Hoewel de verdediging niet de mogelijkheid heeft gehad de getuige[getuige] te ondervragen acht het Gerecht haar verklaring bruikbaar voor het bewijs nu deze in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen.
GiEA Curaçao, 11-05-2017, nr. 500.00972/13
ECLI:NL:OGEAC:2017:61
- Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Datum
11-05-2017
- Zaaknummer
500.00972/13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGEAC:2017:61, Uitspraak, Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, 11‑05‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 11‑05‑2017
Inhoudsindicatie
Veroordeling tot 25 jaar gevangenisstraf voor medeplegen van moord op Helmin Wiels. Verdachte heeft samen met een ander opdracht gegeven aan de schutter om tegen betaling van een grote som geld Wiels van het leven te beroven. Hoger beroep ECLI:NL:OGHACMB:2018:121
Partij(en)
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] te Curaçao,
wonende in Curaçao, thans (uit andere hoofde) gedetineerd in Nederland.
1. Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2013,
16 april 2014, 4 augustus 2014, 7 augustus 2014, 8 augustus 2014, 19 augustus 2016,
7 september 2016, 19 april 2017 en 21 april 2017. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.C. Vaders. Vanaf 19 augustus 2016 heeft de behandeling plaatsgevonden door middel van een videoconference verbinding tussen het gerechtsgebouw in Curaçao en de Penitentiaire Inrichting Middelburg in Nederland, waarbij de rechter, de griffier, de officieren van justitie en de raadsvrouw van de verdachte tegenwoordig waren in Curaçao en de verdachte in Middelburg.
Het openbaar ministerie heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zesentwintig jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd:
primair
dat hij op of omstreeks 5 mei 2013 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen en aldaar, opzettelijk, en/of na kalm beraad en rustig overleg, met gebruikmaking van een vuurwapen, meerdere kogels op (het lichaam van) en/of in de richting van (het lichaam van) voornoemde [slachtoffer] afgevuurd, tengevolge waarvan die [slachtoffer] meerdere verwondingen en/of letsels heeft bekomen en die [slachtoffer] aan die letsels en/of verwondingen is overleden;
subsidiair
dat medeverdachte [medeverdachte 1] en/of medeverdachte [medeverdachte 2] en/of één of meer anderen op of omstreeks 05 mei 2013 te Curaçao, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben voornoemde [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 3] en/of één of meer anderen opzettelijk en/of na kalm beraad en rustig overleg met gebruikmaking van een vuurwapen, meerdere kogels op (het lichaam van) en/of in de richting van (het lichaam van) voornoemde [slachtoffer] afgevuurd, tengevolge waarvan die [slachtoffer] meerdere verwondingen en/of letsels heeft bekomen en die [slachtoffer] aan die letsels en/of verwondingen is overleden,
welk misdrijf verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode 01 april 2013 tot en met 05 mei 2013 te Curaçao opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen door
- -
die [medeverdachte 3] en/of één of meer anderen te vragen en/of op te dragen om [slachtoffer] te vermoorden en/of
- -
die [medeverdachte 3] en/of één of meer anderen als vergoeding voor de moord op [slachtoffer] 100.000 gulden, althans een aanzienlijk geldbedrag, in het vooruitzicht te stellen en/of te betalen voor het (mede)plegen van de moord op [slachtoffer] en/of
- -
tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] die [medeverdachte 3] en/of één of meer anderen een vuurwapen en/of kleding en/of handschoenen te overhandigen en/of
- -
die [medeverdachte 3] en/of één of meer anderen instructies te geven over de moord op [slachtoffer].
(artikel 2:262 en 2:259 jo 1:123 jo 1:124 Wetboek van Strafrecht van Curaçao)
3. Voorvragen
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Bewijsbeslissingen
4A. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dat hij op of omstreeks 5 mei 2013 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen en aldaar, opzettelijk, en/of na kalm beraad en rustig overleg, met gebruikmaking van een vuurwapen, meerdere kogels op (het lichaam van) en/of in de richting van (het lichaam van) voornoemde [slachtoffer] afgevuurd, tengevolge waarvan die [slachtoffer] meerdere verwondingen en/of letsels heeft bekomen en die [slachtoffer] aan die letsels en/of verwondingen is overleden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
4B. Bewijsmiddelen
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover geschriften worden gebruikt, worden deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit betrekking hebben.
