NJB 2014/633
Verhoor als tegelijkertijd verdachte en getuige: het tegelijkertijd horen van iemand als verdachte in zijn eigen strafzaak én als getuige in de strafzaak tegen een medeverdachte, past gelet op art. 29 lid 1 Sv, art. 219 Sv en art. 290 lid 4 Sv niet in het Nederlandse stelsel van strafvordering, in het bijzonder niet omdat daardoor de aan art. 29 Sv ten grondslag liggende verklaringsvrijheid van de verdachte op ontoelaatbare wijze onder druk kan komen te staan. Een zodanige werkwijze is zozeer in strijd met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak oplevert. Vereiste dat de in art. 227 lid 1 Sr bedoelde opgave in een authentieke akte moet betreffen een feit ‘van welks waarheid de akte moet doen blijken’: dit vereiste dient te worden getoetst aan de regels voor de bewijskracht van authentieke akten in de wet gesteld. Aan dat vereiste is voldaan wanneer de akte is bestemd om van de waarheid van dat feit te doen blijken. In casu niet begrijpelijk oordeel dat de in de notariële akte opgenomen, door de verdachte gegeven ‘garantie’ met de in de bewezenverklaring weergegeven inhoud, een feit oplevert ‘van welks waarheid die akte moet doen blijken’
HR 04-03-2014, ECLI:NL:HR:2014:466
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 maart 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, Y. Buruma, V. van den Brink
- Zaaknummer
12/01477
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:466, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑03‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:2220, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑11‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑10‑2012
- Wetingang
Essentie
Verhoor als tegelijkertijd verdachte en getuige: het tegelijkertijd horen van iemand als verdachte in zijn eigen strafzaak én als getuige in de strafzaak tegen een medeverdachte, past gelet op art. 29 lid 1 Sv, art. 219 Sv en art. 290 lid 4 Sv niet in het Nederlandse stelsel van strafvordering, in het bijzonder niet omdat daardoor de aan art. 29 Sv ten grondslag liggende verklaringsvrijheid van de verdachte op ontoelaatbare wijze onder druk kan komen te staan. Een zodanige werkwijze is zozeer in strijd met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.