffendheidsbeginsel betreft, heeft het Hof reeds geoordeeld dat ieder geval waarin de vraag rijst of een nationale procesregel de toepassing van het Unierecht onmogelijk of uiterst moeilijk maakt, moet worden onderzocht met inaanmerkingneming van de plaats van die regel in de gehele procedure voor de verschillende nationale instanties en van het verloop en de bijzondere kenmerken van die procedure. In dit verband moeten de beginselen die aan het nationale rechtsplegingssysteem ten grondslag liggen, zoals de bescherming van de rechten van de verdediging, het rechtszekerheidsbeginsel en het goede verloop van de procedure, in voorkomend geval in overweging worden genomen (zie met name arrest PohotovosÅ\¥, C-470/12, EU:C:2014:101, punt 51 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
52
Beoordeeld moet dus worden of in een situatie als die in het hoofdgeding de betrokken nationale bepalingen, bezien in hun context en rekening houdend met alle bestaande beroepswegen, kunnen garanderen dat er passende en doeltreffende middelen beschikbaar zijn om een einde te maken aan het gebruik van oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten en dat dergelijke bedingen de consument niet binden, zoals de artikelen 6, lid 1, en 7, lid 1, van richtlijn 93/13 voorschrijven.
53
In dit verband betoogt de Hongaarse regering in wezen dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde vereenvoudigde procedure tot gedwongen tenuitvoerlegging niet iedere toetsing van oneerlijke bedingen uitsluit, zij het door de notaris zelf of door de nationale rechter.
54
Vastgesteld moet worden dat de consument doorgaans een bijzonder vertrouwen stelt in de notaris als onpartijdig adviseur en in het feit dat de door hem verleden akten niet wederrechtelijk zijn, en dat er dus een niet gering risico bestaat dat de consument, wanneer dergelijke akten worden opgemaakt, minder bedacht is op de mogelijke aanwezigheid van oneerlijke bedingen en de gevolgen van een vereenvoudigde procedure tot notariële gedwongen tenuitvoerlegging als die welke in het hoofdgeding aan de orde is. Wanneer een dergelijke procedure door de verkoper op gang wordt gebracht, beschikt de consument, zonder de medewerking van de notaris, bovendien niet altijd over alle nuttige informatie die hem in staat stelt in die procedure verweer te voeren voor de nationale rechter.
55
Wat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde regeling betreft, moet erop worden gewezen dat het volgens § 1 van de wet op het notarisambt met name de taak van de notaris is, partijen met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel informatie te verstrekken over onder zijn bevoegdheid vallende procedures teneinde hen bij te staan in de uitoefening van hun rechten en de nakoming van hun verplichtingen, en zo geschillen te voorkomen.
56
Verder is de notaris overeenkomstig § 3, leden 1 en 2, van die wet gehouden na te gaan of een juridische handeling in overeenstemming is met de wet en niet oneerlijk is, en moet hij, wanneer hij een element ontdekt dat twijfel oproept, dat schriftelijk aan partijen melden.
57
Hieruit volgt dat overeenkomstig de Hongaarse procedureregeling de notaris met name bij het verlijden van een authentieke akte met betrekking tot een overeenkomst tussen een verkoper en een consument een rol lijkt te kunnen spelen bij het voorkomen van oneerlijke contractbedingen, en dat het overigens uitdrukkelijk zijn taak is om, wanneer hij advies verstrekt, de gelijkheid van behandeling te waarborgen in alle onder zijn bevoegdheid vallende procedures, waaronder de procedure tot gedwongen tenuitvoerlegging.
58
Uit het voorgaande volgt dat de algemene bepalingen van de wet op het notarisambt in beginsel en onder voorbehoud van toetsing door de verwijzende rechter blijken te kunnen bijdragen tot de eerbiediging van de vereisten van de artikelen 6, lid 1, en 7, lid 1, van richtlijn 93/13.
59
Zoals de advocaat-generaal in punt 84 van zijn conclusie heeft uiteengezet, moeten de passende en doeltreffende middelen om een einde te maken aan het gebruik van oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen verkopers en consumenten, bepalingen omvatten die de consumenten daadwerkelijke rechtsbescherming kunnen waarborgen, doordat zij hun de mogelijkheid bieden de overeenkomst in kwestie — óók in de fase van gedwongen tenuitvoerlegging — bij de rechter aan te vechten in billijke procedurele omstandigheden, zonder dat er voorwaarden worden gesteld, met name inzake termijnen of kosten, die het uiterst moeilijk of praktisch onmogelijk maken om de hun in richtlijn 93/13 gewaarborgde rechten uit te oefenen. In het kader van deze gerechtelijke procedures moet de in de punten 41 tot en met 45 van dit arrest aangehaalde rechtspraak onverkort worden toegepast.
60
In casu blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat Sugár enerzijds overeenkomstig § 209/A, lid 1, van het burgerlijk wetboek een beroep aanhangig kan maken ter betwisting van de rechtsgeldigheid van de overeenkomst, en anderzijds ingevolge § 369 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering een procedure kan beginnen tot staking of beperking van de gedwongen tenuitvoerlegging. In deze laatste procedure kan hij volgens § 370 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering verzoeken om schorsing van de gedwongen tenuitvoerlegging van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde overeenkomst.
61
Verder lijkt de informatie die met name door de Hongaarse regering aan het Hof is verstrekt, erop te wijzen dat het aan de verwijzende rechter staat om na te gaan of, in weerwil van de bewoordingen van de §§ 369 en 370 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, de nationale rechter in het kader van deze procedures kan en moet controleren of de contractuele bedingen eventueel oneerlijk zijn en, met in achtneming van § 63 van dat wetboek en in overeenstemming met de rechtspraak van de Kúria (hooggerechtshof), ambtshalve kan en moet vaststellen, aan de hand van het beschikbare bewijs, in welke gevallen die bedingen kennelijk nietig zijn.
62
Hoewel richtlijn 93/13 in geschillen tussen een verkoper en een consument verlangt dat de nationale rechter die van dergelijke geschillen kennisneemt, positief en buiten de partijen bij de overeenkomst om ingrijpt (arresten Asbeek Brusse en de Man Garabito, C-488/11, EU:C:2013:341, punt 39 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en PohotovosÅ\¥, EU:C:2014:101, punt 40 en aldaar aangehaalde rechtspraak), kan de inachtneming van het doeltreffendheidsbeginsel niet zodanig ver worden doorgetrokken dat de totale passiviteit van de betrokken consument wordt verholpen (zie in die zin arrest Kušionová, C-34/13, EU:C:2014:2189, punt 56).
63
Bijgevolg is het feit dat de consument zich slechts kan beroepen op de bescherming van de wettelijke bepalingen inzake oneerlijke bedingen wanneer hij een gerechtelijke procedure aanspant, op zich niet in strijd met het doeltreffendheidsbeginsel, anders dan de Commissie stelt. De daadwerkelijke rechtsbescherming die door richtlijn 93/13 wordt geboden berust namelijk op de premisse dat een van de contractpartijen zich eerst tot de nationale rechter wendt.
64
Het staat echter aan de verwijzende rechter, die als enige rechtstreeks bekend is met de in zijn interne rechtsorde geldende procedurevoorschriften voor rechtsvorderingen en als enige bevoegd is om het nationale recht uit te leggen, te beoordelen of die voorschriften in de omstandigheden van het hoofdgeding de consument daadwerkelijke rechtsbescherming garanderen.
65
Gelet op een en ander moet op de gestelde vragen worden geantwoord dat de artikelen 6, lid 1, en 7, lid 1, van richtlijn 93/13 aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale wettelijke regeling als die in het hoofdgeding, volgens welke een notaris die met inachtneming van de vormvoorschriften een authentieke akte betreffende een consumentenovereenkomst heeft verleden, de formule van tenuitvoerlegging op die akte kan aanbrengen of kan weigeren die formule door te halen, hoewel noch in het ene, noch in het andere stadium is getoetst of de bedingen van die overeenkomst mogelijkerwijs oneerlijk zijn.
Kosten
66
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:
De artikelen 6, lid 1, en 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale wettelijke regeling als die in het hoofdgeding, volgens welke een notaris die met inachtneming van de vormvoorschriften een authentieke akte betreffende een consumentenovereenkomst heeft verleden, de formule van tenuitvoerlegging op die akte kan aanbrengen of kan weigeren die formule door te halen, hoewel noch in het ene, noch in het andere stadium is getoetst of de bedingen van die overeenkomst mogelijkerwijs oneerlijk zijn.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 01‑10‑2015
Conclusie 25‑06‑2015
P. Cruz Villalón
Partij(en)
Zaak C-32/141.
ERSTE Bank Hungary Zrt.
tegen
Attila Sugár
[verzoek om een prejudiciële beslissing van de Fővárosi Törvényszék (Hongarije)]
1.
Legt richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten2. aan notarissen die een centrale rol spelen bij de gedwongen tenuitvoerlegging van overeenkomsten tussen verkopers en consumenten, bijzondere verplichtingen op met betrekking tot de toetsing van oneerlijke contractbedingen, welke verplichtingen vergelijkbaar zijn met die welke volgens een inmiddels overvloedige rechtspraak van het Hof op de nationale rechter rusten?