In de navolgende bewijsmiddelen wordt verwezen naar paginanummers in het proces-verbaal genaamd deelonderzoek “[plaats van delict]]” opgemaakt door A. Plaate en
R. van Tellingen, respectievelijk hoofdagent van politie bij het Korps Politie Curaçao en inspecteur van politie te Nederland, tijdelijk gedetacheerd als buitengewoon ambtenaar van politie bij het Korps Politie Curaçao.
pagina 1349
Proces-verbaal van doodsconstatering, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 6 mei 2013 door L.M. Adoptie, brigadier van politie bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 5 mei 2013 vond ter hoogte van de Pier te [plaats van delict]] te Curaçao een schietpartij met dodelijke afloop plaats. Het slachtoffer bleek te zijn [slachtoffer], geboren op 9 december 1958. De dood van het slachtoffer werd op 5 mei 2013 door dr. A.H.E. Maduro en dr. M.C. Moses geconstateerd.
pagina’s 1880-1899
Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, met bijlagen, opgemaakt op 23 mei 2013 door P.M.I. van Driessche, arts en patholoog, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], zijn de volgende bevindingen gedaan. Verspreid over de romp, de rechterarm en het rechterbeen waren in totaal tien bij leven opgelopen schotkanalen, waarbij het schotkanaal aan de arm aansluitend kon worden gemaakt aan de schotkanalen aan de voorzijde van het lichaam. Derhalve betroffen het mogelijk negen dan wel tien schoten. Het intreden van de dood wordt zonder meer verklaard door uitgebreide orgaanschade (aan onder meer het hart en het ruggenmerg) ten gevolge van de schotkanalen.
pagina’s 422-430
Proces-verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 7 mei 2013 door T.A. Mattheeuw en R.J.D. Raphaela, beiden brigadier van politie bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van M.A. Bergonje, zakelijk weergegeven:
De man die [medeverdachte 3] wordt genoemd is [medeverdachte 3]. Hij heeft mij dat zelf gezegd.
pagina’s 743-746
Proces-verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 7 mei 2013 door H.I. Mathew en T.A. Mattheeuw, beiden brigadier van politie bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van J.B. Boutisma, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 1] [medeverdachte 1] wordt [medeverdachte 1] of [medeverdachte 1] genoemd.
In de navolgende bewijsmiddelen wordt voor zover van toepassing verwezen naar paginanummers in het proces-verbaal genaamd deelonderzoek “Maximus” opgemaakt door R. Blansjaar, brigadier van politie bij het Korps Politie Curaçao.
pagina’s V0012-V0026
Proces-verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 11 maart 2014 door L.J. Itanare Fernandez-Overman Huerta en I.J.C. Meulens, beiden brigadier van politie bij het Korps Politie Curaçao, werkzaam binnen het Recherche Samenwerkingsteam te Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3], zakelijk weergegeven:
Op 5 mei 2013 was ik in de wijk Koraalspecht. [medeverdachte 1] zei tegen mij dat een man die zich op dat moment te [plaats van delict]] bevond geliquideerd moest worden. Hij zei mij dat het om [slachtoffer] ging en dat er NAf 100.000 voor betaald zou worden. Ik ben met [medeverdachte 2] naar [plaats van delict]] gereden in een Kia Picanto. [medeverdachte 2] trad op als chauffeur en ik was inzittende. Bij [plaats van delict]] stopte [medeverdachte 2] de auto en ben ik uitgestapt. Ik bevond mij op ongeveer drie meter van [slachtoffer]. Ik richtte het pistool op hem en begon te schieten. Bij het derde of vierde schot zag ik dat hij een paar stappen in mijn richting deed. Toen ik zag dat [slachtoffer] neerviel ging ik door met schieten. Als ik mij niet vergis heb ik negen á elf kogels gelost. Ik heb het vuurwapen helemaal leeg geschoten op hem. Met [medeverdachte 2] bedoel ik [medeverdachte 2].
