Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, afdeling Best Oirschot Son, genummerd PL2201 2013007959, afgesloten op 16 januari 2013, aantal pagina’s: 30 (parketnummer 01/845334-14; hierna PV I)
Rb. Oost-Brabant, 27-01-2015, nr. 01/845334-14
ECLI:NL:RBOBR:2015:369, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
27-01-2015
- Zaaknummer
01/845334-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2015:369, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 27‑01‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2015:4446, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 27‑01‑2015
Inhoudsindicatie
Verdachte wordt veroordeeld voor belaging, bestaande uit het gedurende twee perioden in de nachtelijke uren veroorzaken van geluidsoverlast voor zijn buren. Verdachte wordt daarvoor veroordeeld tot 50 uur taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. Aan deze voorwaardelijke straf is de bijzondere voorwaarde verbonden dat verdachte zich zal laten behandelen. Van deze bijzondere voorwaarde is de dadelijk uitvoerbaarheid bevolen.
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/845334-14 en 01/178660-13 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 27 januari 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1938],
wonende te [woonplaats], [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 januari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 20 mei 2014 en van 15 december 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
(onder parketnummer 01/178660-13)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 mei 2013 te Son en Breugel, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en/of haar gezinsleden, in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1]
en/of die gezinsleden, in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te
doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, als buurman van die [slachtoffer 1] en haar gezinsleden, meermalen en/of gedurende langere periodes en/of in de nachtelijke uren;
- op/tegen scheidingsmu(u)r(en) gebonkt en/of gekrast en/of getikt en/of
- getrokken aan een licht-/trekschakelaar in/aan een scheidingsmuur en/of
- geklepperd met een wc bril en/of
- een radio laten spelen met de geluidsboxen tegen een scheidingsmuur geplaatst en/of
- van een tafel gesprongen, in elk geval geluidsoverlast veroorzaakt;
(art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)
(onder parketnummer 01/845334-14)
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2014 tot en met 10 mei 2014 te Son
en Breugel, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 1], zijnde de bewoners van de [adres 2], in
elk geval van (een) ander(en), met het oogmerk die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]
, in elk geval die ander(en) te dwingen iets te doen, niet te
doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, als
buurman van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], meermalen en gedurende
langere periodes en/of in de nachtelijke uren
- met voorwerp(en) op/tegen scheidingsmu(u)r(en) met de woning [adres 2]
gebonkt en/of gekrast en/of getikt en/of
- schroeven en/of moeren, in elk geval harde voorwerp(en) op een werkblad
en/of tafelblad laten vallen/stuiteren;
(art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officier van justitie:
De raadsman heeft – kort samengevat – aangevoerd dat de officier van justitie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vervolging, omdat het een klachtdelict betreft en door aangevers geen klacht is ingediend.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
De rechtbank stelt voorop dat ingevolge artikel 285b, tweede lid, Wetboek van Strafrecht het misdrijf van belaging slechts op klacht vervolgbaar is. De klacht bestaat ingevolge artikel 164, eerste lid, Wetboek van Strafvordering uit een aangifte met verzoek tot vervolging. Deze klacht ontbreekt.
Niettemin kan het bestaan van een klacht als omschreven in artikel 164, eerste lid, Wetboek van Srafvordering worden aangenomen, indien op grond van het onderzoek op de terechtzitting is vastgesteld dat de klager ten tijde van het opmaken van dat stuk de bedoeling had dat vervolging zou worden ingesteld. De rechtbank leidt vorenbedoelde bedoeling af uit het feit dat beide aangevers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], hebben aangegeven dat zij geïnformeerd wilden worden omtrent het verloop van de strafzaak van verdachte, dat zij een vordering benadeelde partij hebben ingediend en voorts dat zij schriftelijk een slachtofferverklaring hebben afgelegd. Hieruit volgt dat de officier van justitie in haar vervolging dient te worden ontvangen.
Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Inleiding1.2..
Ten aanzien van 01/178660-13:
Op 9 oktober 2012 omstreeks 11.00 uur werd vanaf het adres [adres 2] te [woonplaats], gemeente Son en Breugel, melding gemaakt van het meermalen veroorzaken van geluidsoverlast door de buurman, wonende op [adres 1].
