Einde inhoudsopgave
Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie
Artikel 33d
Geldend
Geldend vanaf 23-07-2021
- Redactionele toelichting
In het Staatsblad is het Kamerstuknummer niet vermeld.
- Bronpublicatie:
10-06-2020, Stb. 2020, 257 (uitgifte: 16-07-2020, kamerstukken: 35407)
- Inwerkingtreding
23-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-06-2021, Stb. 2021, 354 (uitgifte: 22-07-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
Energierecht (V)
1.
Onze Minister is bevoegd een overtreder van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 10, eerste tot en met derde lid, 13 en 33, tweede en derde lid, van deze wet alsmede de artikelen 3, eerste tot en met vijfde lid, 4, eerste, tweede, vierde en zesde lid, 5, eerste lid, 6, onderdelen a, c tot en met e, artikel 9, eerste lid, laatste volzin, en vierde lid, en 11, dertiende lid, van Verordening (EU) 2017/1369 een bestuurlijke boete op te leggen.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte van de bestuurlijke boete bepaald op de wijze als voorzien in het derde lid, met dien verstande dat de wegens een afzonderlijke overtreding te betalen geldsom ten hoogste het bedrag van de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, bedraagt.
3.
Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt voor elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de daarvoor op te leggen boete bepaald waarbij afhankelijk van de aard van de overtreding en de gevolgen voor de eindgebruiker en de markt, wordt onderscheiden in een lage en een hoge categorie te betalen bestuurlijke boete. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop de boetehoogte wordt bepaald.
4.
De overtreding hoeft niet aan de officier van justitie te worden voorgelegd, indien het bedrag van de daarvoor overeenkomstig de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, op te leggen boete is bepaald in de lage categorie te betalen bestuurlijke boete.