Met [medeverdachte 1] bedoel ik [medeverdachte 1] uit Koraalspecht [het Gerecht begrijpt: [medeverdachte 1] [medeverdachte 1].
De opdracht om [slachtoffer] te vermoorden kwam van [medeverdachte 1] en [verdachte]. [medeverdachte 1] heeft mij NAf. 60.000,-- betaald. Ik heb van [medeverdachte 1] vernomen dat [verdachte] de opdracht om [slachtoffer] te vermoorden had gekregen. [verdachte] heeft op zijn beurt [medeverdachte 1] benaderd. [medeverdachte 1] moest op zijn beurt de soldaten inhuren om de moord op [slachtoffer] uit te laten voeren. Met [verdachte] [verdachte] bedoel ik de persoon die ook in deze zaak vast zit. Hij woont in Koraal Specht.
pagina’s G0009-G0012
Proces-verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 12 oktober 2015 door J.W.M. Kapteijns, brigadier van politie van politie eenheid Rotterdam, R.B. Lovert en I.J.C. Meulens, beiden brigadier van politie bij het Korps Politie Curaçao, werkzaam binnen het Recherche Samenwerkingsteam te Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3], zakelijk weergegeven:
In verband met de moord op [slachtoffer] is er een ontmoeting geweest in de garage van [medeverdachte 1]. Dit was een ontmoeting tussen [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 2] en mij. [verdachte] zei toen dat [medeverdachte 1] met [medeverdachte 2] en mij moest praten.
pagina’s G0037- G0047
Proces-verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 11 februari 2014 door H.J. Leito en R.B. Lovert, respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als de verklaring van de getuige [getuige] [medeverdachte 3]-[persoon], zakelijk weergegeven:
Op 5 mei 2013 heb ik mijn man [medeverdachte 3] afgezet in Koraalspecht. [medeverdachte 3]heeft mij op 6 mei 2013 verteld dat hij de dag ervoor [slachtoffer] had doodgeschoten. Hij heeft mij verteld dat hij naar de woning van [medeverdachte 1] is gegaan, dat hij [verdachte] en [medeverdachte 1] in de garage van de woning van [medeverdachte 1] had aangetroffen en dat [medeverdachte 1] hem in het bijzijn van [verdachte] had verteld dat [slachtoffer] bij de Pier van [plaats van delict] was gezien en dat [medeverdachte 1] hem vroeg of hij bereid was [slachtoffer] dood te schieten. [medeverdachte 3]heeft verder gezegd dat [verdachte] geld had gekregen en dit aan [medeverdachte 1] had gegeven om de schutter en de chauffeur te betalen. Hij is met [medeverdachte 2] in een Kia Picanto naar de pier van [plaats van delict] gereden waar hij [slachtoffer] heeft doodgeschoten. [medeverdachte 2] was de chauffeur van de Kia Picanto.
pagina’s G0017- G0021
Proces-verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 5 september 2013 door H.J. Leito en R.B. Lovert, respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als de verklaring van de getuige
[getuige], zakelijk weergegeven:
Op 8 mei 2013 heeft [medeverdachte 3] mij verteld dat hij in opdracht van [medeverdachte 1] en [verdachte] de president had geliquideerd. Met de president bedoelde hij [slachtoffer]. Op 5 mei 2013 was hij, [medeverdachte 3], door [getuige 3] afgezet bij de woning van [medeverdachte 1]. In de garage van [medeverdachte 1] had hij [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aangetroffen.
