HR, 10-07-1995, nr. 30467
ECLI:NL:HR:1995:AA1608
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-07-1995
- Zaaknummer
30467
- LJN
AA1608
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1995:AA1608, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑07‑1995; (Cassatie)
- Wetingang
- Vindplaatsen
BNB 1995/336 met annotatie van R.E.C.M. Niessen
FED 1995/662 met annotatie van J.W. Ilsink
V-N 1995/2561, 10 met annotatie van Redactie
Uitspraak 10‑07‑1995
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 31 mei 1994 betreffende de aan belanghebbende over het jaar 1985 opgelegde navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie Bij brief, gedagtekend 30 augustus 1994, waarvan een ontvangstbevestiging is ingekomen, heeft de Griffier van de Hoge Raad belanghebbende in de gelegenheid gesteld het verzuim dat niet is voldaan aan het in artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht gestelde vereiste, binnen zes weken na de dagtekening van deze brief te herstellen. De termijn voor herstel van dit verzuim eindigde op 11 oktober 1994.
Nu herstel van het verzuim door belanghebbende niet heeft plaatsgevonden, zal de Hoge Raad, gezien het bepaalde in artikel 6:6 van voormelde wet, haar in het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.
- 2.
Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
- 3.
Beslissing De Hoge Raad verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in haar beroep.
Dit arrest is op 10 juli 1995 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter en de raadsheren Van der Linde, Bellaart, C.H.M. Jansen en Van der Putt-Lauwers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Het door belanghebbende als griffierecht verschuldigd geworden bedrag van f 300,-- wordt door de Griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven. De waarnemend griffier,