Hof Den Haag, 27-03-2013, nr. 200.113.217/01 en 200.113.219/01
ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ7806
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
27-03-2013
- Zaaknummer
200.113.217/01 en 200.113.219/01
- LJN
BZ7806
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ7806, Uitspraak, Hof Den Haag, 27‑03‑2013; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDOR:2012:BX2186
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDOR:2012:BX2186
Uitspraak 27‑03‑2013
Inhoudsindicatie
Partneralimentatie en afwikkeling huwelijkse voorwaarden. Geen onderbouwing aanvullende behoefte. Verzoek partneralimentatie afgewezen. Verdeling van eenvoudige gemeenschap.
Partij(en)
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 27 maart 2013
Zaaknummers : 200.113.217/01 en 200.113.219/01
Rekestnummers rechtbank : FA RK 11-7621 en FA RK 11-8404
[De man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. S. Meeuwsen te Gorinchem,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M. Oparyk te Leerdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 12 september 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 13 juni 2012 van de rechtbank Dordrecht.
De vrouw heeft op 9 november 2012 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De man heeft op 20 december 2012 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- -
op 20 september 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- -
op 11 februari 2013 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
van de zijde van de vrouw:
- -
op 11 februari 2013 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 22 februari 2013 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- -
de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- -
de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
De advocaat van de vrouw heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij beschikking van 14 september 2011 van de rechtbank Dordrecht is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Iedere overige beslissing is aangehouden.
Bij beschikking van 4 januari 2012 van de rechtbank Dordrecht is de zaak naar de schriftelijke rol familiezaken verwezen voor schriftelijk bericht van zowel de man als de vrouw, zoals omschreven in de beschikking. Alle overige beslissingen zijn aangehouden.
Bij de bestreden beschikking is - uitvoerbaar bij voorraad - bepaald dat de man met ingang van de dag, waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, zijnde [een datum in] 2011, ten behoeve van de vrouw een alimentatie zal betalen van € 498,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen. Voorts is bij die beschikking de wijze van verdeling van de (inboedel)goederen gelast. Daarnaast is:
- -
de man geboden tot afgifte aan de vrouw van een kopie van de hypotheekakte van de huidige woning van partijen, alsmede een kopie van de polis van levensverzekering die gekoppeld is aan de hypothecaire lening, kopieën van de aangiften IB die in bezit zijn van de man en de aan de vrouw geadresseerde post, binnen twee weken na de dag van de voortgezette mondelinge behandeling;
- -
bepaald dat de auto Renault Mégane Cabriolet met kenteken [kenteken] aan de man wordt toegedeeld, onder de verplichting een bedrag van € 1.625,- aan de vrouw te betalen, binnen twee weken na de dag van de beschikking;
- -
de vrouw veroordeeld tot afgifte van de autopapieren van voormelde auto, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag en/of dagdeel, voor elke dag dat de vrouw in gebreke blijft om hieraan te voldoen;
- -
bepaald dat de man aan de vrouw een bedrag van € 1.473,50 dient te betalen binnen twee weken na de dag van de beschikking en vanaf dan te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening;
- -
de vrouw veroordeeld tot afgifte aan de man van de Suzuki Alto met alle autopapieren en alle sleutels;
- -
de wijze van verdeling van de woning aan [straatnaam en nummer] te [plaatsnaam] gelast, aldus dat de woning verkocht wordt;
- -
bepaald dat uit de netto verkoopopbrengst van de woning aan [straatnaam en nummer] te [plaatsnaam], voor zover deze toereikend is, aan de man een bedrag van maximaal € 148.064,- wordt vergoed.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
- 1.
In geschil is de door de man te betalen uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw (hierna ook: partneralimentatie) en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
- 2.
De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, (het hof leest:) opnieuw beschikkende, te bepalen dat:
- -
de door de vrouw in eerste aanleg gevorderde partneralimentatie alsnog wordt afgewezen;
- -
de Renault Mégane alsnog wordt toegescheiden aan de man zonder nadere verrekening;
- -
de vrouw alsnog te veroordelen tot betaling van de helft van het verlies dat de man lijdt op zijn inbreng in de gezamenlijke woning, zowel bij toescheiding van deze woning aan hem als verkoop van deze woning aan een derde(n), kosten rechtens.