pagina’s G0173-G0178
Proces-verbaal van verhoor van bedreigde getuige B5 d.d. 15 januari 2015, opgemaakt door mr. S.M. Christiaan, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken, voor zover inhoudende als verklaring van deze getuige, zakelijk weergegeven:
Ik heb van [medeverdachte 2] gehoord dat er een vergadering heeft plaatsgevonden in de garage van [medeverdachte 1] om de moord op [slachtoffer] te beramen. [verdachte], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] waren daarbij. [verdachte] deelde hen mee wat de opdracht was. [verdachte] gaf instructies aan [medeverdachte 1] zodat [medeverdachte 1] de uitvoerder weer kon instrueren. [verdachte] moest achteraf het geld verdelen. [medeverdachte 2] heeft mij verteld dat degene die had betaald om [slachtoffer] te vermoorden belangrijke mensen zijn. Hij noemde de naam [betrokkene]. Ik heb van [medeverdachte 2] begrepen dat [medeverdachte 1] het geld van die offerte via [verdachte] van [betrokkene] heeft gekregen. Ik heb [medeverdachte 2] en [medeverdachte] met elkaar horen spreken over een offerte die [betrokkene] zou hebben uitgebracht om [slachtoffer] te vermoorden.
pagina’s G0420-G0422
Proces-verbaal van verhoor van getuige E.A. [getuige 2] d.d. 31 maart 2017, opgemaakt door mr. S.M. Christiaan, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken, voor zover inhoudende als verklaring van deze getuige, zakelijk weergegeven:
Ten aanzien van de betrokkenheid van [slachtoffer] bij het geven van de opdracht om [slachtoffer] te vermoorden kan ik het volgende vertellen. Twee of drie dagen na de moord op [slachtoffer] werd ik telefonisch benaderd door een informant van de Veiligheidsdienst Curaçao (VDC) voor een ontmoeting. Ik was op dat moment officieel nog hoofd van de VDC. Ik kende deze informant van mijn werk bij de VDC. Hij was door de VDC met goed gevolg gescreend op betrouwbaarheid. Tijdens die ontmoeting vertelde deze informant mij dat hij er getuige van was geweest dat [betrokkene] aan een man, die in een auto zat, vroeg of hij iemand “koud” kon maken voor hem. Hij zei daarbij dat het ging om [slachtoffer]. [medeverdachte 1] zat achter in die auto. [betrokkene] stond buiten de auto. Diezelfde nacht kwam deze auto terug. In de auto zaten toen [medeverdachte 1] en de heer [verdachte]. Ze kwamen terug bij [betrokkene] voor het aanbod om [slachtoffer] te vermoorden. [verdachte] heeft toen tegen [betrokkene] gezegd: “ma tende ku bo tin un trabao mi a bin tume” [Gerecht:“Ik heb gehoord dat je een werk hebt. Ik kom het aannemen”]. Deze ontmoetingen vonden plaats in de omgeving van de woning van [betrokkene]. De informant was op dat moment in de buurt van [betrokkene] en heeft verteld dat hij dit alles zelf gezien en gehoord heeft.
pagina’s V0441-V0446
Proces-verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 20 september 2013 door T.A. Mattheeuw en R.J.D. Raphaela, beiden brigadier van politie bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik woon in Koraal Specht. Ik word ook ‘[verdachte]’ genoemd.
pagina’s B0595-B0598
Proces-verbaal van bevindingen telefonische contacten [verdachte]-[betrokkene]-[medeverdachte 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 12 januari 2016 door M. de Wit, brigadier van politie bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant voornoemde, zakelijk weergegeven:
Uit opgevraagde telecomgegevens van [verdachte], geboren op [geboortedatum] te Curaçao [het Gerecht begrijpt: de verdachte] en [betrokkene] zijn de volgende sms-berichten gebleken:
30 april 2013 te 15:28 uur van [verdachte] aan [betrokkene]:
“Ki dia mi wak bo pami por kuminsa traha ruman mi tin mi uniform nan kaba”.
(Wanneer kan ik je zien, zodat ik kan beginnen met werken? Ruman, ik heb reeds mijn uniformen).
30 april 2013 te 15:42 uur van [betrokkene] aan [verdachte]:
“Lora na mi kas pa mi waknan”
(Kom bij me thuis, zodat ik ze kan zien).
30 april 2013 te 16:01 uur van [verdachte] aan [betrokkene]:
“Se mi tei”
(Ja, ik ben er).
4 mei 2013 te 10:53 uur van [betrokkene] aan [verdachte]:
“E la manda pa mi bisa algu ki ora por pasa pa mi bisa bo”
(Hij heeft me laten weten om iets te zeggen. Wanneer kun je langskomen zodat ik het jou kan zeggen).