Ten aanzien van 01/0845334-14:
Op 9 mei 2014 om 23.12 uur werd vanaf het adres [adres 2] te [woonplaats], gemeente Son en Breugel, melding gemaakt van het meermalen veroorzaken van geluidsoverlast door de buurman, wonende op [adres 1]. Het leek alsof de buurman met een balletje aan het stuiteren was en met een voorwerp over de muur aan het schrapen was.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van beide feiten, inhoudende – kort gezegd – belaging van [slachtoffer 1] en haar gezinsleden in de periode van 1 februari 2012 tot en met 15 mei 2013 en belaging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de periode van 1 april 2014 tot en met 10 mei 2014.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van beide feiten dient te worden vrijgesproken nu er sprake is van onvoldoende wettig bewijs. Daartoe heeft de raadsman – kort samengevat – aangevoerd dat de woning van verdachte op een onrechtmatige wijze is binnengetreden, aangezien er geen sprake was van een dringende noodzakelijkheid als bedoeld in artikel 7, lid 1 van de Algemene wet op het binnentreden. De bewijsmiddelen die uit de onrechtmatige doorzoeking zijn voortgekomendienen van het bewijs te worden uitgesloten, zodat bij gebreke van voldoende wettig en overtuigend bewijs, vrijspraak dient te volgen .
Het oordeel van de rechtbank.
Blijkens de door de hulpofficier van justitie op 10 mei 2014 opgemaakte en ondertekende machtiging tot binnentreden in een woning, is op voormelde datum op grond van het bepaalde in artikel 55, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering de woning van verdachte binnengetreden, teneinde verdachte aan te houden omdat hij in de directe woonomgeving overlast veroorzaakte op een zodanige wijze dat de buren niet konden slapen.
Nu voormelde machtiging niet is gebaseerd op artikel 7, lid 1 van de Algemene wet op het binnentreden maar op de aanhouding, mist het verweer van de raadsman feitelijke grondslag. Het verweer dient dan ook te worden verworpen.
De bewezenverklaring.
Ten aanzien van 01/178660-13:
In de aangifte van 10 oktober 2012 van [slachtoffer 1], waarbij zij aangifte doet van belaging door haar buurman, wordt vermeld dat met grote regelmaat geluidsoverlast wordt veroorzaakt, bestaande uit het in de nachtelijke uren gedurende 15 à 20 minuten klepperen met de wc-bril. Sinds april 2012 wordt er in de nachtelijke uren regelmatig overlast veroorzaakt door te bonken of te krassen over de tussenmuur. Ook is gehoord dat de buurman gedurende 15 à 20 minuten, soms met tussenpozen, aan de trekschakelaar trok. Hiervan zijn geluidsopnamen gemaakt. Duidelijk hoorbaar is dat dit onder andere op 00.39 uur en 02.22 uur heeft plaatsgevonden. Na de geboorte van hun zoon [naam] op [2012] is het gedrag van verdachte alleen maar erger geworden. Bij elk geluidje dat door [naam] wordt gemaakt reageert de buurman door de radio aan te zetten, waarbij het volume verandert. In de nacht van 23 op 24 augustus 2012 om 02.00 uur is men wakker geworden van geklop tegen de tussenmuur. Drie weken geleden (derhalve half september 2012) is men rond 02.00/03.00 uur wakker geschrokken van een vreselijk klap. Het leek erop alsof er iemand met een moker tegen de tussenmuur van de woning bonkte. Aangeefster en haar gezinsleden leven voortdurend in angst en onzekerheid en ervaren het gedrag van de buurman als geestelijke mishandeling. Het maken van geluiden werd steeds erger en het hoogtepunt daarvan lag aan het einde van de zwangerschap van aangeefster en na haar bevalling. Toen had zij elke dag last van de door de buurman geproduceerde geluiden, die bestonden uit klikken met de lichtschakelaar en tikken en bonken.3.
Op 9 oktober 2012 omstreeks 11.30 uur hebben verbalisanten op de kinderkamer van de
woning op het adres [adres 2] te Son en Breugel geluid van een radio waargenomen.
Daarop zijn zij naar de woning van verdachte ([adres 1]) gegaan. Op de kamer, die is
gesitueerd tegen voormelde kinderkamer, zagen verbalisanten een ingeschakeld muziek-
apparaat staan, met de voorzijde van de boxen tegen de tussenmuur. Er waren geen personen
aanwezig in die kamer en het muziekapparaat was op afstand bedienbaar4..