- 3.
De vrouw bestrijdt het beroep. In incidenteel appel verzoekt de vrouw de bestreden beschikking te vernietigen en, (het hof leest:) opnieuw beschikkende:
- -
te bepalen dat de man met ingang van [een datum in] 2011 ten behoeve van de vrouw een alimentatie zal betalen van € 543,00 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen;
- -
de man te gebieden aan de vrouw binnen drie dagen na de datum van de beschikking van het hof af te geven:
• de brieven van de verzekeringsmaatschappij aangaande de premieachterstand van de huidige levensverzekering;
• alle bankafschriften van de bankrekening met nummer [rekeningnummer] (gezamenlijke bankrekening van partijen) over de periode vanaf 16 september 2002 tot 1 november 2006;
• belastingaangifte van de man en van de vrouw over de jaren 2002 tot en met 2011 met de daarbij behorende aanslagen;
• de hypotheekakte van[adres] te [plaatsnaam];
• het polisblad levensverzekering, gekoppeld aan de hypothecaire len[ing aan de woning [straatnaam en nummer] te [plaatsnaam];
• alle aankoopbonnen (in de ordner);
- -
de man te veroordelen om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 500,- per dag of gedeelte van de dag dat de man verwijtbaar weigert aan de hierboven omschreven afgifteverplichting te voldoen;
- -
te bepalen dat de man veroordeeld wordt tot het betalen van de premie(achterstand) van de huidige levensverzekering en de eventuele kosten die voortvloeien uit wanbetaling over de periode vanaf 16 maart 2011 tot aan de dag dat de vrouw ontslagen is uit de hoofdelijke aansprakelijkheid aangaande de huidige hypothecaire verplichting;
- -
primair de vorderingsrechten van de vrouw vast te stellen met betrekking tot de opbrengst uit de verkoop van de woning te [postcode] [plaatsnaam] aan de [straatnaam en nummer] en te bepalen dat de man het vastgestelde bedrag aan de vrouw dient te betalenbinnen twee weken na de datum van de beschikking van het hof, subsidiair dat de man aan de vrouw binnen twee weken na de datum van de beschikking van het hof de nominaal door de vrouw geïnvesteerde bedragen (€ 18.900,00) dient (terug) te betalen;
- -
te bepalen dat de man aan de vrouw een gebruiksvergoeding dient te betalen ad € 250,- per maand, dan wel een ander bedrag dat het hof redelijk en billijk acht, vanaf 8 oktober 2010, dan wel met ingang van de datum die het hof redelijk en billijk acht, tot op de dag waarop de echtelijke woning te [postcode] [plaatsnaam] aan de [straatnaam en nummer] is verkocht en geleverd, en de man tot betaling van het vastgestelde bedrag te veroordelen, kosten rechtens.
- 4.
De man verzet zich daartegen.
Partneralimentatie
Huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw
- 5.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw € 2.405,- bruto per maand bedraagt, zoals door de rechtbank bij beschikking van 4 januari 2012 is bepaald.
Behoeftigheid van de vrouw
- 6.
De man stelt zich op het standpunt dat de vrouw volledig in haar eigen behoefte (levensonderhoud) zou kunnen voorzien. Tijdens het huwelijk heeft zij ook altijd (meer uren dan zij thans doet) gewerkt. Naar de mening van de man heeft zij niet, althans onvoldoende onderbouwd waarom zij thans niet meer uren kan werken.
- 7.
De vrouw betwist de stellingen van de man. In incidenteel appel stelt de vrouw dat de rechtbank ten onrechte haar aanvullende behoefte heeft gesteld op € 498,- bruto per maand. Anders dan de rechtbank dient volgens de vrouw uit te worden gegaan van een netto inkomen van € 1.300,- per maand (het gemiddelde van haar loonstroken augustus, september en oktober 2011, productie 7 bij het beroepschrift). Dit betekent dat haar aanvullende behoefte kan worden gesteld op € 682,40 netto per maand (€ 1.982,40 netto behoefte minus € 1.300,-), aldus de vrouw.