4 mei 2013 te 10:54 uur van [verdachte] aan [betrokkene]:
“12or ta bon”
(12:00 uur is goed).
4 mei 2013 te 10:55 uur van [betrokkene] aan [verdachte]:
“Aworaki lo ta miho. Mi ta na kas”
(Nu komt het beter uit. Ik ben thuis).
4 mei 2013 te 10:56 uur van [verdachte] aan [betrokkene]:
“ Mi ta bin ok”
(Ik kom ok).
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 19 april 2017 voor zover inhoudende naar aanleiding van de hiervoor vermelde sms-berichten, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat dit berichten zijn tussen mij en [slachtoffer].
4C. Bewijsoverwegingen
Algemene beschouwing met betrekking tot het bewijs.
Het bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij het hem tenlastegelegde feit, berust in overwegende mate op vier pijlers, te weten de verklaringen van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 3]), de verklaring van de bedreigde getuige B5, de verklaring van [getuige 2] (hierna: [getuige 2]) en de berichtenwisseling tussen de verdachte en G.R.M [betrokkene] (hierna: [betrokkene]). Aan deze bewijsmiddelen ligt telkens een andere bron ten grondslag. Voorts ondersteunen de pijlers elkaar onderling en verlenen ze gezamenlijk draagkracht aan de bewijsconstructie. Elk van deze pijlers zou wellicht op zichzelf onvoldoende zijn, maar in onderling verband verlenen zij naar het oordeel van het Gerecht aan de bewijsconstructie meer dan voldoende stevigheid om de bewezenverklaring te dragen. Het Gerecht zal hierna de verschillende pijlers mede aan de hand van de gevoerde verweren nader beschouwen.
De verklaringen van de getuige [medeverdachte 3].
De raadsvrouw heeft het standpunt ingenomen dat de verklaringen van de getuige [medeverdachte 3] dermate onbetrouwbaar zijn, dat deze niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden.
Het Gerecht volgt dit standpunt niet.
Bij de beoordeling van de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 3] heeft het Gerecht de (door de raadsvrouw benoemde) inconsistenties en tegenstrijdigheden onder ogen gezien. Het Gerecht heeft deze verklaringen gelet hierop behoedzaam beoordeeld en gewaardeerd.
Ten aanzien van de verklaringen van [medeverdachte 3] die tot het bewijs zijn gebezigd heeft het Gerecht geen reden te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid daarvan nu deze - in onderling verband en samenhang bezien met elkaar en het overige (steun)bewijs - in de kern consistent zijn. Het Gerecht wijst er in dit verband op dat [medeverdachte 3] steeds consequent verklaard heeft dat [medeverdachte 1] en de verdachte de opdrachtgevers waren voor de moord op [slachtoffer]. Ten aanzien van de verklaring over de ontmoeting in de garage van [medeverdachte 1] waarbij de verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 3] aanwezig waren, wordt in aanmerking genomen dat deze wordt ondersteund door de verklaringen van [medeverdachte 3] en
[getuige]1., die van meet af aan hebben verklaard dat [medeverdachte 3] hen dit kort na de moord op [slachtoffer] had medegedeeld, alsmede door de verklaring van de bedreigde getuige B5.
De verklaring van de bedreigde getuige B5
Het Gerecht stelt voorop dat ingevolge artikel 385, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de verklaring van deze getuige alleen als bewijsmiddel gebezigd mag worden indien belangrijke steun aan ander gebezigd bewijsmateriaal kan worden ontleend. Naar het oordeel van het Gerecht is, gelet op de verklaringen van [medeverdachte 3] en [getuige 2] en de voor het bewijs gebezigde sms-berichten, aan deze voorwaarde voldaan.
Het Gerecht acht de verklaring van de bedreigde getuige B5 ook overigens betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Het Gerecht overweegt daartoe allereerst dat de rechter-commissaris afdoende heeft gemotiveerd waarom de anonimiteit van deze getuige dient te worden gewaarborgd. Voorts is door de rechter-commissaris aangegeven dat de redenen van wetenschap van deze getuige bij haar, de rechter-commissaris, bekend zijn.