2.
Dat is in wezen het belangrijkste en nieuwe probleem dat wordt opgeworpen door de twee prejudiciële vragen die in onderhavige zaak aan het Hof zijn gesteld. Deze zaak onderscheidt zich daarin van de vele zaken die het de laatste jaren zijn voorgelegd, met name door Hongaarse3. en Spaanse4. rechters die moesten beoordelen of hun nationale wetgeving verenigbaar was met de vereisten van met name de artikelen 6 en 7 van richtlijn 93/13.
I — Toepasselijke bepalingen
A — Unierecht
3.
Artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13 bepaalt het volgende:
‘De lidstaten bepalen dat oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen een verkoper en een consument onder de in het nationale recht geldende voorwaarden de consument niet binden en dat de overeenkomst voor de partijen bindend blijft indien de overeenkomst zonder de oneerlijke bedingen kan voortbestaan.’
4.
Artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13 bepaalt het volgende:
‘De lidstaten zien erop toe dat er in het belang van de consumenten alsmede van de concurrerende verkopers, doeltreffende en geschikte middelen bestaan om een eind te maken aan het gebruik van oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen consumenten en verkopers.’
B — Nationaal recht
5.
De verschillende bepalingen van nationaal recht die relevant zijn in het hoofdgeding, bevinden zich in wet nr. IV van 1959 houdende het burgerlijk wetboek5., in wet nr. LIII van 1952 tot vaststelling van het Hongaarse wetboek van burgerlijke rechtsvordering6., in wet nr. III van 1994 inzake de gerechtelijke tenuitvoerlegging7., en ten slotte in wet nr. XLI van 1991 inzake het notarisambt8..
1. Burgerlijk wetboek
6.
Artikel 209 van het burgerlijk wetboek luidt:
- ‘1)
Algemene contractvoorwaarden en bedingen van een consumentenovereenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, zijn oneerlijk wanneer zij in strijd met de goede trouw en billijkheid de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen eenzijdig en zonder reden vastleggen ten nadele van de partij die de contractvoorwaarden niet heeft opgesteld.
- 2)
Om te beoordelen of een beding oneerlijk is, moeten alle omstandigheden worden onderzocht die op het ogenblik van de sluiting van de overeenkomst bestonden en tot de ondertekening daarvan hebben geleid, alsmede de aard van de overeengekomen dienst en het verband van het betrokken beding met de overige contractuele bedingen of met andere overeenkomsten.
- 3)
Bij bijzondere rechtsregel wordt vastgesteld welke bedingen van consumentenovereenkomsten als oneerlijk moeten worden aangemerkt of tot het bewijs van het tegendeel als oneerlijk moeten worden beschouwd.’
7.
Artikel 209/A van het burgerlijk wetboek bepaalt het volgende:
- ‘1)
Oneerlijke bedingen die als algemene contractvoorwaarden deel uitmaken van de overeenkomst, kunnen door de benadeelde partij worden betwist.
- 2)
In consumentenovereenkomsten zijn nietig oneerlijke bedingen die als algemene contractvoorwaarden deel uitmaken van de overeenkomst, en oneerlijke bedingen die door de partij die met de consument een overeenkomst sluit, van tevoren eenzijdig zijn vastgesteld zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld. Nietigheid kan enkel worden ingeroepen ten behoeve van de consument.’
2. Wetboek van burgerlijke rechtsvordering
8.
Artikel 366 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering bepaalt het volgende:
‘Indien staking of beperking van de gedwongen tenuitvoerlegging onmogelijk is in het kader van een gerechtelijke tenuitvoerleggingsprocedure ingevolge de artikelen 41 of 56 van de wet […] op de gerechtelijke tenuitvoerlegging […], kan de schuldenaar die zich tegen de gedwongen tenuitvoerlegging verzet, jegens de partij die om gedwongen tenuitvoerlegging heeft verzocht een procedure tot staking of beperking van de gedwongen tenuitvoerlegging inleiden.’
9.
Artikel 369 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering bepaalt het volgende:
‘Een gerechtelijke procedure tot staking of beperking van de gedwongen tenuitvoerlegging die is gelast bij een authentieke akte die is voorzien van de formule van tenuitvoerlegging of bij een voor gedwongen tenuitvoerlegging geschikte gelijkgestelde akte, kan worden ingeleid wanneer
- a)
de betrokken vordering niet op geldige wijze tot stand is gekomen;
- b)
de vordering geheel of gedeeltelijk is tenietgegaan;
- c)
de partij die om de gedwongen tenuitvoerlegging heeft verzocht, een bijkomende termijn voor de tenuitvoerlegging heeft toegestaan en die termijn nog niet is verstreken;
- d)
de schuldenaar op zijn schuld een vordering in mindering wil brengen’.
10.
Artikel 370 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering bepaalt:
‘De rechter die zich uitspreekt over de vordering tot staking of beperking van de gedwongen tenuitvoerlegging kan in de zaak de gedwongen tenuitvoerlegging schorsen.’
3. Wet op de gerechtelijke tenuitvoerlegging
11.
De wet op de gerechtelijke tenuitvoerlegging bepaalt dat de gedwongen tenuitvoerlegging van een vordering kan worden gelast door een rechter of door een notaris. Artikel 224/A van deze wet bepaalt:
‘Indien de notaris de gedwongen tenuitvoerlegging dient te gelasten, wordt bij de toepassing van onderhavige bepalingen het volgende aangepast:
- a)
onder ‘rechter die de gedwongen tenuitvoerlegging gelast’ wordt verstaan de notaris; onder ‘beslissing gegeven door de rechter die de gedwongen tenuitvoerlegging gelast’ wordt verstaan de beslissing van de notaris; […]’.
12.
In artikel 13 van de wet op de gerechtelijke tenuitvoerlegging heet het:
- ‘1)
Een executoriale titel kan worden afgegeven, indien de beslissing die ten uitvoer moet worden gelegd
- a)
een schuldvordering (geldbedrag) betreft;
- b)
definitief of uitvoerbaar bij voorziening is, en
- c)
de termijn voor uitvoering is verstreken. […]’
13.
In artikel 23/C van de wet op de gerechtelijke tenuitvoerlegging is bepaald:
- ‘1)
De notaris die de akte opstelt, brengt de formule van tenuitvoerlegging aan op de notariële akte, wanneer deze melding maakt van:
- a)
een verplichting om wederzijds prestaties te verrichten of een eenzijdige verplichting;
- b)
de namen van de schuldeiser en van de schuldenaar;
- c)
het voorwerp, de omvang (het bedrag) en de oorzaak van de verplichting,
- d)
de voorwaarden en de termijn voor de nakoming ervan.
- 2)
Wanneer de verplichting afhangt van de nakoming van een voorwaarde of het verstrijken van een termijn, vereist de uitvoerbaarheid ervan bovendien dat bij authentieke akte wordt vastgesteld dat aan de voorwaarde is voldaan of de termijn is verstreken. […]
- 5)
Er is reden tot gedwongen tenuitvoerlegging, indien de in de notariële akte neergelegde vordering vatbaar is voor gerechtelijke tenuitvoerlegging en de uitvoeringstermijn is verstreken. […]’
14.
Artikel 31/E, lid 2, van de wet op de gerechtelijke tenuitvoerlegging bepaalt het volgende:
- ‘2)
De notariële procedure heeft, als niet op tegenspraak gevoerde burgerlijke procedure, gevolgen die vergelijkbaar zijn met die van een gerechtelijke procedure. Beslissingen van de notaris hebben gevolgen die vergelijkbaar zijn met beslissingen van de lokale rechter. […]’
15.
De artikelen 211, lid 2, en 212, lid 1, van de wet op de gerechtelijke tenuitvoerlegging luiden als volgt:
‘Artikel 211
[…]
- 2)
Indien de rechter de formule van tenuitvoerlegging in strijd met de wet op de akte aanbrengt, dient de formule van tenuitvoerlegging te worden doorgehaald. […]’
‘Artikel 212
- 1)
De rechter die de gedwongen tenuitvoerlegging gelast, kan te allen tijde op verzoek van elke partij, op basis van een deurwaardersexploot of op eigen initiatief de grosse intrekken of de formule van tenuitvoerlegging doorhalen. […]’.
II — Feiten in het hoofdgeding
16.
Op 18 december 2007 hebben verzoekende partij in het hoofdgeding, Erste Bank Hungary Zrt.9., en verwerende partij in het hoofdgeding, Attila Sugár10., bij authentieke akte een hypothecaire leningsovereenkomst afgesloten, waarbij Erste Bank aan de schuldenaar een lening heeft verstrekt van 30 687 CHF voor de aankoop van een appartement.
17.
Op 19 december 2007 heeft de schuldenaar op grond van die overeenkomst een bij notariële akte opgemaakte schuldverklaring ondertekend, die Erste Bank het recht geeft om enerzijds de leningsovereenkomst te ontbinden wanneer de schuldenaar niet aan zijn contractuele verplichtingen voldoet en anderzijds over te gaan tot inning van de uit de overeenkomst voortvloeiende schuld op grond van een door hem opgestelde vereffeningsverklaring, door de notaris op de verschillende akten de formule van tenuitvoerlegging te laten aanbrengen.