- 8.
Het hof overweegt dat bij gemotiveerde betwisting daarvan door de man, door de vrouw niet, althans onvoldoende, is onderbouwd dat zij haar werkzaamheden niet zou kunnen uitbreiden. Zij stelt weliswaar dat zij in verband met haar gezondheidsklachten niet meer dan 24 uur per week kan werken, doch brengt hieromtrent geen medische verklaring in het geding. De door haar overgelegde verklaring van haar werkgever, alsmede de kopieën van de doosjes van de medicaties en de daarbij behorende bijsluiters (productie B bij het verweerschrift in hoger beroep) acht het hof daartoe onvoldoende. Ook ter zitting heeft de vrouw haar stelling niet nader onderbouwd. Het hof is dan ook van oordeel dat de vrouw haar werkzaamheden kan uitbreiden zodanig dat zij volledig in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. Het hof gaat er derhalve vanuit dat zij geen behoefte heeft aan een aanvullende bijdrage in haar levensonderhoud. De bestreden beschikking dient in zoverre te worden vernietigd.
- 9.
Gelet op het voorgaande behoeft hetgeen de vrouw naar voren heeft gebracht over de hoogte van haar inkomen, alsmede de grief van de man aangaande zijn draagkracht, geen bespreking meer.
Afwikkeling huwelijkse voorwaarden
Renault Mégane
- 10.
De man stelt zich op het standpunt dat de Renault Mégane zonder nadere verrekening aan hem moet worden toegescheiden. De vrouw betwist gemotiveerd de stelling van de man.
- 11.
Het hof is op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en beslist zoals deze op grond van rechtsoverweging 3.11. van de bestreden beschikking heeft gedaan. Het hof neemt de gronden over en maakt deze tot de zijne. In hoger beroep is niet gebleken van feiten of omstandigheden die kunnen leiden tot een andersluidend oordeel. Integendeel, ook in hoger beroep kan niet uit de stellingen van partijen en de door hen overgelegde bescheiden worden afgeleid wie eigenaar is van de Renault Mégane, zodat aansluiting dient te worden gezocht bij de akte van huwelijkse voorwaarden van partijen, in het bijzonder bij artikel 3 van die voorwaarden. Het hof zal de bestreden beschikking in zoverre dan ook bekrachtigen.
Autokosten
- 12.
De man stelt dat hij ten onrechte is veroordeeld tot betaling van de kosten die de vrouw ten behoeve van de Renault Mégane heeft betaald. Immers, de man heeft gedurende de periode dat de vrouw de Suzuki Alto onder zich had de nodige kosten betaald voor deze auto. Naar de mening van de man dient hetgeen hij ten behoeve van de Suzuki Alto heeft betaald, te worden verrekend met hetgeen de vrouw ten behoeve van de Renault Mégane heeft betaald.
- 13.
De vrouw stelt dat, nu de rechtbank heeft bepaald dat de kosten voor de Suzuki Alto voor haar rekening komen, het niet meer dan redelijk is dat de kosten voor het gebruik van de Renault Mégane voor rekening van de man komen. De man dient derhalve het door de rechtbank vastgestelde bedrag van € 1.473,50 te betalen aan de vrouw.
- 14.
Het hof overweegt als volgt. De man heeft geen belang bij zijn grief ter zake van de verrekening van de autokosten, nu hij in zijn petitum niet een verzoek hiertoe heeft gedaan. Ten overvloede voegt het hof daaraan toe dat dit overigens onverlet laat dat, indien aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan, verrekening kan plaatsvinden overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:127 e.v. BW.
Verdeling van de eenvoudige gemeenschap
Voormalige echtelijke woning aan de [straatnaam en nummer] te [plaatsnaam]
- 15.