Het Gerecht acht daarnaast van belang dat deze getuige consistent en gedetailleerd heeft verklaard en deze verklaringen, zoals reeds gezegd, voldoende steun vinden in de overige bewijsmiddelen.
De verklaring van de getuige [getuige 2]
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verklaring van [getuige 2] afgelegd bij de rechter-commissaris, voor zover daarin wordt weergegeven de verklaring van een onbekend gebleven informant, op grond van artikel 385 Sv van het bewijs dient te worden uitgesloten.
Dit verweer wordt verworpen.
Volgens vaste jurisprudentie kan een verklaring van een getuige, voor zover hij daarin verslag doet van hetgeen een andere (onbekend gebleven) persoon hem heeft verteld niet worden aangemerkt als een getuigenis als bedoeld in artikel 385, tweede lid, Sv (zie Hoge Raad, 14 december 2004, ECLI:NLHR:2004:AQ8925).
De getuige [getuige 2] is door de rechter-commissaris gehoord. De raadsvrouw van de verdachte is in de gelegenheid gesteld daarbij aanwezig te zijn en vragen te stellen aan deze getuige. Zij heeft daar echter geen gebruik van gemaakt. Ook nadat de verklaring van [getuige 2] aan haar was verstrekt heeft de verdediging geen verzoek gedaan de getuige nader te horen. Onder deze omstandigheden verbiedt geen rechtsregel de verklaring van deze getuige - ook waar het gaat om een verklaring de auditu van een niet nader te traceren persoon - te gebruiken voor het bewijs. Het Gerecht heeft deze verklaring met de nodige behoedzaamheid beoordeeld en acht de verklaring voldoende betrouwbaar. Het Gerecht acht daarbij van belang dat deze is afgelegd door het voormalig hoofd van de VDC, de weergegeven verklaring van de informant gedetailleerd is en de redenen van wetenschap daarin zijn opgenomen. Hiernaast neemt het Gerecht daarbij in aanmerking de omstandigheid dat ook deze verklaring in belangrijke mate wordt ondersteund door de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
Sms-berichten
Uit de voor het bewijs gebezigde sms-berichten komt naar voren dat de verdachte en [betrokkene] in de week voorafgaand aan de moord op [slachtoffer] berichten hebben uitgewisseld ten aanzien van een werk dat [betrokkene] voor de verdachte had. Uit deze berichten valt af te leiden dat de verdachte hiervoor andere mensen (uniformen) had ingeschakeld. Dit komt overeen met de verklaring van [medeverdachte 3]2.. Voorts blijkt uit de inhoud van deze sms-berichten dat de opdracht in persoon bij [betrokkene] thuis besproken moest worden. Het Gerecht leidt hieruit af dat het om een heimelijke bespreking ging.
De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor deze berichten. Integendeel, hij heeft ter terechtzitting op 19 april 2017 uitdrukkelijk ontkend ooit voor [betrokkene] gewerkt te hebben. De door de verdediging opgeworpen stelling dat het hier om werk voor zijn broer zou gaan wijst het Gerecht, gelet op de inhoud van de teksten, als niet geloofwaardig van de hand. Voorts wordt er hierbij op gewezen dat [betrokkene] heeft verklaard geen familieleden van de verdachte te kennen en dat er nooit een broer van verdachte voor hem heeft gewerkt3..
Medeplegen
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden aangemerkt, indien vast is komen te staan dat bij het begaan van het feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht) kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Het Gerecht stelt vast dat uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, blijkt dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen (onder meer) de verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 3], gericht op het om het leven brengen van [slachtoffer]. Uit deze bewijsmiddelen komt naar voren dat de verdachte en [medeverdachte 1] hiertoe niet alleen de opdracht hebben gegeven aan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 3] maar ook betrokken zijn geweest bij de betaling hiervoor. De materiële bijdrage van de verdachte aan het geheel, is naar het oordeel van het Gerecht aanzienlijk en daarmee van voldoende gewicht geweest om te spreken van medeplegen.