Op 15 oktober 2012 hebben verbalisanten in de babykamer, waar de baby lag te slapen,
diverse keren een harde tik gehoord. Ook hoorden zij dat er tegen de muur werd geslagen en
dat er op nummer [adres 1] meerdere malen een lichtschakelaar werd overgehaald, waardoor een
zeer harde klik hoorbaar was. Verbalisanten zagen dat de slapende baby hierdoor onrustig
gedrag vertoonde. Vervolgens hebben verbalisanten geconstateerd dat in de slaapkamer aan
de voorzijde van de woning van verdachte een lichtschakelaar was gemonteerd, die
bedienbaar was met een trekkoord waaraan een lang touw zat, dat naar een andere
slaapkamer aan de achterzijde van die woning liep. Ook werden diverse houten blokjes
aangetroffen. Verdachte gaf aan dat hij daarmee op de muur tikte.5.
Getuige [getuige], wonende op het adres [adres 3] te Son en Breugel, heeft verklaard dat de buurman van [adres 1]de afgelopen twee jaar vaker geluiden heeft geproduceerd, onder andere in de nachtelijke uren. Dit zijn geluiden in de vorm van kloppen en tikken, in ieder geval een repeterend geluid. Op 16 juni 2012 heeft hij middenin de nacht een aantal minuten achtereen het geluid gehoord van een klepperende wc-bril.6.
Ten aanzien van 01/845334-14:
Verbalisanten zijn van 9 mei 2014 te 23.45 uur tot 10 mei 2014 te 00.10 uur aanwezig geweest in de slaapkamer van de woning, gelegen aan de [adres 2]. Om 00.00 uur hoorden zij een duidelijk krassend geluid van 4 à 6 seconden, komend vanaf de muur die grenst aan de woning aan de [adres 1]. Ook op de overloop was het geluid, dat leek op een metaal voorwerp dat met korte halen over een stenen muur werd bewogen, duidelijk hoorbaar.
Op de computerkamer van verdachte, die grenst aan de slaapkamer van de woning, gelegen aan de [adres 2], zagen verbalisanten een schaar liggen, waarvan de punt wit gekleurd was. Naast de schaar lag een touwtje met daaraan bevestigd 2 sluitringen en 3 moeren. Tevens hebben verbalisanten geconstateerd dat zich op de witte de muur, grenzend aan [adres 2] enkele schuurkrasplekken bevonden en op het bureaublad, dat direct onder voormelde beschadigingen staat, enkele minuscule witte korreltjes lagen.7.
Op 10 mei 2014 heeft [slachtoffer 2], mede namens [slachtoffer 1], aangifte gedaan van belaging. Hierin is het volgende opgenomen.
Een aantal weken geleden is de buurman weer begonnen met het veroorzaken van geluidsoverlast. Het begon daarmee met een keer aan het begin van de nacht, tussen 00.00 uur en 00.30 uur, of aan het begin van de ochtend, tussen 05.00 uur en 07.00 uur. Het was meestal een tikkend of schrappend geluid op de tussenmuur. De laatste 3 weken is het weer erger geworden. Hij maakt meerdere malen per nacht contactgeluiden op de tussenmuur. Het gebeurt op verschillende dagen. Soms zit er een dag tussen dat we niets horen. De geluidsoverlast bestaat meestal uit een paar keer met een voorwerp langs de tussenmuur schrapen of er met een voorwerp tegenaan tikken. Na een paar keer stopt dit weer. Deze geluiden zijn, vooral in de nachtelijk uren, erg doordringend en vervelend. Ons zoontje wordt er ook vaak wakker van. Vanuit onze slaapkamer horen we de geluiden ook. We worden echt gestalkt door hem en door hem in de gaten gehouden als wij thuis zijn. Hierdoor voelen wij ons niet meer veilig. Hij maakt de geluiden precies tegen de muur van de ruimte of de kamer waar wij ons op dat moment bevinden.
Op 8 mei 2014 omstreeks 05.00 uur heeft hij weer schrapende en tikkende geluiden gemaakt op de tussenmuur die aan onze slaapkamer grenst.