De man stelt dat de rechtbank ten onrechte geen beslissing heeft genomen op het verzoek de vrouw te veroordelen tot betaling van de helft van het verlies dat de man lijdt op zijn inbreng in de gezamenlijke woning, zowel bij toedeling van deze woning aan hem als bij verkoop van deze woning aan (een) derde(n). De rechtbank heeft slechts bepaald dat na verkoop van de woning uit de netto opbrengst voor zover mogelijk het bedrag dient te worden vergoed aan de man dat hij uit zijn privévermogen ten behoeve van de verkrijging van de woning heeft besteed, zijnde een bedrag van € 148.064,-. Naar de mening van de man had de rechtbank ook moeten bepalen dat de man een vordering heeft op de vrouw nu de netto opbrengst onvoldoende is om hetgeen de man privé uit zijn vermogen ten behoeve van de verkrijging van de woning heeft besteed, terug te betalen.
- 16.
De vrouw stelt dat, nu nog niet bekend is voor welk bedrag en wanneer de woning uiteindelijk wordt verkocht, het voorbarig zou zijn om haar te veroordelen tot het betalen van iets wat wellicht niet het geval zal zijn. Daarnaast is de vrouw van mening dat zij op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid niet kan worden veroordeeld tot het betalen van de helft van het door de man gestelde verlies.
- 17.
Het hof overweegt als volgt. Tijdens het huwelijk hebben partijen samen een woning gekocht, gelegen aan de [straatnaam en nummer] te [plaatsnaam]. De koopprijs van deze woning is gefinancierd uit een hypothecaire geldlening, alsmede uit de overwaarde van de eerste echtelijke woning (aan de [straatnaam]), welke woning eigendom was van de man. De woning aan de [straatnaam] is tot op heden nog niet verkocht. Naar het oordeel van het hof bestaat ten aanzien van deze woning een eenvoudige gemeenschap. Naar het oordeel van het hof brengt de aard van deze gemeenschap met zich dat schulden aangegaan ter financiering van de verkrijging van deze woning – te weten de hypothecaire geldlening en de vordering van de man uit hoofde van zijn privébijdrage – schulden zijn die voor rekening van die gemeenschap komen. Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat na verkoop van de woning uit de netto opbrengst – na voldoening van de verkoopkosten en aflossing van de hypothecaire geldlening – derhalve (voor zover mogelijk) het bedrag dient te worden vergoed dat de man uit zijn privévermogen ten behoeve van de verkrijging van dat goed heeft besteed, zijnde een bedrag van € 148.064,-. Voor zover vervolgens nog een netto bedrag overblijft, komt daarvan aan ieder van partijen de helft toe. Voor zover deze vordering niet volledig uit de netto opbrengst kan worden voldaan, dient de vrouw de helft van hetgeen de man daaraan tekort komt, aan de man te voldoen. De grief slaagt derhalve.
Overige verzoeken van de vrouw in incidenteel appel
Afgifte van bescheiden
- 18.
De vrouw stelt in haar tweede incidentele grief dat de rechtbank ten onrechte haar verzoek tot het – op straffe van een dwangsom – afgeven van de door haar verzochte bescheiden heeft afgewezen.
- 19.
De man stelt dat de rechtbank terecht de door de vrouw gevorderde afgifte van bescheiden onder verbeurte van dwangsommen heeft afgewezen. De man heeft de bescheiden afgegeven die hij aan de vrouw kón afgeven. Dat de vrouw de overtuiging heeft dat de man wel beschikt over de gevraagde bescheiden, doet hieraan niets af. Bovendien zouden deze bescheiden ook door de vrouw zelf bij de desbetreffende instanties kunnen worden opgevraagd. De vrouw heeft dan ook feitelijk geen belang bij hetgeen zij vordert, aldus de man.
- 20.
