Einde inhoudsopgave
Statuut van het Internationaal Gerechtshof
Artikel 61
Geldend
Geldend vanaf 24-07-1987
- Bronpublicatie:
24-07-1987, Trb. 1987, 114 (uitgifte: 01-01-1987, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
24-07-1987
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-07-1987, Trb. 1987, 114 (uitgifte: 01-01-1987, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Internationaal strafrecht / Internationale tribunalen
1.
Een aanvraag tot herziening van een vonnis kan uitsluitend worden ingediend wanneer deze is gegrond op de overweging dat een bepaald feit aan het licht is gekomen dat van beslissende invloed kan zijn, welk feit ten tijde van het uitspreken van het vonnis zowel het Hof als de partij die op herziening aandringt onbekend was, mits de onbekendheid met dat feit niet te wijten was aan onachtzaamheid.
2.
De herzieningsprocedure begint met een uitspraak van het Hof, waarin uitdrukkelijk het bestaan van het nieuwe feit wordt vastgesteld, waarin wordt erkend dat dit nieuwe feit van dien aard is dat herziening mogelijk is, en waarin op grond hiervan de aanvraag ontvankelijk wordt verklaard.
3.
Het Hof kan verlangen dat vooraf aan het vonnis is voldaan, voordat het toestemming geeft tot het openen van de herzieningsprocedure.
4.
De aanvraag tot herziening dient te worden ingediend uiterlijk zes maanden nadat het nieuwe feit aan het licht is gekomen.
5.
De aanvraag tot herziening kan niet later worden ingediend dan tien jaar na de dagtekening van het vonnis.