Op 9 mei 2014 om 22.30 uur, toen we op bed lagen, hoorden wij gedurende enkele seconden weer een erg luid schrapend geluid op de tussenmuur, komend vanaf de zijde van de buurman. Ongeveer 5 à 10 minuten daarna hoorde ik gedurende een paar seconden getik aan de kant van die tussenmuur. Het leek een knikker die op een hard voorwerp terecht kwam, alsof hij een knikker continu oppakte en losliet op een tafel. Na ongeveer 5 à 10 minuten hoorden we weer dat tikkende geluid. Daarna hoorden we om omstreeks 00.00 uur weer het schrapende geluid. De schrappende en tikkende geluiden slopen ons. We kunnen niet slapen en hebben angst dat het weer erger gaat worden. Verder zijn we bang voor wat voor uitwerking het op onze zoon heeft.8.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 9 mei 2014 omstreeks 22.30 uur hoorde dat de buurman gedurende enkele seconden een schrapend geluid produceerde tegen de muur van haar slaapkamer. Haar vriend ([slachtoffer 2]) vertelde haar dat hij rond 22.45 uur een geluid had gehoord dat leek op een knikker die bovenop een tafel terecht kwam. Rond 23.00 uur hoorde [slachtoffer 1] dat geluid nog een keer. Op 10 mei 2014 omstreeks 00.10 uur maakte de buurman nog een schrapend geluid.9.
[persoon 1], echtgenote van verdachte, heeft op 10 mei 2014 verklaard dat zij weet dat de buren, wonend op [adres 2], last van verdachte hebben, omdat hij vaak met voorwerpen tegen of vlak bij de tussenmuur tikt. In het begin sloeg hij beneden met blokjes tegen de muur. De laatste maand is het uit de hand aan het lopen.10.
Verdachte heeft bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan het krassen, bonken en tikken tegen de scheidingsmuur van zijn woning en de woning van de buren op [adres 2].Verder heeft hij bekend dat hij moertjes, die hij had vastgemaakt aan een touwtje, op het tafelblad heeft laten vallen.11.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
(parketnummer 01/178660-13)
op tijdstippen in de periode van 1 februari 2012 tot en met 15 mei 2013 te Son en Breugel, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en haar gezinsleden, met het oogmerk die [slachtoffer 1] en die gezinsleden, te dwingen iets te dulden, immers heeft hij, verdachte, als buurman van die [slachtoffer 1] en haar gezinsleden, meermalen en/of gedurende langere periodes en/of in de nachtelijke uren
- op/tegen scheidingsmu(u)r(en) gebonkt en gekrast en getikt en
- getrokken aan een licht-/trekschakelaar in/aan een scheidingsmuur en
- geklepperd met een wc-bril en
- een radio laten spelen met de geluidsboxen tegen een scheidingsmuur.
(parketnummer 01/845334-13)
in de periode van 1 april 2014 tot en met 10 mei 2014 te Son en Breugel, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], zijnde de bewoners van de [adres 2]. met het oogmerk die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], te dwingen iets te dulden, immers heeft hij, verdachte, als buurman van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], meermalen en gedurende langere periodes en/of in de nachtelijke uren;
- met een voorwerp op scheidingsmuur met de woning [adres 2] gekrast en/of
- moeren op een werkblad en/of tafelblad laten vallen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie requireert tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en eist een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, zich binnen twee dagen volgende op de uitspraak van de rechtbank meldt bij zijn toezichthouder of Reclassering Nederland via telefoonnummer 073-67408088 en dat hij zich daarna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en dat hij bovendien wordt verplicht om zich te laten behandelen en begeleiden via (Forensisch) psychiatrie – Forensisch FACT team of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven en dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen bijzondere voorwaarden. Voorts vraag zij verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen en opheffing van het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat geen straf aan verdachte dient te worden opgelegd, omdat verdachte van de hem tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring van de feiten komen, dan acht de raadsman een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op zijn plaats, zonder bijzondere voorwaarden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarbij heeft zij acht geslagen op het rapport van psychiater E.M.M. Mol van 7 juli 2014, waarin wordt geconcludeerd dat verdachte ten aanzien van de hem tenlastegelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten en betrekt de rechtbank bij haar oordeel het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich gedurende lange tijd schuldig heeft gemaakt aan het in de nachtelijke uren stelselmatig lastig vallen van zijn buren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hun zoontje [naam]. Hiermee heeft hij een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Door de handelwijze van verdachte was het voor hen niet mogelijk in hun eigen woning onbevangen zichzelf te zijn, uit angst voor verdachte of wat hij zou gaan doen. Uit de slachtofferverklaringen blijkt dat zij daar nog steeds last van hebben.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee de hoge leeftijd van verdachte, te weten 76 jaar, en het ontbreken van een strafblad.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank zal de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden koppelen. Zowel de reclassering als de psychiater adviseren reclasseringstoezicht en ambulante behandeling teneinde recidive te voorkomen. De rechtbank neemt dit advies over en zal reclasseringstoezicht en ambulante behandeling gedurende de proeftijd opleggen als bijzondere voorwaarden. Gelet op de lange periode waarin verdachte de strafbare feiten heeft gepleegd en de noodzakelijke ambulante behandeling stelt de rechtbank de proeftijd vast op 3 jaar.