Het hof overweegt als volgt. Ingevolge het te dezen toepasselijke artikel 1:83 BW verschaffen echtgenoten elkaar desgevraagd inlichtingen over het door hen gevoerde bestuur alsmede over de stand van hun goederen en schulden. Uit de wetsgeschiedenis op dit artikel volgt naar het oordeel van het hof dat de man niet gehouden is tot het afleggen van rekening en verantwoording. De verruiming van de informatieplicht houdt dus niet in een recht om rekening en verantwoording af te leggen. Uit grief 2 en de toelichting daarop in samenhang bezien met het gevorderde in het petitum is het hof van oordeel dat de vrouw feitelijk rekening en verantwoording vraagt aan de man. Indien de vordering van de vrouw als een vordering conform artikel 843a Rv dient te worden aangemerkt overweegt het hof als volgt. Door de man is aangevoerd dat door de vrouw de gevraagde bescheiden deels onvoldoende zijn gespecificeerd en dat zij ook zelf de gevraagde bescheiden had kunnen opvragen. Uit artikel 843a Rv volgt dat een vordering dat afgifte van bepaalde stukken niet een fishing expedition mag zijn. De vrouw vordert in algemene bewoordingen stukken zoals de brieven van de verzekeringsmaatschappij aangaande de premieachterstand van de huidige verzekeringen, alle aankoopbonnen in de ordner, belastingaangiften van de man over de jaren 2002 tot en met 2011 enzovoorts. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw onvoldoende specifiek aangegeven welke stukken zij wenst te verkrijgen. De grief treft geen doel.
Vergoedingsrecht woning [straatnaam] en afgifte van bescheiden
- 21.
De vrouw stelt in haar derde incidentele grief dat de rechtbank ten onrechte haar verzoek met betrekking tot het vergoedingsrecht woning aan de [straatnaam en nummer] te [plaatsnaam] heeft afgewezen. Voorafgaand en tijdens het huwelijk heeft de vrouw investeringen gedaan in de woning van de man aan de [straatnaam]. Met de verkoop van deze woning in 2006 is een overwaarde gerealiseerd. De vrouw maakt naar haar mening aanspraak op vergoeding van de door haar in de woning gerealiseerde bedragen, primair tegen een waarde waarbij rekening wordt gehouden met de gerealiseerde waardestijging van de onroerende zaak, subsidiair tegen de nominale waarde.
- 22.
De man betwist gemotiveerd de stelling van de vrouw.
- 23.
Het hof verenigt zich met de door de rechtbank in de beschikking van 4 januari 2012 gebezigde gronden in de rechtsoverwegingen 2.4.10. tot en met 2.4.13 en de daarop genomen beslissing en neemt deze over. In hoger beroep is niet gebleken van feiten of omstandigheden die kunnen leiden tot een andersluidend oordeel. In dit verband oordeelt het hof dat voor een omkering van de in dit kader op de vrouw rustende bewijslast geen aanleiding is. Niet gebleken is van een bijzondere regel die daartoe noopt, noch dat zulks uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit. De grief faalt derhalve.
Premies levensverzekering
- 24.
De vrouw stelt voorts dat de rechtbank ten onrechte haar verzoek tot veroordeling van de man tot betaling van de (achterstallige) premies levensverzekering en de kosten die voortvloeien uit wanbetaling heeft afgewezen. Ter zake daarvan heeft de vrouw in hoger beroep nog het polisblad [naam verzekeringsmaatschappij] [uit] 2006 en de polisgegevens zoals die luiden op 9 januari 2013 aan het hof doen toekomen (producties L en P bij het verweerschrift in hoger beroep).
- 25.
De man stelt dat, voor zover er een premieachterstand is, deze moet worden betaald door de verzekeringnemer die in gebreke is gebleven.
- 26.
Het hof overweegt als volgt. Artikel 8 van de huwelijkse voorwaarden schrijft voor dat premies levensverzekering niet tot de kosten van de huishouding behoren en uitsluitend worden gedragen door de echtgenoot die deze krachtens de polis is verschuldigd. Deze premies, zo blijkt voorts uit dit artikel, zijn en blijven uitsluitend voor rekening van de premieplichtige. Het feit dat de man als premiebetaler is aangemerkt, zoals blijkt uit productie P, maakt nog niet dat hij ook in de onderlinge verhouding tussen partijen gehouden is de verschuldigde premies volledig voor zijn rekening te nemen. Integendeel, uit de overgelegde polisbladen blijkt dat zowel de vrouw als de man verzekeringnemer zijn en derhalve jegens de verzekeraar beiden zijn gehouden de verschuldigde premies maandelijks te voldoen. De grief faalt dan ook in zoverre. Voor zover de vrouw bedoelt te stellen dat de man moet worden veroordeeld tot betaling van zijn deel van de achterstallige premies, faalt de grief eveneens, aangezien zij de gestelde achterstand van de man in de betalingen niet voldoende heeft gespecificeerd. De door de vrouw in eerste aanleg overgelegde stukken (productie W en X bij brief van 16 november 2011, productie 7 bij het beroepschrift) daaromtrent acht het hof onvoldoende.
