Einde inhoudsopgave
Wet aansprakelijkheid olietankschepen
Artikel 3 [Aansprakelijkheid]
Geldend
Geldend vanaf 10-12-1998
- Redactionele toelichting
Deze wijziging kan niet worden doorgevoerd.
- Bronpublicatie:
02-07-1997, Stb. 1997, 325 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken: 24799)
- Inwerkingtreding
10-12-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-02-1998, Stb. 1998, 83 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
De eigenaar van het schip op het tijdstip van het voorval of, zo dit bestaat uit een opeenvolging van feiten, op het tijdstip van het eerste feit, is aansprakelijk voor schade door verontreiniging, veroorzaakt door het schip als gevolg van het voorval.
2.
De eigenaar is niet aansprakelijk indien hij bewijst dat de schade
- —
werd veroorzaakt door oorlogshandeling, vijandelijkheden, burgeroorlog, opstand of een natuurverschijnsel van een uitzonderlijke, onvermijdelijke en onweerstaanbare aard, of
- —
geheel en al werd veroorzaakt door een handelen of nalaten van derden, met het opzet schade te veroorzaken, of
- —
geheel en al werd veroorzaakt door schuldig handelen of nalaten van een regering of andere autoriteit, verantwoordelijk voor het onderhouden van lichten of andere hulpmiddelen bij de navigatie, in de uitoefening van die taak.
3.
Indien de eigenaar bewijst dat de schade door verontreiniging geheel of gedeeltelijk het gevolg is van een handelen of nalaten van de persoon die de schade heeft geleden, met het opzet schade te veroorzaken of van de schuld van die persoon, kan hij geheel of gedeeltelijk worden ontheven van zijn aansprakelijkheid tegenover die persoon.
4.
Voor schade door verontreiniging kan de eigenaar niet uit anderen hoofde worden aangesproken.
5.
Voor schade door verontreiniging kunnen, onverminderd het bepaalde in het zesde lid van dit artikel, noch uit hoofde van deze wet noch uit anderen hoofde worden aangesproken:
- a.
de ondergeschikten, vertegenwoordigers of lasthebbers van de eigenaar of de leden van de bemanning;
- b.
de loods of enige andere persoon die, zonder lid van de bemanning te zijn, diensten voor het schip verricht;
- c.
een bevrachter (hoe ook omschreven, met inbegrip van een rompbevrachter), beheerder of degene in wiens handen de exploitatie van het schip is gelegd;
- d.
personen die met instemming van de eigenaar of in opdracht van een bevoegde overheidsinstantie hulpverleningswerkzaamheden verrichten;
- e.
personen die preventieve maatregelen nemen;
- f.
alle ondergeschikten, vertegenwoordigers of lasthebbers van personen genoemd onder b, c, d en e;
tenzij de schade het gevolg is van hun persoonlijk handelen of nalaten, hetzij met het opzet zodanige schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en in de wetenschap dat zodanige schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.
6.
De eigenaar heeft een recht van verhaal op derden die voor de schade uit anderen hoofde, anders dan uit overeenkomst, jegens de benadeelden aansprakelijk zijn. Voor zover niet anders is overeengekomen, heeft hij op de in het vijfde lid genoemde, van aansprakelijkheid vrijgestelde, personen echter geen recht van verhaal, tenzij de schade het gevolg is van hun persoonlijk handelen of nalaten, begaan hetzij met het opzet zodanige schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en in de wetenschap dat zodanige schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.