Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2003/72/EG aanvulling van het statuut van een Europese coöperatieve vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers
Artikel 15 Verband van deze richtlijn met andere bepalingen
Geldend
Geldend vanaf 18-08-2003
- Bronpublicatie:
22-07-2003, PbEU 2003, L 207 (uitgifte: 18-08-2003, regelingnummer: 2003/72/EG)
- Inwerkingtreding
18-08-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-07-2003, PbEU 2003, L 207 (uitgifte: 18-08-2003, regelingnummer: 2003/72/EG)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
1.
Wanneer een SCE een onderneming met een communautaire dimensie is dan wel een zeggenschap uitoefenende onderneming van een concern met een communautaire dimensie in de zin van Richtlijn 94/45/EG of van Richtlijn 97/74/ EG (1) betreffende de uitbreiding van eerstgenoemde richtlijn tot het Verenigd Koninkrijk, zijn de bepalingen van die richtlijnen en de bepalingen ter omzetting van die richtlijnen in het nationale recht van de lidstaten niet van toepassing op die ondernemingen of concerns, noch op hun dochterondernemingen.
Indien de bijzondere onderhandelingsgroep evenwel overeenkomstig artikel 3, lid 6, besluit van onderhandelingen af te zien of reeds geopende onderhandelingen te beëindigen, zijn Richtlijn 94/45/EG of Richtlijn 97/74/EG en de bepalingen ter omzetting van die richtlijnen in het nationale recht van de lidstaten van toepassing.
2.
De overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijk geldende bepalingen inzake werknemersmedezeggenschap in de vennootschapsorganen die niet tot uitvoering van deze richtlijn strekken, zijn niet van toepassing op de SCE's waarop de artikelen 3 tot en met 7 van toepassing zijn.
3.
Deze richtlijn laat onverlet:
- a)
de bestaande rechten met betrekking tot de rol van de werknemers, overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijk, die de werknemers van de SCE en van haar dochterondernemingen en vestigingen genieten, behoudens medezeggenschap in de organen van de SCE;
- b)
de overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijk geldende bepalingen inzake medezeggenschap in de vennootschapsorganen die van toepassing zijn op de dochterondernemingen van de SCE of op SCE's waarop de artikelen 3 tot en met 7 niet van toepassing zijn.
4.
Met het oog op de bescherming van de in lid 3 bedoelde rechten kunnen de lidstaten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de structuren van de werknemersvertegenwoordiging in deelnemende juridische lichamen die na de inschrijving van de SCE zullen ophouden als afzonderlijke rechtspersoon te bestaan, behouden blijven.
Voetnoten
PB L 10 van 16.1.1998, blz.22.