Rb. Amsterdam, 19-11-2024, nr. 13/116681-23
ECLI:NL:RBAMS:2024:7037
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
19-11-2024
- Zaaknummer
13/116681-23
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2024:7037, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 19‑11‑2024; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 19‑11‑2024
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van het aanwezig hebben van 289 blokken hasjiesj in de woning waar hij verbleef. Verdachte heeft de woning beschikbaar gesteld voor de opslag van drugs. De rechtbank legt op een taakstraf voor de duur van tweehonderdveertig uur met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met een proeftijd van twee jaar.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/116681-23
Datum uitspraak: 19 november 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] .
1. Onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 5 november 2024. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,mr. S.W.M. van der Linde, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.H.W. van der Lee, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
De zaak is gelijktijdig – maar niet gevoegd – behandeld met de zaak tegen medeverdachte[medeverdachte] (parketnummer 13/123887-23).
2. Beschuldiging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 5 november 2024 – tenlastegelegd dat hij zich op 5 mei 2023 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben van 101,7 kilogram hasjiesj.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I van dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
3. Waardering van het bewijs
3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 101,7 kilogram hasjiesj.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft zich evenals de officier van justitie op het standpunt gesteld dat slechts kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van de hasjiesj. Verdachte moet van de overige handelingen – te weten telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren – worden vrijgesproken, omdat er geen enkele aanleiding is om aan te nemen dat verdachte zich bezighield met de handel in drugs.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van het aanwezig hebben van 101,7 kilogram hasjiesj en overweegt daartoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van ‘aanwezig hebben’ in de zin van de Opiumwet is nodig dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen. Daarvoor is niet doorslaggevend aan wie de drugs toebehoren. Er hoeft ook geen sprake te zijn van enige formele beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de drugs. Daarnaast moeten de drugs zich in de machtssfeer van verdachte bevinden. Hiermee wordt bedoeld dat verdachte in enige mate kon bepalen wat er met die drugs zou gebeuren.
Op 5 mei 2023 hebben verbalisanten de woning van de broer van verdachte doorzocht. De verbalisanten die ter plaatse kwamen roken direct een hevige henneplucht in de woonkamer en vervolgens hebben zij in de woning 289 blokken hasjiesj aangetroffen in bigshoppers. Verdachte had de sleutels van de woning en verbleef daar gedurende de tijd dat zijn broer in Marokko was. Verbalisanten troffen verdachte tijdens de doorzoeking op het balkon van de woning aan, verstopt onder een tapijt. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij voor medeverdachte [medeverdachte] en op diens verzoek de hasjiesj in de woning heeft bewaard. Gelet op deze omstandigheden en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet had op de aanwezigheid van de hasjiesj in de woning waar hij verbleef. Verdachte had wetenschap van de drugs en deze bevonden zich in zijn machtssfeer.
De aangetroffen blokken zijn vervolgens gewogen en leveren een totaal brutogewicht op van 101,7 kilogram. De rechtbank acht dan ook het aanwezig hebben van deze hoeveelheid wettig en overtuigend bewezen.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de overige ten laste gelegde handelingen. Verdachte wordt van deze handelingen vrijgesproken.
De rechtbank acht het medeplegen wettig en overtuigend bewezen. Uit de Snapchat-gesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking op het aanwezig hebben van de verdovende middelen.
4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 5 mei 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van 289 blokken, met een gewicht van in totaal 101,7 kilogram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. Strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
7. Motivering van de straffen
7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de oplegging van een gevangenisstraf het onvoorwaardelijke deel gelijk te stellen aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en om een resterend deel in voorwaardelijke zin op te leggen. De raadsvrouw geeft in overweging om de proeftijd vast te stellen op één jaar, gelet op het feit dat verdachte al anderhalf jaar in een schorsing loopt. De gevangenisstraf kan eventueel worden gecombineerd met een onvoorwaardelijke taakstraf.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals op zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een (voorwaardelijke) vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van het aanwezig hebben van softdrugs in de woning waar hij verbleef. Verdachte heeft de woning beschikbaar gesteld voor de opslag van drugs. Door het aanwezig hebben van een dergelijke hoeveelheid drugs heeft verdachte bijgedragen aan het in standhouden van het gebruik van voor de volksgezondheid schadelijke drugs en de bijbehorende handel daarin, die vaak gepaard gaat met andere vormen van (ernstige) criminaliteit. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 26 september 2024 en heeft gezien dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een drugs-gerelateerd feit. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 21 mei 2024. Hieruit blijkt – kort samengevat – dat verdachte zijn leven op orde heeft, dat hij beschikt over huisvesting en inkomen genereert. De reclassering vindt interventies of toezicht niet nodig.
Strafoplegging
De rechtbank heeft gekeken naar de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten dienen als uitgangspunt bij het bepalen van de straf. Voor het bewezenverklaarde feit zou in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend zijn. In de persoon van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om verdachte in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf op te leggen. Daarnaast zal de rechtbank een forse voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Dit is enerzijds bedoeld om recht te doen aan de ernst van het feit en anderzijds als een stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden om aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van tweehonderdveertig uur met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met een proeftijd van twee jaar.
8. Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
- 54 EUR; IBG 05-05-2023 (Omschrijving: PL1300-2023099454-G6337033);
- 105 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023099454-G6337004);
- 38 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023099454-G6337005);
- 48 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023099454-G6337008);
- 57 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023099454-G6337010);
- 30 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023099454-G6337022).
8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het geldbedrag verbeurd dient te worden verklaard en de verdovende middelen dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het geldbedrag terug dient te worden gegeven aan verdachte.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De inbeslaggenomen verdovende middelen dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het bewezenverklaarde is begaan en deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Het inbeslaggenomen geldbedrag dient te worden teruggegeven aan verdachte, nu niet is gebleken dat dit geldbedrag is gerelateerd aan het bewezenverklaarde feit.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de volgende artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 47 Wetboek van Strafrecht,
3, 11 Opiumwet.
10. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte voorts tot een gevangenisstraf van 5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 105 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023099454-G6337004);
- 38 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023099454-G6337005);
- 48 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023099454-G6337008);
- 57 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023099454-G6337010);
- 30 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2023099454-G6337022).
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 54 EUR; IBG 05-05-2023 (Omschrijving: PL1300-2023099454-G6337033).
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Wiewel, voorzitter,mrs. C.P.E. Meewisse en M. Bakhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Ketelaers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 november 2024.