NJ 1962/26
Als onderzoek opnieuw wordt aangevangen kan eerder afgelegde getuigenverklaring, buiten de gevallen van art. 322 lid 2 Sv., niet tot het bewijs worden gebezigd, ook niet door het p.-v., waarin die verklaring voorkomt als bewijsmiddel te gebruiken.
HR 20-06-1961, ECLI:NL:HR:1961:55, m.nt. Prof. Mr. W.P.J. Pompe
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20 juni 1961
- Magistraten
Mrs. Feber [Rapp.], Westerouen van Mee-teren, Kazemier, Hülsmann, Dubbink
- Zaaknummer
[20061961/NJ_1962-26]
- Conclusie
Mr. Moons
- Noot
Prof. Mr. W.P.J. Pompe
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS139076:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1961:55, Uitspraak, Hoge Raad, 20‑06‑1961
- Wetingang
(Sv art. 322.)
Essentie
Als onderzoek opnieuw wordt aangevangen kan eerder afgelegde getuigenverklaring, buiten de gevallen van art. 322 lid 2 Sv., niet tot het bewijs worden gebezigd, ook niet door het p.-v., waarin die verklaring voorkomt als bewijsmiddel te gebruiken.
Samenvatting
Het tweede lid van art. 322 Sv. bepaalt dat, indien het onderzoek opnieuw wordt aangevangen slechts in de aldaar genoemde gevallen — van welker aanwezigheid in de onderhavige zaak niet blijkt — de verklaring van een getuige, bij het voorgaand onderzoek gehoord, als op de latere zitting afgelegd kan worden aangemerkt. Doel en strekking van deze bepaling, welke het tot ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.