NJ 1964/322
Sluiten de artt. 472 en 473 W. v. K. een veroordeling tot vergoeding van compensatoire interessen uit?
HR 17-01-1964, ECLI:NL:HR:1964:34, m.nt. Prof. Mr. J.H. Beekhuis
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 januari 1964
- Magistraten
Mrs. Wiarda, Houwing, Hülsmann, Petit en Loeff
- Zaaknummer
[17011964/NJ_1964-322]
- Conclusie
Mr. Langemeijer
- Noot
Prof. Mr. J.H. Beekhuis
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS140200:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1964:34, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑01‑1964
- Wetingang
Essentie
Sluiten de artt. 472 en 473 W. v. K. een veroordeling tot vergoeding van compensatoire interessen uit?
Samenvatting
Uit de wetsgeschiedenis volgt, dat de wetgever niet bedoeld heeft in de artt. 472 en 474 W. v. K. voor de daar bedoelde gevallen een volledige regeling van de schadevergoeding te geven, waardoor het aan de artt. 1282—1284 B. W. ten grondslag liggende beginsel van volledige schadevergoeding geheel ter zijde zou worden gesteld, maar dat hij daarin slechts deze bijzondere regel heeft willen geven, dat vergoeding moet plaats vinden op basis van de waarde die de goederen bij onbeschadigde aankomst zouden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.