Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 8
Artikel 1210 [Definities]
Geldend
Geldend vanaf 01-06-1996
- Bronpublicatie:
24-05-1996, Stb. 1996, 276 (uitgifte: 01-01-1996, kamerstukken: 24496)
- Inwerkingtreding
01-06-1996
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-05-1996, Stb. 1996, 279 (uitgifte: 01-01-1996, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht (V)
Vervoersrecht / Wegvervoer
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
‘gevaarlijke stof’: een stof die als zodanig bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen; de aanwijzing kan worden beperkt tot bepaalde concentraties van de stof, tot bepaalde in de algemene maatregel van bestuur te omschrijven gevaren die aan de stof verbonden zijn, en tot bepaalde daarin te omschrijven situaties waarin de stof zich bevindt;
- b.
‘schade’:
- 1°
schade veroorzaakt door dood of letsel van enige persoon veroorzaakt door een gevaarlijke stof;
- 2°
andere schade buiten het voertuig aan boord waarvan de gevaarlijke stof zich bevindt, veroorzaakt door die gevaarlijke stof, met uitzondering van verlies van of schade met betrekking tot andere voertuigen en zaken aan boord daarvan, indien die voertuigen deel uitmaken van een sleep, waarvan ook dit voertuig deel uitmaakt;
- 3°
de kosten van preventieve maatregelen en verlies of schade veroorzaakt door zulke maatregelen;
- c.
‘preventieve maatregel’: iedere redelijke maatregel ter voorkoming of beperking van schade door wie dan ook genomen met uitzondering van de overeenkomstig deze afdeling aansprakelijke persoon nadat een gebeurtenis heeft plaatsgevonden;
- d.
‘gebeurtenis’: elk feit of elke opeenvolging van feiten met dezelfde oorzaak, waardoor schade ontstaat of waardoor een ernstige en onmiddellijke dreiging van schade ontstaat;
- e.
‘exploitant’: hij die de zeggenschap heeft over het gebruik van het voertuig aan boord waarvan de gevaarlijke stof zich bevindt. Hij aan wie een kenteken als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is opgegeven, of, bij gebreke daarvan, de eigenaar van het voertuig, wordt aangemerkt als exploitant, tenzij hij bewijst dat ten tijde van de gebeurtenis een door hem bij name genoemde ander de zeggenschap over het gebruik van het voertuig had of dat op dat tijdstip een ander zonder zijn toestemming en zonder dat hij zulks redelijkerwijs kon voorkomen de zeggenschap over het gebruik van het voertuig had.