Gebruiksvergoeding echtelijke woning
- 27.
De vrouw stelt in haar laatste incidentele grief dat de rechtbank ten onrechte haar verzoek met betrekking tot de gebruiksvergoeding heeft afgewezen. Nu de man de voormalige echtelijke woning feitelijk bewoont en de vrouw de toegang tot deze woning is ontzegd, is het redelijk aan de vrouw een vergoeding toe te kennen voor gederfd genot en gebruik van haar aandeel in het gemeenschappelijke goed. De vrouw acht het redelijk en billijk dat de man aan haar een gebruiksvergoeding betaalt van € 250,- per maand met ingang van de datum waarop de vrouw genoodzaakt was de echtelijke woning te verlaten, derhalve met ingang van 8 oktober 2010, subsidiair datum inschrijving echtscheidingsbeschikking, derhalve [een datum in] 2011.
- 28.
Naar de mening van de man is een gebruiksvergoeding niet aan de orde, aangezien bij de verkoop van de woning een onderwaarde zal worden gerealiseerd. Daarbij komt dat de woonlasten van de man ook niet bijzonder laag zijn. Daarnaast onderbouwt de vrouw naar de mening van de man niet, althans onvoldoende, haar vordering van € 250,- per maand.
- 29.
Het hof overweegt als volgt. Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat een redelijke basis voor de verzochte gebruikersvergoeding ontbreekt. Het hof neemt de gronden van de rechtbank in haar beschikking van 4 januari 2012 in rechtsoverweging 2.3 en de daarop gegronde beslissing over en maakt deze tot de zijne. Ook in hoger beroep is niet gebleken dat de woning een overwaarde vertegenwoordigt. Daarnaast heeft de man tot op heden zowel de rente van de hypothecaire geldlening als de eigenaarslasten van de woning betaald. De grief van de vrouw treft dan ook geen doel.
- 30.
Nu de bestreden beschikking een eerste vaststelling van de alimentatieverplichting van de man betrof en de man daarvan reeds in hoger beroep was gekomen toen de vrouw de beschikking liet executeren, kan van de vrouw worden verlangd dat zij hetgeen zij uit dien hoofde heeft ontvangen aan de man terugbetaalt. Zij heeft er rekening mee kunnen houden dat mogelijk in hoger beroep een andere beslissing zou worden genomen.
- 31.
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.
- 32.
Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking van 13 juni 2012 voor zover deze de partneralimentatie betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het inleidende verzoek van de vrouw strekkende tot partneralimentatie alsnog af;
in aanvulling op de bestreden beschikking van 13 juni 2012:
bepaalt dat, voor zover de vordering van de man van € 148.064,- volledig uit de netto verkoopopbrengst van de woning aan de [straatnaam en nummer] te [plaatsnaam] kan worden voldaan, aan ieder van partijen de helft van de netto opbrengst toekomt;
bepaalt dat, voor zover de vordering van de man van € 148.064,- niet volledig uit de netto verkoopopbrengst van de woning aan de [straatnaam en nummer] te [plaatsnaam] kan worden voldaan, de vrouw de helft van het tekort aan de man dient te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan 's hofs oordeel onderworpen voor het overige;
bepaalt dat de vrouw aan de man dient terug te betalen hetgeen zij op grond van de bestreden beschikking reeds heeft ontvangen dan wel verhaald;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Stille en Burgerhart, bijgestaan door mr. Dooting als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2013.