Voorbedachte raad
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat [medeverdachte 3] in opdracht van de verdachte en [medeverdachte 1], [slachtoffer] van het leven heeft beroofd. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen dat daarbij is gehandeld in een plotselinge gemoedsopwelling. Integendeel: er is sprake geweest van een vooropgezet plan waarbij de verdachte en zijn mededaders voldoende tijd hebben gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad om [slachtoffer] van het leven te beroven. Het bestanddeel “voorbedachte raad” in de tenlastelegging is hiermee bewezen verklaard.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
primair
medeplegen van moord.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit. Het feit is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheft of uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. Strafmotivering
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] de opdracht gegeven om tegen betaling van een grote som geld [slachtoffer] om het leven te brengen. [medeverdachte 3] heeft deze opdracht aanvaard en op 5 mei 2013 bij het strand van [plaats van delict]] zijn vuurwapen leeggeschoten op [slachtoffer], die doorzeefd door kogels ter plaatse is overleden.
De verdachte heeft daarmee in de eerste plaats het slachtoffer [slachtoffer] beroofd van zijn recht op leven. Het recht op leven behoort tot de meest fundamentele rechten die in onze rechtsorde dienen te worden beschermd. Het handelen van de verdachte getuigt van een volstrekte minachting van dit recht. De verdachte en zijn mededaders hebben door hun handelen tevens groot en onherstelbaar leed toegebracht aan de gezins- en familieleden van het slachtoffer. Bovendien roept een dergelijk gewelddadig optreden in het openbaar en op klaarlichte dag gevoelens op van onveiligheid in de maatschappij.
Moord is een zo ernstig strafbaar feit en zo onaanvaardbaar dat daarop niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een langdurige gevangenisstraf.
Het Gerecht merkt bij de straftoemeting als strafverzwarende omstandigheid aan dat het hier gaat om een aanslag op een politicus. [slachtoffer] was ten tijde van deze aanslag volksvertegenwoordiger en partijleider van [politieke partij], de op dat moment grootste politieke partij in Curaçao. Deze aanslag heeft niet alleen de rechtsorde maar ook de gehele samenleving van Curaçao bijzonder ernstig geschokt. De moord op een partijleider en volksvertegenwoordiger betekent hiernaast per definitie dat onherstelbare schade aan het democratisch proces wordt toegebracht waardoor deze moord een politiek karakter heeft. Bovendien komt door een dergelijke aanslag de mate waarin mensen in het algemeen, en politici en bestuurders in het bijzonder, zich vrij voelen om hun mening te geven en misstanden aan de kaak te stellen, onder druk te staan. Hierin zijn naar het oordeel van het Gerecht redenen gelegen deze moord zwaarder te wegen dan een enkelvoudige moord die dit politieke karakter niet heeft. Het Gerecht is dan ook van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf die doorgaans voor het medeplegen van een enkelvoudige moord pleegt te worden opgelegd.
Het Gerecht acht, alles afwegende, geen andere straf passend en geboden dan een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur.
8. Opheffing schorsing voorlopige hechtenis
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, de ook thans nog immer geschokte rechtsorde, alsmede de op te leggen gevangenisstraf zal, met inachtneming van de artikelen 113, 114 en 116 Sv, de op 8 augustus 2014 gegeven schorsing van het bevel gevangenhouding van 15 oktober 2013 worden opgeheven.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:62, 1:123, 1:138 en 2:262 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
Het Gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde zoals in rubriek 4A omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde feit het in rubriek 5 genoemde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens dit deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 25 (vijfentwintig) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis en verklaart deze beslissing direct uitvoerbaar.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.T. Paulides en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 11 mei 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 11‑05‑2017
Verklaring E. [medeverdachte 3] ( pagina’s V0012-V0026): Ik heb van [medeverdachte 1] vernomen dat [verdachte] [verdachte] de opdracht om [slachtoffer] te vermoorden had gekregen. [verdachte] heeft op zijn beurt [medeverdachte 1] benaderd. [medeverdachte 1] moest op zijn beurt de soldaten inhuren om de moord op [slachtoffer] uit te laten voeren.
Proces-verbaal van verhoor [betrokkene] van 23 juli 2014 ( pagina V 0218).