18.
Nadat de schuldenaar niet aan zijn betalingsverplichting had voldaan, heeft Erste Bank enerzijds de overeenkomst ontbonden en anderzijds verzocht dat jegens de schuldenaar de formule van tenuitvoerlegging wordt aangebracht. Daar de daartoe wettelijk vereiste voorwaarden vervuld waren, heeft de notaris op 13 december 2011 aan dit verzoek gevolg gegeven.
19.
Op 5 juni 2013 heeft de schuldenaar de notaris verzocht de formule van tenuitvoerlegging die was aangebracht op de authentieke akte waarbij de leningsovereenkomst was afgesloten, door te halen, waarbij hij aanvoerde dat die overeenkomst oneerlijke bedingen bevatte en geen rekening hield met de wettelijke bepalingen inzake met consumenten gesloten leningsovereenkomsten.
20.
Op 13 juni 2013 heeft de notaris dit verzoek verworpen. Hij stelde vast dat de akte een eenzijdige verplichting bevatte, de namen van de schuldeiser en de schuldenaar, de hoogte van de schuld en de oorzaak ervan, de voorwaarden voor de nakoming ervan, alsook de daartoe gestelde termijn, dat in de akte de voorwaarde werd omschreven waarvan zij de rechtsgeldigheid van de totstandkoming en de datum van die totstandkoming aantoonde, en dat de akte op 13 december 2011 was voorzien van de formule van tenuitvoerlegging. De notaris heeft ook aangegeven dat de procedure bij de notaris niet op tegenspraak wordt gevoerd en dat hij niet bevoegd was uitspraak te doen over een verschil van mening tussen partijen over de contractbedingen of de rechtmatigheid van het ontbinden van de overeenkomst, vragen die onder de exclusieve bevoegdheid van de rechter vallen. Hij merkte bovendien op dat hij alleen mocht verklaren dat de verstrekker van de lening de overeenkomst had ontbonden en de partijen overigens de contractbedingen voor de rechter konden bestrijden en bovendien over de mogelijkheid beschikten om een procedure tot staking of uitsluiting van de gedwongen tenuitvoerlegging aan te spannen.
21.
Daarop heeft de schuldenaar voor de verwijzende rechter beroep ingesteld tot nietigverklaring van de beslissing van de notaris en doorhaling van de formule van tenuitvoerlegging. Hij betwist dat hij schuldenaar is en voert aan dat de notaris in de notariële schuldverklaring akte heeft genomen van oneerlijke bedingen en onjuiste gegevens. Hij stelt dat op het moment dat de schuldverklaring bij authentieke akte werd opgemaakt, had moeten worden opgemerkt dat de overeenkomst nietige bepalingen bevatte. Hij betwist ook dat de legalisatie het mogelijk maakt de formule van tenuitvoerlegging aan te brengen, omdat hiermee gevolg wordt gegeven aan het verzoek van de schuldeiser, op basis van alleen de door hem overlegde boekhoudkundige gegevens. De procedure waarbij de formule van tenuitvoerlegging wordt aangebracht, zou zo rechtsmisbruik inhouden, aangezien een omstandigheid die slechts in een procedure op tegenspraak kan worden getoetst, afhankelijk wordt gesteld van een eenzijdige verklaring van de partij die om gedwongen tenuitvoerlegging verzoekt.
III — Prejudiciële vragen en procesverloop voor het Hof
22.
Gelet hierop heeft de Fővárosi Törvényszék (hoofdstedelijk hof van beroep) besloten het Hof de volgende twee prejudiciële vragen te stellen:
- ‘1)
Is een procedure van een lidstaat waarbij de medecontractant van een consument die een in een formeel correcte notariële akte neergelegde verplichting niet is nagekomen, een door hemzelf bepaald bedrag kan vorderen op grond van de aanbrenging van een zogenoemde formule van tenuitvoerlegging, zonder bij een rechter een procedure op tegenspraak te moeten inleiden waarin zou kunnen worden beoordeeld of de bedingen van de aan de formule van tenuitvoerlegging ten grondslag liggende overeenkomst oneerlijk zijn, verenigbaar met artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG?
- 2)
Kan de consument in die procedure verzoeken om doorhaling van de reeds aangebrachte formule van tenuitvoerlegging, met het argument dat niet is nagegaan of de bedingen van de aan de formule van tenuitvoerlegging ten grondslag liggende overeenkomst oneerlijk zijn, hoewel uit het arrest in de zaak C-472/11 [Banif Plus Bank, EU:C:2013:88] blijkt dat in een gerechtelijke procedure de rechter die het bestaan van oneerlijke bedingen heeft vastgesteld, de consument daarvan op de hoogte moet stellen?’
23.
Schriftelijke opmerkingen zijn ingediend door de Hongaarse regering en de Europese Commissie. Erste Bank, de regeringen van Duitsland en van Hongarije, en de Commissie hebben mondelinge opmerkingen gemaakt tijdens de terechtzitting die in het openbaar op 5 februari 2015 is gehouden. De Duitse regering heeft aangegeven ter terechtzitting te willen interveniëren, omdat in het Duitse recht een gelijkaardige procedure als in het Hongaarse recht bestaat.
IV — Prejudiciële vragen
A — Bij het Hof ingediende opmerkingen
24.
De regeringen van Hongarije en van Duitsland zijn het erover eens dat richtlijn 93/13 niet in de weg staat aan een procedure waarbij de formule van tenuitvoerlegging wordt aangebracht, die de kenmerken vertoont van die in het hoofdgeding. De Commissie heeft daarentegen een volledig tegenovergestelde mening.
25.
Na de relevante rechtspraak van het Hof in herinnering te hebben gebracht en de belangrijkste kenmerken van de vereenvoudigde procedure tot notariële gedwongen tenuitvoerlegging te hebben geschetst, voert de Hongaarse regering in wezen aan dat de procedure niet iedere controle op oneerlijke bedingen, zij het door de notaris zelf of door de nationale rechter, uitsluit.
26.
Allereerst zou de wet op het notarisambt immers voorschrijven dat de notaris bij het opstellen van de authentieke akte dient na te gaan of de verschillende bepalingen van de onderliggende juridische handeling in overeenstemming zijn met de wet en niet oneerlijk zijn.
27.
Bovendien sluit de procedure tot doorhaling van de formule van tenuitvoerlegging, die slechts is bedoeld om de rechtsgeldigheid van de procedure waarbij de formule van tenuitvoerlegging wordt aangebracht, te kunnen controleren, weliswaar iedere controle op de geldigheid van de contractbedingen uit, maar de consument kan nog steeds enerzijds een procedure in rechte aanspannen om te doen vaststellen dat de overeenkomstig niet geldig is, of nu verzocht is om een gedwongen tenuitvoerlegging of niet, en anderzijds de ongeldigheid van de overeenkomst inroepen in een procedure tot beperking of staking van een gedwongen tenuitvoerlegging (artikel 369 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
28.
In deze procedures zou de nationale rechter kunnen en moeten controleren of de contractbedingen of de algemene contractuele bepalingen oneerlijk zijn en, met in achtneming van artikel 163 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering en in overeenstemming met de rechtspraak van de Kúria (hooggerechtshof van Hongarije)11., ambtshalve aanvoeren dat sprake is van kennelijke nietigheid wanneer dit aan de hand van het beschikbare bewijs kan worden vastgesteld.
29.
Het Hongaarse stelsel zou aldus een billijk evenwicht bewaren tussen enerzijds de garantie de doeleinden van richtlijn 93/13 doeltreffend na te streven en anderzijds het behoud van de doeleinden en van het eigen karakter van de notariële procedure, zonder dat het voor particulieren onmogelijk of uiterst moeilijk wordt om hun rechten uit te oefenen.
30.
De Duitse regering, die verduidelijkt dat de notariële executoriale titel in het Duitse recht bestaat, heeft ter terechtzitting aangevoerd, dat artikel 7 van richtlijn 93/13 het bestaan van passende middelen voorschreef om oneerlijke bedingen in overeenkomsten ongedaan te maken, hetgeen niet noodzakelijkerwijs impliceert dat hierop ambtshalve dient te worden toegezien. Aangezien de nationale procedures tot gedwongen tenuitvoerlegging onder de nationale procesautonomie vallen, staat het, met inachtneming van de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid, aan de verwijzende rechter om te toetsen of de betrokken nationale bepalingen, onderzocht in hun context en rekening houdende met alle bestaande beroepsmogelijkheden, het uit hun aard voor consumenten onmogelijk of uiterst moeilijk maken om de rechten uit te oefenen die zij ontlenen aan richtlijn 93/13.
31.
In dit verband moet rekening worden gehouden met de algemene taak van de notaris, zoals bij nationale wet omschreven, en de op hem rustende controleverplichtingen, de concrete omstandigheden waaronder de formule van tenuitvoerlegging op de authentieke akte is aangebracht en de voorwaarden voor rechterlijke controle op de gedwongen tenuitvoerlegging.