De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden gevorderd.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Ingevolge artikel 14e wetboek van Strafrecht, kan de rechter bij zijn uitspraak, ambtshalve of op vordering van het openbaar ministerie, bevelen dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn, indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier naar voren is gekomen dat aangevers sinds enkele jaren te lijden hebben onder de geluidsoverlast die verdachte veroorzaakt. De geluiden bestaan uit het - vaak ’s nachts - vele malen achter elkaar trekken aan een koord van een lichtschakelaar, het kloppen of schrapen met een voorwerp op de muur of het maken van andere storende geluiden. Aangevers hebben in hun aangiften, de slachtofferverklaringen en de toelichtingen op de civiele vorderingen uiteen gezet dat zij door die geluidsoverlast slecht slapen en zich thuis niet kunnen ontspannen. Zij ondervinden ernstige stress, frustratie en woede van de geluidsoverlast en zij hebben psychisch te lijden onder de situatie. Ze geven aan dat de situatie doodvermoeiend en slopend is en dat het hun opbreekt. Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat door de spanning de borstvoeding terugliep en dat zij daarvoor medicijnen kreeg voorgeschreven en die gedurende de borstvoeding heeft moeten innemen. Voorts heeft het consultatiebureau aangegeven dat zij zich zorgen maken over de ontwikkeling van hun baby, [naam].
De rechtbank overweegt voorts dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte na de onderhavige veroordeling wegens belaging, zonder toezicht en behandeling, zal doorgaan met zijn gedrag. Diverse bemiddelingspogingen hebben immers niet het gewenste effect gehad en verdachte zelf heeft geen inzicht in zijn problematiek, welke door de psychiater onder meer wordt aangeduid als een paranoïde waanstoornis. Verdachte blijft volhouden dat er niets mis met hem is, maar dat hij de geluiden maakt in reactie op geluiden die hij bij de buren waarneemt. De psychiater schat het recidiverisico als hoog in. De reclassering (rapport van 14 augustus 2014) heeft het recidiverisico als hoog/gemiddeld ingeschat. De rechtbank neemt deze conclusies over.
Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden – te weten de impact en de psychische gevolgen van de langdurige belaging en het recidivegevaar– alsmede het gegeven dat het een feit van algemene bekendheid is dat ernstige stress lichamelijke problemen kan veroorzaken, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van aangevers en hun zoon. De op te leggen voorwaarden beogen recidive te voorkomen en naar het oordeel van de rechtbank dulden deze geen uitstel. De verzochte dadelijke uitvoerbaarheid zal derhalve worden toegewezen.
De vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van EUR 1550,95 plus wettelijke rente met oplegging van de schadevergoedings-maatregel. Voor het overige dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van EUR 1236,85 plus wettelijke rente met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat beide vorderingen dienen te worden afgewezen, omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
Subsidiair stelt hij zich op het standpunt dat de benadeelde partijen niet ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering, omdat de behandeling van die vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De raadsman heeft hierbij aangevoerd, dat hij eerst één dag voor de terechtzitting de herstelvorderingen heeft ontvangen.
Beoordeling. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen in hun vordering, nu een benadeelde partij in elke stand van het geding, zelfs nog –mondeling – ter terechtzitting de mogelijkheid heeft een vordering tot schadever-goeding in te dienen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding tot een bedrag van EUR 1500,00 en materiële schadevergoeding tot een bedrag van EUR 50,95 (post reiskosten), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van de post immateriële schade, voor zover deze het bedrag van EUR 1500,00 te boven gaat, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van de post medicatie, omdat nader onderzoek is vereist naar de vraag of het gebruik van die medicatie in directe relatie tot het bewezen verklaarde feit staat. Nu dit een uitgebreide nadere behandeling vereist, oordeelt de rechtbank dat de behandeling van dit deel van de vordering eveneens een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (parketnummer 01/845334-14).
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding tot een bedrag van EUR 850,00 en materiële schadevergoeding tot een bedrag van EUR 536,85 (post voorzetwand en reiskosten), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de kosten verbonden aan het plaatsen van de voorzetwand oordeelt de rechtbank dat die kosten zijn gemaakt in directe relatie tot het bewezen verklaarde feit.
