NJB 2018/309:Verjaring. Stuiting. Erkenning. Vertegenwoordiging. Toerekenbare schijn. Een werknemer lijdt schade door een bedrijfsongeval. In 2001 erkent de verzekeraar van de werkgever aansprakelijkheid en treedt hij in onderhandeling over de schadeafwikkeling. In 2008 keert hij voorschotten uit. Is de verjaring na 2001 gestuit door een nieuwe erkenning? Hoge Raad: Als een verzekeraar in een geval als dit al niet op grond van de polisvoorwaarden (ook) bij de schadeafwikkeling optreedt als vertegenwoordiger van de verzekerde, geldt – behoudens bijvoorbeeld andersluidende mededeling – in elk geval als uitgangspunt dat de benadeelde op een zodanige vertegenwoordigingsbevoegdheid mag vertrouwen. Voor een eventuele nieuwe erkenning door de verzekeraar (namens de werkgever) als grond voor stuiting, is voldoende de erkenning dat de werknemer aanspraak heeft op een hogere schadevergoeding dan reeds (zonder voorbehoud) is betaald, waarbij zonder belang is dat over de omvang van het nog verschuldigde bedrag geen overeenstemming bestaat