32.
De Duitse regering preciseert in dit verband dat het Hof heeft geoordeeld dat, hoewel richtlijn 93/13 in geschillen tussen een verkoper en een consument verlangt dat de nationale rechter die van dergelijke geschillen kennisneemt, positief en buiten de contractspartijen om ingrijpt, de inachtneming van het doeltreffendheidsbeginsel niet zodanig ver kan worden doorgetrokken dat de totale passiviteit van de betrokken consument wordt verholpen12..
33.
Daarentegen is de Commissie, die op elk van de vragen een antwoord geeft, van mening dat richtlijn 93/13, zoals door het Hof uitgelegd, in de weg staat aan de Hongaarse wetgeving.
34.
In antwoord op de eerste vraag en onder verwijzing naar hoofdzakelijk het arrest Banco Español de Crédito13. voert zij aan dat de artikelen 6 en 7 van richtlijn 93/13 aldus moeten worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan de wetgeving van een lidstaat die bepaalt dat een notaris een akte kan afgeven tot gedwongen tenuitvoerlegging op basis van een leningsovereenkomst die is opgenomen in een authentieke akte, zonder dat hij heeft getoetst of de verschillende bepalingen van de overeenkomst oneerlijk zijn.
35.
De notaris zou allereerst, zodra hij over alle daartoe noodzakelijke juridische en feitelijke gegevens beschikt, hetgeen normaliter het geval is, bij het aanbrengen van de formule van tenuitvoerlegging op de authentieke akte waarin de overeenkomst is opgenomen, desnoods ambtshalve moeten kunnen nagaan of de contractbedingen oneerlijk zijn en de partijen hierover informeren.
36.
In dit verband merkt zij op dat, hoewel een notariële akte die is voorzien van de formule van tenuitvoerlegging in overeenstemming met artikel 31/E, lid 2, van de wet op de gerechtelijke tenuitvoerlegging, hetzelfde gevolg heeft als een beslissing van een lokale rechter, de notaris tijdens de procedure van gedwongen tenuitvoerlegging slechts kan nagaan of de vereisten van artikel 23/C, lid 1, van de wet op de gerechtelijke tenuitvoerlegging worden nageleefd. De consument kan dus slechts een beroep doen op de bescherming van wettelijke bepalingen inzake contractbedingen, wanneer hij een procedure aanspant tot staking of beperking van de gedwongen tenuitvoerlegging uit hoofde van artikel 369 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, zodat de aangezochte rechter de gedwongen tenuitvoerlegging dan kan opschorten.
37.
De Commissie heeft ter terechtzitting ook gepreciseerd dat die verplichting van de consument om zich tot de rechter te wenden teneinde een oneerlijke bepaling te bestrijden, niet in overeenstemming was met het doeltreffendheidsbeginsel. Zij heeft er bovendien aan toegevoegd dat, indien de notaris door een nationale rechter was medegedeeld dat een consument een beroep had ingesteld, hij de procedure tot aanbrenging van de formule van tenuitvoerlegging moest kunnen opschorten.
38.
De notaris zou tevens bij het opstellen van de authentieke akte waarin de overeenkomst is opgenomen, gezien de krachtens de wet op het notarisambt op hem rustende verplichting tot het geven van advies, ambtshalve moeten kunnen toetsen of de contractbedingen oneerlijk zijn en zo bijdragen aan de verwezenlijking van het in artikel 7 van richtlijn 93/13 beoogde doel.
39.
In antwoord op de tweede vraag en onder verwijzing in dit verband naar het arrest Banif Plus Bank14., voert de Commissie aan dat als de notaris tijdens de gedwongen tenuitvoerlegging ambtshalve moet beoordelen of de contractbedingen waarop de notariële akte steunt, oneerlijk zijn, de consument a fortiori het initiatief moet kunnen nemen om de notariële akte tot gedwongen tenuitvoerlegging te bestrijden en moet kunnen vragen de formule van tenuitvoerlegging door te halen, omdat de notaris niet heeft getoetst of de bepalingen van de overeenkomst oneerlijk zijn.
B — Mijn analyse
40.
Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13 aldus moet worden uitgelegd, dat het in de weg staat aan nationale wetgeving als die in het hoofdgeding, op grond waarvan een notaris die met inachtneming van de formele vereisten een authentieke akte met betrekking tot een overeenkomst tussen een verkoper en een consument heeft opgesteld, op die akte een formule van tenuitvoerlegging kan aanbrengen en zo, los van enige procedure op tegenspraak voor een rechter en zonder vooraf in enige mate te hebben gecontroleerd of de contractbedingen oneerlijk zijn, jegens de consument die niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan de gedwongen tenuitvoerlegging kan inleiden.
41.
Met zijn tweede vraag wenst hij ook te vernemen of, rekening houdende met het arrest Banif Plus Bank15., richtlijn 93/13 aldus moet worden uitgelegd, dat zij in de weg staat aan nationale wetgeving als die in het hoofdgeding, die een consument niet in staat stelt om met een beroep op het ontbreken van een voorafgaande beoordeling van de oneerlijkheid van de contractbedingen te verzoeken om doorhaling van de formule van tenuitvoerlegging die is aangebracht op een authentieke akte betreffende een overeenkomst met een verkoper.
42.
Om het belang van deze twee vragen goed te begrijpen, dient te worden begonnen met het precies beschrijven van de tweevoudige tussenkomst van de notaris in het kader van de procedure tot aanbrenging van de formule van tenuitvoerlegging in het hoofdgeding — of het nu gaat om het moment waarop de formule zelf op verzoek van de schuldeiser wordt aangebracht, of om het moment waarop die formule mogelijk wordt doorgehaald op verzoek van de schuldenaar. In beide gevallen is sprake van een strikt formeel onderzoek.
1. De tweevoudige tussenkomst van de notaris in het kader van de procedure tot aanbrenging van de formule van tenuitvoerlegging
43.
De Hongaarse wet stelt heel concreet een vereenvoudigde of lichtere regeling vast voor de gedwongen tenuitvoerlegging van contractuele verplichtingen, en voorziet tegelijkertijd in een rangorde bij de uitoefening door de contractspartijen van hun respectieve rechten. Zij maakt het op die manier voor een bank die, zoals in casu in het hoofdgeding, met een particulier een hypothecaire leningsovereenkomst heeft afgesloten, en een beroep doet op een notaris opdat hij een authentieke akte opstelt waarbij de schuld van de schuldenaar wordt erkend, mogelijk die notaris16., indien de schuldenaar de overeenkomst niet nakomt, te verzoeken over te gaan tot het aanbrengen op de authentieke akte van de formule van tenuitvoerlegging. Met andere woorden, zij stelt de bank in staat om de notaris te verzoeken om, op basis van de elementen die zij hem heeft verschaft, met inachtneming van een zeker aantal formele vereisten de gedwongen tenuitvoerlegging van de overeenkomst op gang te brengen, zonder dat zij daarvoor een zaak bij de rechter aanhangig hoeft te maken. Slechts later kan de schuldenaar zich tot bovengenoemde notaris wenden om te bewerkstelligen dat de aldus aangebrachte formule van tenuitvoerlegging wordt doorgehaald.
44.
De verplichtingen die op de notaris rusten bij het aanbrengen van de formule van tenuitvoerlegging op de door hem opgestelde authentieke akte, zijn opgesomd in artikel 23/C van de wet op de gerechtelijke tenuitvoerlegging, die in wezen overeenkomt met de inhoud van artikel 112 van de wet op het notarisambt. Die bepalingen geven aan dat een notaris die formule van tenuitvoerlegging kan aanbrengen zodra de vier voorwaarden die erin worden genoemd, zijn vervuld: die akte moet de verplichting aangeven om een prestatie en een tegenprestatie te verrichten, de namen van de schuldeiser en de schuldenaar, het voorwerp, het bedrag en de oorzaak van de verplichting en ten slotte de wijze en de termijn van nakoming.
45.
Zoals de Hongaarse regering heeft bevestigd, is het door de notaris aldus uitgevoerde onderzoek, op de enkele basis van de documenten die zijn verstrekt door de partij die om het aanbrengen van de formule van tenuitvoerlegging verzoekt, van zuiver formele aard. Hij hoeft met name niet ambtshalve te beoordelen of de bepalingen van de overeenkomst die op grond van de authentieke akte moeten worden uitgevoerd, oneerlijk zijn, zelfs wanneer hij over alle juridische en feitelijke gegevens beschikt die daarvoor nodig zijn.
46.
De Hongaarse wetgeving bepaalt dat de notaris vervolgens op verzoek van de schuldenaar de formule van tenuitvoerlegging kan doorhalen17., waarbij deze doorhaling van rechtswege plaatsvindt wanneer door het aanbrengen de wet is geschonden. De notaris die de gedwongen tenuitvoerlegging heeft gelast, kan ook op elk moment, op verzoek van elke partij, op basis van een deurwaardersexploot of op eigen initiatief de grosse intrekken of de formule van tenuitvoerlegging doorhalen.