Tevens oordeelt de rechtbank dat verdachte naast de korte periode (1 april 2014 tot en met 10 mei 2014), ook eerder, namelijk in de periode van 1 februari 2012 tot en met 15 mei 2013 (zaak met parketnummer 01/178660-13) stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij. De hoogte van het toegewezen bedrag is derhalve mede ingegeven door de voorgeschiedenis van de reeds jaren door verdachte toegepaste geluidsterreur.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van de post immateriële schade, voor zover deze het bedrag van EUR 850,00 te boven gaat, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met behulp van welke de feiten zijn begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/845334-14:
belaging
T.a.v. 01/178660-13:
belaging
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregelen.
T.a.v. 01/845334-14, 01/178660-13:
Taakstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte
dag op 2 uur te verrichten arbeid.
T.a.v. 01/845334-14, 01/178660-13:
Gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
3 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan
het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d,
tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden
gegeven door de reclassering;
- zich binnen twee dagen volgend op de uitspraak van de rechtbank meldt bij zijn
toezichthouder of Reclassering Nederland via telefoonnummer 073-67408088 en dat hij
zich vervolgens daar blijft melden zo frequent en zolang de Reclassering dit noodzakelijk
acht;
- verplicht is zich te laten behandelen en begeleiden via (Forensische) psychiatrie –
Forensisch FACT of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling
van de Reclassering, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die
hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen
worden gegeven,
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank beveelt de dadelijke uitvoerbaarheid van de op grond van artikel
14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van
Strafrecht uit te oefenen toezicht.
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: 5 stuks
bevestigingsmateriaal, 1 schaar, 10 meter touw, 1 zak hout (mandje met blokken)
en geluidsapparatuur, merk Philips, kleur grijs, inclusief CD van Jan Siebelink.
T.a.v. 01/845334-14, 01/178660-13:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1550,95 subsidiair 25 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve
van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 1550,95 (zegge: eenduizendvijfhonderdvijftig euro en vijfennegentig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van
EUR 1500,00 immateriële schadevergoeding en een bedrag van EUR 50,95 materiële schadevergoeding (post reiskosten).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsver- plichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van EUR 1550,95 (zegge: eenduizendvijfhonderdvijftig euro en vijfennegentig cent), te weten
EUR 1500,00 immateriële schadevergoeding en EUR 50,95 materiële schadevergoeding (post reiskosten).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet
ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de
Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te
vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting
tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot
betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. 01/845334-14:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1236,85 subsidiair 22 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 1236,85 (zegge: eenduizend-tweehonderdzesendertig euro en vijfentachtig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 850,00 immateriële schadevergoeding en een bedrag van EUR 386,85 materiële schadevergoeding (post voorzetwand en reiskosten).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsver-plichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2],van een bedrag van EUR 1236,85 (zegge: eenduizendtweehonderdzesendertig euro en vijfentachtig cent), te weten EUR 850,00 immateriële schadevergoeding en EUR 386,85 materiële schadevergoeding (post voorzetwand en reiskosten).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet
ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de
Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te
vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting
tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot
betaling aan de Staat te vervallen.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 12 mei 2014 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.G.P.A. Burghoorn, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. R.J. Bokhorst, leden,
in tegenwoordigheid van F.H.M. Klerkx, griffier,
en is uitgesproken op 27 januari 2015.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 27‑01‑2015
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van Politie, Eenheid Oost-Brabant, afdeling Best Oirschot Son, genummerd PL2201-20145062949, afgesloten op 11 mei 2014, aantal pagina’s: 49 (parketnummer 01/845334-14; hierna PV II)
PV II; proces-verbaal van aangifte d.d. 10 oktober 2010, pagina 17,18, 19 en proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 9 februari 2013, pagina 25;
PV II, p.v. bevindingen d.d. 10 oktober 2012 (pagina 10);
PV II; p.v.’s bevindingen d.d. 21 november 2012, pagina 15 en d.d. 25 januari 2013, pagina 27 en 28;
PV II; proces-verbaal van verhoor d.d.9 februari 2013, pagina 21;
PV I; proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2014, pagina 32 en 33;
PV I; proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 10 mei 2014, pagina 41 en 42;
PV I; proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] d.d. 10 mei 2014, pagina 46;
PV I; proces-verbaal van verhoor van [persoon 1] d.d. 10 mei 2014, pagina 48 en 49;
PV I; proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 10 mei 2014, pagina 28 en 29, alsmede de door verdachte op 12 mei 2014, in de zaak met parketnummer 01/845334-14, bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring, en zijn op 10 mei 2014