47.
De Hongaarse regering heeft in dit verband aangegeven, dat het enige doel van deze procedure daarin bestond de controle mogelijk te maken van de rechtmatigheid van de procedure tot aanbrenging van de formule van tenuitvoerlegging, dat wil zeggen van het naleven van de formele vereisten die worden vermeld in punt 13 van deze conclusie. Zo is het, evenmin als het bij het aanbrengen van de formule van tenuitvoerlegging voor de notaris mogelijk is om de verschillende contractbedingen te controleren, voor hem ook niet mogelijk om een dergelijke controle uit te voeren in het kader van de procedure tot doorhaling van de formule van tenuitvoerlegging.
48.
In het licht van het voorgaande is het duidelijk dat de twee prejudiciële vragen van de verwijzende rechter één en hetzelfde probleem aan de orde stellen, dat in wezen verband houdt met de toedeling aan de notaris van bevoegdheden met betrekking tot het uitvoerbaar verklaren van een contractuele verplichting, in casu van een hypothecaire schuld, en dat zij dientengevolge samen moeten worden behandeld.
49.
Om een nuttig antwoord op deze twee vragen in overweging te kunnen geven, moeten eerst, naast het uitdrukkelijk door de verwijzende rechter in zijn tweede vraag genoemde arrest Banif Plus Bank18., de belangrijkste uitspraken uit de relevante rechtspraak van het Hof met betrekking tot richtlijn 93/13, met name de artikelen 6, lid 1, en 7, lid 1, ervan, in herinnering worden geroepen.
2. De belangrijkste vereisten van richtlijn 93/13, zoals gedefinieerd door het Hof
50.
In overeenstemming met artikel 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: ‘Handvest’) garandeert het beleid van de Europese Unie een hoog niveau van consumentenbescherming, een gebod dat ook geldt voor de uitvoering van richtlijn 93/13.19. Het Hof heeft ook gelegenheid gehad om te verduidelijken dat de nationale rechter, wanneer hij uitvoering geeft aan het Unierecht, de vereisten van een doeltreffende rechterlijke bescherming van de rechten die de justitiabelen aan het Unierecht ontlenen, zoals gewaarborgd door artikel 47 van het Handvest20., in acht dient te nemen. Deze bescherming moet gelden voor zowel het aanwijzen van de rechters die bevoegd zijn kennis te nemen van vorderingen die zijn gebaseerd op het Unierecht als voor de vaststelling van de op die vorderingen betrekking hebbende procedurevoorschriften.21.
51.
Volgens vaste rechtspraak van het Hof berust het beschermingsstelsel van richtlijn 93/13 op de gedachte dat de consument zich jegens de verkoper in een ondergeschikte positie bevindt, zowel wat zijn mogelijkheid tot onderhandelen betreft als met betrekking tot de informatie waarover hij beschikt. Deze situatie leidt ertoe dat hij met vooraf door een verkoper opgestelde voorwaarden instemt zonder op de inhoud ervan invloed te kunnen uitoefenen.22.
52.
Artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13 bepaalt daarom dat oneerlijke bedingen de consument niet binden.
53.
Het Hof heeft herhaaldelijk geoordeeld dat deze bepaling van dwingende aard is en betoogt het in de overeenkomst vastgelegde formele evenwicht tussen de rechten en plichten van de contractpartijen te vervangen door een reëel evenwicht dat de gelijkheid tussen die partijen herstelt.23.
54.
Het heeft daaruit met name herhaaldelijk afgeleid dat de nationale rechter ambtshalve moet toetsen of een contractueel beding dat binnen de werkingssfeer van richtlijn 93/13 valt, oneerlijk is, en aldus het gebrek aan evenwicht tussen de consument en de verkoper moet compenseren zodra hij over de daartoe noodzakelijke gegevens, feitelijk en rechtens, beschikt24., aangezien er het niet te verwaarlozen gevaar bestaat, dat de consument met name uit onwetendheid geen beroep doet op het oneerlijke karakter van het beding dat hem wordt tegengeworpen.25.
55.
Het Hof heeft met name geoordeeld dat de nationale rechter ambtshalve maatregelen van instructie dient te nemen teneinde vast te stellen of een beding binnen de werkingssfeer van richtlijn 93/13 valt en, zo ja, ambtshalve dient te toetsen of een dergelijk beding eventueel oneerlijk is.26. Het heeft ook verduidelijkt dat een nationale rechter die heeft vastgesteld dat een beding van een overeenkomst oneerlijk is, bovendien enerzijds, zonder te wachten tot de consument daarom verzoekt, hieruit alle consequenties moet trekken die volgens het nationale recht uit die vaststelling voortvloeien, mits steeds het beginsel van hoor en wederhoor wordt nageleefd27., teneinde ervoor te zorgen dat die consument niet is gebonden aan dat beding, en anderzijds, in beginsel aan de hand van objectieve criteria, moet beoordelen of de betrokken overeenkomst zonder dat beding kan voortbestaan28..
56.
In dit verband moet worden verduidelijkt dat in de zaak Banif Plus Bank29., die door de verwijzende rechter uitdrukkelijk in zijn tweede vraag werd aangehaald, het Hof met name werd gevraagd of de artikelen 6, lid 1, en 7, lid 1, van richtlijn 93/13 aldus moesten worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan, dan wel toelaten, dat de nationale rechter die ambtshalve heeft vastgesteld dat een beding van een overeenkomst oneerlijk is, de partijen laat weten dat er volgens hem een nietigheidsgrond bestaat en hun verzoekt hierover opmerkingen te maken.
57.
Het Hof heeft daarop geantwoord dat de artikelen 6, lid 1, en 7, lid 1, van richtlijn 93/13 aldus moesten worden uitgelegd, dat de nationale rechter die ambtshalve heeft vastgesteld dat een beding van een overeenkomst oneerlijk is, hieruit de consequenties mag trekken zonder te moeten wachten tot de consument die van zijn rechten in kennis is gesteld, opmerkingen indient waarmee hij om nietigverklaring van dit beding verzoekt. Het heeft evenwel toegevoegd dat het beginsel van hoor en wederhoor de nationale rechter die ambtshalve heeft vastgesteld dat een beding van een overeenkomst oneerlijk is, in de regel verplicht om de procespartijen daarvan in kennis te stellen en hun de mogelijkheid te bieden hierover op tegenspraak hun standpunt kenbaar te maken overeenkomstig de nationale regels van procesrecht30..
58.
Ten slotte heeft het Hof verduidelijkt dat richtlijn 93/13 aldus moet worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen wetgeving van een lidstaat waarbij, in het kader van een procedure tot hypothecaire tenuitvoerlegging, geen verzetsgronden omtrent het oneerlijke karakter van een aan de executoriale titel ten grondslag liggend contractueel beding kunnen worden aangevoerd en de rechter in de bodemprocedure, die bevoegd is om te oordelen of dat beding oneerlijk is, geen voorlopige maatregelen, waaronder met name de schorsing van de tenuitvoerlegging, kan opleggen wanneer deze maatregelen noodzakelijk zijn ter verzekering van de volle werking van zijn einduitspraak.31.
59.
Deze richtlijn verzet zich ook tegen een nationale regeling waarbij, in het kader van een procedure tot hypothecaire tenuitvoerlegging, de rechter die zich over de tenuitvoerlegging uitspreekt, geen voorlopige maatregelen, waaronder met name de schorsing van de tenuitvoerlegging, kan opleggen wanneer deze maatregelen noodzakelijk zijn ter verzekering van de volle werking van de einduitspraak van de rechter in de bodemprocedure, die bevoegd is om te beoordelen of dat beding oneerlijk is.32.
60.
Uit even vaste rechtspraak van het Hof blijkt overigens dat nu in het Unierecht de nationale regelingen voor gedwongen tenuitvoerlegging niet zijn geharmoniseerd, het krachtens het beginsel van procesautonomie een zaak van de interne rechtsorde van iedere lidstaat is om dergelijke regels vast te stellen, op voorwaarde evenwel dat zij niet ongunstiger zijn dan die welke voor soortgelijke situaties naar nationaal recht gelden (gelijkwaardigheidsbeginsel), en zij de uitoefening van de door het Unierecht verleende rechten in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk maken (doeltreffendheidsbeginsel).33. Het Hof heeft eveneens verduidelijkt dat nationale regels voor tenuitvoerlegging moeten voldoen aan de uit zijn rechtspraak voortvloeiende eisen dat de nationale rechter ambtshalve moet toetsen of een contractueel beding dat binnen de werkingssfeer van richtlijn 93/13 valt, oneerlijk is.34.
61.
Het Hof heeft in dit verband geoordeeld dat om te toetsen of een nationale procesregel de toepassing van het Unierecht onmogelijk of uiterst moeilijk maakt, deze moet worden onderzocht met inaanmerkingneming van de plaats van die regel in de gehele procedure voor de verschillende nationale instanties en van het verloop en de bijzondere kenmerken van die procedure35., met dien verstande dat de specifieke kenmerken van gerechtelijke procedures, waar in een nationaalrechtelijke context verkopers en consumenten tegenover elkaar staan, geen factor kunnen vormen die de rechtsbescherming die laatstbedoelden op grond van richtlijn 93/13 dient toe te komen, mag doorkruisen.36.
62.
In het licht van die beginselen zal de procedure tot aanbrenging van de formule van tenuitvoerlegging in het hoofdgeding moeten worden getoetst, in de wetgevingscontext waarvan zij deel uitmaakt.
3. Antwoorden op de prejudiciële vragen
63.
Nu het rechtskader van onderhavige zaak uiteen is gezet, moet worden onderstreept dat het probleem dat de kern vormt van de twee prejudiciële vragen van de verwijzende rechter, voortvloeit uit het feit dat, volgens de Hongaarse wetgeving, aan een notaris kan worden gevraagd om een verplichting in een overeenkomst tussen een hypotheekverstrekker en een consument, zoals de hypotheekschuld in het hoofdgeding, uitvoerbaar te verklaren, zonder dat vooraf, zo nodig ambtshalve en met eerbiediging van het beginsel van hoor en wederhoor, is onderzocht of de contractuele bedingen mogelijk oneerlijk zijn, ongeacht de rechtsmiddelen waarmee overigens de overeenkomst of de gedwongen tenuitvoerlegging ervan kan worden bestreden. Het mogelijke daaropvolgende verzoek om de formule van tenuitvoerlegging door te halen, valt onder dezelfde regel.
64.
Het centrale argument van zowel de schuldenaar als de Commissie is dat deze mogelijkheid om de gedwongen tenuitvoerlegging van een overeenkomst op gang te brengen afbreuk doet aan de hierboven in herinnering geroepen rechtspraak met betrekking tot richtlijn 93/13, waaronder het arrest Banif Plus Bank37.. Wanneer, zoals is aangevoerd, het aanbrengen, door een notaris, van de formule van tenuitvoerlegging op een authentieke akte die een overeenkomst bevat, overeenkomstige gevolgen teweegbrengt als die van een uitspraak van een rechter, volgt daar immers noodzakelijkerwijs uit dat die rechtspraak integraal toepassing moet vinden op de tussenkomst van de notaris. De notaris zou dus met name verplicht zijn om ambtshalve mogelijk oneerlijke contractbedingen aan de orde te stellen en de partijen in de gelegenheid te stellen op tegenspraak hun standpunt kenbaar te maken.
65.
Deze lezing van de rechtspraak van het Hof gaat echter voorbij aan een fundamenteel element, namelijk dat zij specifiek betrekking heeft op de rol van de nationale rechter die een oordeel moet vellen, waardoor zij nauwkeurig in het kader past van de uitoefening van de rechterlijke taak. Deze rechtspraak gaat bijgevolg uit van de premisse dat het een rechter is die is aangezocht en die, alvorens een contractbeding uitvoerbaar te verklaren, indien nodig ambtshalve, zodra hij over de daartoe noodzakelijke gegevens, feitelijk en rechtens, beschikt, kan toetsen of sprake is van mogelijk oneerlijke contractbedingen, kan zorgen dat de partijen op tegenspraak hun standpunt kenbaar maken en de gevolgen kan trekken die in voorkomend geval geboden zijn door de oneerlijke bedingen nietig te verklaren of door zich te verzetten tegen de gedwongen tenuitvoerlegging ‘onder de in het nationale recht geldende voorwaarden’.38.
66.
De mogelijkheid om het recht op uitoefening van bevoegdheden die rechtstreeks behoren tot de rechterlijke taak uit te breiden tot de notaris, onder omstandigheden waarin een nationale wetgeving hem de bevoegdheid toebedeelt om de formule van tenuitvoerlegging op een authentieke akte die een overeenkomst bevat aan te brengen en die vervolgens door te halen bij verval, stuit op praktisch onoverkomelijke moeilijkheden die voortkomen uit het beginsel van exclusiviteit van de rechterlijke taak.
67.
Richtlijn 93/13, zoals uitgelegd door het Hof, kan inderdaad niet tot gevolg hebben dat zij aan de lidstaten een wijziging van het notarisambt oplegt die van een dergelijke omvang is dat zij ertoe leidt dat de notaris een incident op tegenspraak inleidt tussen contractpartijen op grond waarvan hij de oneerlijkheid van een contractbeding en de mogelijke nietigheid ervan zou moeten beoordelen.
68.
Met het oog daarop ben ik van mening dat, behoudens een zeker aantal verduidelijkingen, slechts ontkennend kan worden geantwoord op de twee prejudiciële vragen van de verwijzende rechter, zoals geherformuleerd in de punten 40 en 41 van de onderhavige conclusie.
69.
Om te beginnen dient richtlijn 93/13 aldus te worden uitgelegd dat zij in beginsel niet in de weg staat aan wetgeving van een lidstaat die, zoals het onbetwistbaar zijn recht is, een notaris toestaat de formule van tenuitvoerlegging aan te brengen op een authentieke akte die een overeenkomst bevat, zonder dat hij vooraf, desnoods ambtshalve, heeft gecontroleerd of de contractbedingen mogelijk oneerlijk zijn.
70.
Natuurlijk stelt de vereenvoudigde tenuitvoerleggingsprocedure in het hoofdgeding, zoals de Commissie ter terechtzitting heeft opgemerkt, in voorkomend geval een hypotheekverstrekker in staat om van een notaris eerst een uitvoerbaarverklaring van een contractuele verplichting te verkrijgen, zonder dat noodzakelijkerwijs en voorafgaand een gerechtelijke procedure op tegenspraak heeft plaatsgevonden. De consument die dit wil belemmeren, ziet zich zo verplicht hetzij een beroep aanhangig te maken waarmee hij de geldigheid van de overeenkomst bestrijdt, hetzij een beroep aanhangig te maken tot staking of beperking van de gedwongen tenuitvoerlegging overeenkomstig artikel 369 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
71.
Niettemin kan de loutere omstandigheid dat de notaris volgens de nationale wetgeving niet verplicht is bij het aanbrengen van de formule van tenuitvoerlegging op de authentieke akte die een overeenkomst tussen een hypotheekverstrekker en een consument betreft, ambtshalve te wijzen op de oneerlijkheid van de bepalingen van die overeenkomst en, steeds met inachtneming van hoor en wederhoor, er consequenties aan te verbinden, op zichzelf niet leiden tot de conclusie dat de Hongaarse wet niet in overeenstemming is met richtlijn 93/13, voor zover de consument voor het overige de waarborg heeft van een doeltreffende rechtsbescherming.
72.
Enerzijds biedt richtlijn 93/13 inderdaad geen voldoende grondslag om in de weg te staan aan de principiële bevoegdheid van de lidstaten om notarissen de bevoegdheid te geven de formule van tenuitvoerlegging aan te brengen op een authentieke akte die betrekking heeft op een overeenkomst. Anderzijds is het niet mogelijk het mandaat dat bij richtlijn 93/13, zoals uitgelegd door het Hof, aan de rechter is toevertrouwd, uit te breiden tot de notaris.
73.
Overigens, zoals ik ook al opgemerkt, berust alle relevante rechtspraak van het Hof met betrekking tot de bijzondere verantwoordelijkheid van de nationale rechter bij de uitvoering van richtlijn 93/13, en met name de noodzaak hem in staat te stellen ambtshalve te beoordelen of de contractbedingen oneerlijk zijn, op de veronderstelling dat deze rechter vooraf wordt aangezocht door één van de partijen bij dat contract.
74.
Zoals de Duitse regering in wezen heeft aangevoerd, kan noch richtlijn 93/13, noch de relevante rechtspraak van Hof, aldus worden uitgelegd dat de lidstaten gedwongen zijn de notaris wettelijk te verplichten de plaats in te nemen van de nationale rechter om, met inachtneming van hoor en wederhoor, na te gaan of de bepalingen van de overeenkomsten in de door hem opgestelde authentieke akten oneerlijk zijn of, meer in het algemeen, hun regels van burgerlijke rechtsvordering zodanig te wijzigen dat de notaris over de bevoegdheid beschikt om de effecten te verzachten van het algehele stilzitten van consumenten die geen gebruik hebben gemaakt van hun beroepsrecht.
75.
Vervolgens zij, in noodzakelijke samenhang met het voorgaande en met betrekking tot de tweede vraag, opgemerkt dat richtlijn 93/13 aldus moet worden uitgelegd dat zij niet in de weg staat aan nationale wetgeving die een consument niet in staat zou stellen om, met een beroep op het feit dat vooraf niet is beoordeeld of de contractbedingen oneerlijk zijn, te verzoeken om doorhaling van de formule van tenuitvoerlegging die op een authentieke akte met betrekking tot een overeenkomst met een verkoper is aangebracht.
76.
Het is immers even moeilijk om alleen op grondslag van richtlijn 93/13 de notaris bij het aanbrengen van de formule van tenuitvoerlegging op een authentieke akte met betrekking tot een overeenkomst te verplichten zich na een procedure op tegenspraak uit te spreken over de aanwezigheid van oneerlijke bepalingen, als hem daartoe te verplichten bij het doorhalen van die formule. In dit verband volstaat het dus om te verwijzen naar de uiteenzettingen in de punten 69 tot en met 74 van deze conclusie.
77.
Een passend antwoord op de vragen van de verwijzende rechter, dat voor hem nuttig is en strookt met de geest van richtlijn 93/13, zoals uitgelegd door het Hof, vereist evenwel meer dan een loutere verklaring dat de wetgeving in het hoofdgeding er in beginsel mee in overeenstemming is. Het is integendeel noodzakelijk enkele ‘waarschuwingen’ te formuleren die grotendeels voortvloeien uit de rechtspraak van het Hof. Wanneer ik die verduidelijk, dient de nadruk te worden gelegd op de verplichtingen die zowel op de notaris als de nationale rechter rusten met het oog op het door richtlijn 93/13 nagestreefde specifieke doel van consumentenbescherming en, meer in het algemeen, op de vereisten die voortvloeien uit het recht op een doeltreffende rechtsbescherming in de zin van artikel 47 van het Handvest.
78.
Met betrekking tot de notaris blijkt allereerst uit de toelichtingen van de verwijzende rechter en uit de schriftelijke en mondelinge opmerkingen voor het Hof, dat de wet op het notarisambt, waarin het belang van de notaris bij het voorkomen van geschillen en het verminderen van de werklast van de rechter is verankerd, in zeer algemene bewoordingen in artikel 1 de verplichtingen van de notaris vastlegt. Het is aan hem om met name door adviezen in procedures waarvoor hij bevoegd is, partijen te helpen — waarbij hij verzekert dat zij gelijk worden behandeld — bij de uitoefening van hun rechten en de nakoming van hun plichten.
79.
Artikel 3, lid 1, van de wet op het notarisambt bepaalt bovendien dat ‘de notaris zijn medewerking dient te onthouden, wanneer deze niet in overeenstemming is met zijn verplichtingen, met name indien zijn medewerking wordt gevraagd voor een juridische handeling die strijdig is met de wet of erop gericht is deze te omzeilen of waarvan het doel verboden of oneerlijk is’. Artikel 3, lid 2, van de wet op het notarisambt voegt hier aan toe dat ‘wanneer de notaris, tijdens de procedure, een element ontdekt dat twijfel oproept zonder dat hij zich van medewerking dient te onthouden, hij hierop de aandacht van de partijen moet vestigen en er schriftelijk melding van dient te maken. Als de partij tegen dit element bezwaar maakt, onthoudt de notaris zich van medewerking.’
80.
Bij het opstellen van de authentieke akten die betrekking hebben op een overeenkomst heeft de notaris, met het oog op de verplichtingen die op grond van artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13 op de lidstaten rusten om passende en doeltreffende middelen vast te stellen om een einde te maken aan het gebruik van oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen consumenten en verkopers, bijgevolg een bijzondere verantwoordelijkheid voor het informeren en adviseren van de consument.
81.
In omstandigheden zoals in casu in het hoofdgeding dient de notaris er bij het opstellen van de authentieke akte met betrekking tot een overeenkomst tussen een verkoper en een consument, nauwgezet op toe te zien, dat hij niet alleen de consument waarschuwt voor mogelijk oneerlijke contractbedingen die hij zou hebben gevonden, maar hem ook informeert over zijn wettelijke bevoegdheid om bij het verstrijken van de termijn op basis van alleen een formeel onderzoek de formule van tenuitvoerlegging op die authentieke akte aan te brengen, en mogelijk tot doorhaling ervan te besluiten, alsook over de gevolgen van het aanbrengen van die formule, met name op procedureel terrein.
82.
In casu blijkt uit de voorafgaande uiteenzettingen dat de notaris krachtens de Hongaarse wet bevoegd is bij het vaststellen van de authentieke akte met betrekking tot een overeenkomst tussen een hypotheekverstrekker en een consument een rol te spelen bij het voorkomen van oneerlijke contractbedingen, en dat hij ten minste, en met name wanneer wordt getwijfeld of een bepaling oneerlijk is, de partijen erover mag informeren; dit geldt zeker voor de consument die in voorkomend geval dan gebruik kan maken van zijn recht op beroep voor een bevoegde nationale rechter.
83.
De algemene bepalingen van de wet op het notarisambt kunnen dus in beginsel bijdragen tot de eerbiediging van de vereisten van artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13, op grond waarvan de lidstaten verplicht zijn passende en doeltreffende middelen vast te stellen om een einde te maken aan het gebruik van oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen consumenten en verkopers. Het staat echter aan de verwijzende rechter, die als enige bevoegd is om het nationale recht uit te leggen, om de omstandigheden van het hoofdgeding te beoordelen en er in voorkomend geval de consequenties uit te trekken.
84.
Met betrekking tot de rechter is het vervolgens van belang in herinnering te roepen dat het aan de lidstaten is om consumenten een doeltreffende rechtsbescherming te waarborgen door hun de mogelijkheid te bieden een beroep aanhangig te maken tegen de overeenkomst zelf en/of de gedwongen tenuitvoerlegging ervan. Dit beroep mag niet worden onderworpen aan voorwaarden, met name inzake termijnen, die het uiterst moeilijk of praktisch onmogelijk maken om de in richtlijn 93/13 gewaarborgde rechten uit te oefenen.39. In dat verband zal de rechter, zo nodig ambtshalve zodra hij over alle feitelijke en juridische gegevens beschikt die daarvoor nodig zijn, moeten kunnen onderzoeken of de contractbedingen oneerlijk zijn en met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor er in overeenstemming met de rechtspraak van het Hof onder de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden de consequenties uit moeten kunnen trekken.
85.
In casu blijkt uit de toelichting van zowel de verwijzende rechter als de Hongaarse regering, dat op grond van het Hongaarse recht de consument enerzijds een beroep aanhangig kan maken waarmee hij de geldigheid van de overeenkomst bestrijdt en anderzijds een procedure kan beginnen tot staking of beperking van de gedwongen tenuitvoerlegging, op grond van artikel 369 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering. In het kader van deze laatste procedure kan de consument bovendien, zoals de Commissie heeft opgemerkt, verzoeken om schorsing van de gedwongen tenuitvoerlegging van de overeenkomst, die is ingeleid door het aanbrengen van de formule van tenuitvoerlegging door de notaris.
86.
De consument zou aldus, om te beginnen, op elk moment, zowel voor als na het aanbrengen van de formule van tenuitvoerlegging, voor de nationale rechters een beroep aanhangig kunnen maken, waarmee hij de geldigheid bestrijdt van de overeenkomst op basis waarvan de authentieke akte die is voorzien van de formule van tenuitvoerlegging is opgesteld.
87.
Vervolgens kan hij, zodra de formule van tenuitvoerlegging is aangebracht, onverminderd de reeds ter sprake gebrachte mogelijkheid om te verzoeken om doorhaling ervan, een procedure aanspannen tot staking of beperking van de gedwongen tenuitvoerlegging, op grond van artikel 369 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering. In dat verband zou hij de ongeldigheid van de overeenkomst kunnen inroepen en kunnen verzoeken om de tenuitvoerlegging op te schorten uit hoofde van artikel 370 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
88.
Het is in het kader van die procedures dat alle relevante rechtspraak van het Hof, zoals in herinnering gebracht in de punten 51 tot en met 62 van deze conclusie, volledige toepassing moet vinden. Het naleven van de in die rechtspraak gestelde vereisten is des te meer geboden in het kader van een procedure zoals voorzien in de artikelen 369 en 370 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, aangezien het eerste van die artikelen limitatief de redenen opsomt waarom staking of beperking van de gedwongen tenuitvoerlegging die wordt ingeleid met het aanbrengen door een notaris van de formule van tenuitvoerlegging, mogelijk is. Hieronder valt niet de mogelijke oneerlijkheid van de contractbedingen.
89.
Gelet op een en ander geef ik het Hof bijgevolg in overweging de twee prejudiciële vragen van de verwijzende rechter als volgt te beantwoorden: de artikelen 6 en 7 van richtlijn 93/13 dienen aldus te worden uitgelegd, dat zij in beginsel niet in de weg staan aan een nationale wetgeving zoals in het hoofdgeding, op grond waarvan een notaris die, met inachtneming van de formele vereisten, een authentieke akte met betrekking tot een overeenkomst tussen een verkoper en een consument heeft opgemaakt, jegens de consument die zijn verplichtingen niet is nagekomen, een gedwongen tenuitvoerlegging kan inleiden door hetzij de formule van tenuitvoerlegging op die akte aan te brengen, hetzij door te weigeren die formule door te halen, zonder dat in het ene of het andere stadium is nagegaan of de contractbedingen oneerlijk zijn.
90.
Het is echter aan de notaris om op het moment dat hij een dergelijke authentieke akte opstelt, de consument op de hoogte te stellen van de eventuele oneerlijke contractbedingen die hij zou hebben gevonden, alsook van zijn wettelijke bevoegdheid om op basis van alleen een formeel onderzoek de gedwongen tenuitvoerlegging van de overeenkomst in te leiden, en van de gevolgen daarvan op met name procedureel terrein.
91.
Daarentegen staat deze richtlijn in de weg aan nationale wetgeving die een nationale rechter, ongeacht in welk type procedure hij is aangezocht, zou verhinderen ambtshalve, met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor, zodra hij over alle juridische en feitelijke gegevens beschikt die daarvoor nodig zijn, te toetsen of de contractbedingen oneerlijk zijn, en er de consequenties uit te trekken.
V — Conclusie
92.
Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging de twee prejudiciële vragen van de Fővárosi Törvényszék te beantwoorden als volgt:
De artikelen 6 en 7 van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten dienen aldus te worden uitgelegd, dat zij in beginsel niet in de weg staan aan een nationale wetgeving zoals in het hoofdgeding, op grond waarvan een notaris die, met inachtneming van de formele vereisten, een authentieke akte met betrekking tot een overeenkomst tussen een verkoper en een consument heeft opgemaakt, jegens de consument die zijn verplichtingen niet is nagekomen, een gedwongen tenuitvoerlegging kan inleiden door hetzij de formule van tenuitvoerlegging op die akte aan te brengen, hetzij door te weigeren die formule door te halen, zonder dat in het ene of het andere stadium is nagegaan of de contractbedingen oneerlijk zijn.
Het is echter aan de notaris om op het moment dat hij een dergelijke authentieke akte opstelt, de consument op de hoogte te stellen van de eventuele oneerlijke contractbedingen die hij zou hebben gevonden, alsook van zijn wettelijke bevoegdheid om op basis van alleen een formeel onderzoek de gedwongen tenuitvoerlegging van de overeenkomst in te leiden, en van de gevolgen daarvan op met name procedureel terrein.
Daarentegen staat deze richtlijn in de weg aan nationale wetgeving die een nationale rechter, ongeacht in welk type procedure hij is aangezocht, zou verhinderen ambtshalve, met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor, zodra hij over alle juridische en feitelijke gegevens beschikt die daarvoor nodig zijn, te toetsen of de contractbedingen oneerlijk zijn, en er de consequenties uit te trekken.
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 25‑06‑2015
Oorspronkelijke taal: Frans.
PB L 95, blz. 2
Zie met name de arresten Pannon GSM (C-243/08, EU:C:2009:350); VB Pénzügyi Lízing (C-137/08, EU:C:2010:659); Invitel (C-472/10, EU:C:2012:242); Banif Plus Bank (C-472/11, EU:C:2013:88); Jőrös (C-397/11, EU:C:2013:340); Kásler en Káslerné Rábai (C-26/13, EU:C:2014:282), en Baczó en Vizsnyiczai (C-567/13, EU:C:2015:88), en de beschikking Sebestyén (C-342/13, EU:C:2014:1857).
Zie met name de arresten Océano Grupo Editorial en Salvat Editores (C-240/98–C-244/98, EU:C:2000:346); Mostaza Claro (C-168/05, EU:C:2006:675); Asturcom Telecomunicaciones (C-40/08, EU:C:2009:615); Banco Español de Crédito (C-618/10, EU:C:2012:349); Aziz (C-415/11, EU:C:2013:164); Barclays Bank (C-280/13, EU:C:2014:279); Sánchez Morcillo en Abril García (C-169/14, EU:C:2014:2099); Unicaja Banco en Caixabank (C-482/13, C-484/13, C-485/13 en C-487/13, EU:C:2015:21), alsook de beschikking Banco Popular Español en Banco de Valencia (C-537/12 en C 116/13, EU:C:2013:759).
Hierna: ‘burgerlijk wetboek’.
Hierna: ‘wetboek van burgerlijke rechtsvordering’.
Hierna: ‘wet op de gerechtelijke tenuitvoerlegging’.
Hierna: ‘wet op het notarisambt’.
Hierna: ‘Erste Bank’.
Hierna: ‘schuldenaar’.
De Hongaarse regering verwijst in dezen naar de beslissingen nr. 2/2010 van 28 juli 2010 en nr. 2/2012 van december 2012.
Arrest van 10 september 2014, Kušionová (C-34/13, EU:C:2014:2189, punt 56).
C-618/10, EU:C:2012:349.
C-472/11EU:C:2013:88.
C-472/11EU:C:2013:88.
Ter terechtzitting is verduidelijkt dat het naar Hongaars recht, wanneer de omstandigheden dit vereisen, mogelijk is dat twee verschillende notarissen tussenkomen; de eerste om de authentieke akte op te stellen en de tweede om de formule van tenuitvoerlegging aan te brengen.
Artikelen 211 en 224/A van de wet op de gerechtelijke tenuitvoerlegging.
C-472/11, EU:C:2013:88, punt 17.
Zie met name de arresten Pohotovos' (C-470/12, EU:C:2014:101, punt 52) en Kušionová (C-34/13, EU:C:2014:2189, punt 47).
Zie de arresten Banif Plus Bank (C-472/11, EU:C:2013:88, punt 29); Sánchez Morcillo en Abril García (C-169/14, EU:C:2014:2099, punt 35) en Kušionová (C-34/13, EU:C:2014:2189, punt 47).
Zie de arresten Alassini e.a. (C-317/08–C 320/08, EU:C:2010:146, punt 49) en Sánchez Morcillo en Abril García (C-169/14, EU:C:2014:2099, punt 35).
Zie met name de arresten Océano Grupo Editorial en Salvat Editores (C-240/98–C-244/98, EU:C:2000:346, punt 25); Mostaza Claro (C-168/05, EU:C:2006:675, punt 25); Aziz (C-415/11, EU:C:2013:164, punt 44); Barclays Bank (C-280/13, EU:C:2014:279, punt 32); Sánchez Morcillo en Abril García (C-169/14, EU:C:2014:2099, punt 22), en Kušionová (C-34/13, EU:C:2014:2189, punt 48).
Zie met name de arresten Banco Español de Crédito (C-618/10, EU:C:2012:349, punt 40) en Sánchez Morcillo en Abril García (C-169/14, EU:C:2014:2099, punt 23).
Zie met name de arresten Aziz (C-415/11, EU:C:2013:164, punt 46); Barclays Bank (C-280/13, EU:C:2014:279, punt 34) en Sánchez Morcillo en Abril García (C-169/14, EU:C:2014:2099, punt 24), en de beschikking Banco Popular Español en Banco de Valencia (C-537/12 en C-116/13, EU:C:2013:759, punt 41).
Zie het arrest Océano Grupo Editorial en Salvat Editores (C-240/98–C-244/98, EU:C:2000:346, punt 26).
Zie het arrest VB Pénzügyi Lízing (C-137/08, EU:C:2010:659, punten 49–56) met betrekking tot een exclusief territoriaal forumkeuzebeding in de overeenkomst die het voorwerp van het geding is; zie ook de arresten Banco Español de Crédito (C-618/10, EU:C:2012:349, punt 44) en Banif Plus Bank (C-472/11, EU:C:2013:88, punt 24).
Zie het arrest Banif Plus Bank (C-472/11, EU:C:2013:88, punten 17–36).
Zie het arrest Jőrös (C-397/11, EU:C:2013:340, punt 48).
C 472/11, EU:C:2013:88, punt 17.
Zie de punten 17–36.
Zie de arresten Aziz (C-415/11, EU:C:2013:164, punten 49–64) en Barclays Bank (C-280/13, EU:C:2014:279, punt 36).
Zie de beschikking Banco Popular Español en Banco de Valencia (C-537/12 en C-116/13, EU:C:2013:759, punt 60) en het arrest Sánchez Morcillo en Abril García (C-169/14, EU:C:2014:2099, punt 28).
Zie de arresten Aziz (C-415/11, EU:C:2013:164, punt 50); Pohotovos' (C-470/12, EU:C:2014:101, punt 46); Barclays Bank (C-280/13, EU:C:2014:279, punt 37); Sánchez Morcillo en Abril García (C-169/14, EU:C:2014:2099, punt 31) en Kušionová (C-34/13, EU:C:2014:2189, point 50), alsook beschikking Banco Popular Español en Banco de Valencia (C-537/12 en C-116/13, EU:C:2013:759, punt 45).
Zie de arresten Pohotovos (C-470/12, EU:C:2014:101, punt 51) en Sánchez Morcillo en Abril García (C-169/14, EU:C:2014:2099, punt 24).
Zie de arresten Asociación de Consumidores Independientes de Castilla y León (C-413/12, EU:C:2013:800, punt 34) en Kušionová (C-34/13, EU:C:2014:2189, punt 52).
Zie de arresten Banco Español de Crédito (C-618/10, EU:C:2012:349, punt 55); Aziz (C-415/11, EU:C:2013:164, punt 62), en Kušionová (C-34/13, EU:C:2014:2189, punt 53).
C-472/11, EU:C:2013:88.
Zie met name de arresten Asturcom Telecomunicaciones (C-40/08, EU:C:2009:615, punt 58) en Banif Plus Bank (C-472/11, EU:C:2013:88, punten 25 en 27).
Over de kwestie van de vervaltermijnen, zie de conclusie van advocaat-generaal Szpunar in de zaak BBVA (C-8/14, EU:C:2015:321).