HR, 15-02-2013, nr. 12/02015
ECLI:NL:HR:2013:BZ1489
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-02-2013
- Zaaknummer
12/02015
- LJN
BZ1489
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BZ1489, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑02‑2013; (Wraking)
- Vindplaatsen
VNT 2013/10t.9
V-N 2013/10.9 met annotatie van Redactie
NTFR 2013/389
Uitspraak 15‑02‑2013
Inhoudsindicatie
Wrakingsverzoek ten aanzien van de leden van de wrakingskamer niet-ontvankelijk, en voor het overige afgewezen.
Partij(en)
15 februari 2013
nr. 12/02015, 12/02016 en 12/02018
Beslissing
van de Vierde kamer van de Hoge Raad der Nederlanden naar aanleiding van het verzoek om wraking van de hierna te noemen raadsheren in de Hoge Raad, ingediend door X te Z, verder te noemen verzoeker.
1. De procedure
1.1
Verzoeker heeft beroepen in cassatie ingesteld in de zaken die bij de Derde kamer van de Hoge Raad zijn ingeschreven onder de nummers 12/02015, 12/02016 en 12/02018. Bij brieven van 6 december 2012 is aan verzoeker meegedeeld dat op 14 december 2012 ter terechtzitting de beslissingen in die zaken in het openbaar zullen worden uitgesproken. Tevens is daarin meegedeeld dat de arresten zullen worden gewezen door de leden C. Schaap, M.W.C. Feteris en Th. Groeneveld.
1.2
Bij op 10 december 2012 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker de wraking verzocht van de hiervoor in 1.1 vermelde leden van de Hoge Raad.
1.3
Voorts heeft verzoeker bij het hiervoor in 1.2 vermelde verzoekschrift de wraking verzocht van G.J.M. Corstens en J. de Hullu, leden van de wrakingskamer. Daartoe heeft hij als gronden voor wraking aangevoerd dat die leden in de procedures 11/03915 tot en met 11/03918, 11/03920, 11/03983, 11/04374, 11/04401 en 11/04535 reeds betrokken waren hetzij door middel van (i) beroepen in cassatie, (ii) herzieningsverzoeken, (iii) verzetschriften en (iv) wrakingsverzoeken. In die procedures hebben zij reeds aangetoond op de stoel van de tegenpartij te zitten met andere woorden vooringenomen en partijdig te zijn en zich daarmee onder andere schuldig makend aan bijvoorbeeld artikel 12 van de Wet op de rechterlijke organisatie en artikel 364 van het Wetboek van Strafrecht. Verder heeft verzoeker verwezen naar de gronden die zijn aangevoerd in een verzoek om wraking, bij de Hoge Raad per fax ingekomen op 14 september 2012, ter zake van een andere door hem bij de Hoge Raad aanhangig gemaakte procedure, met zaaknummer 12/02162.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het onder 1.3 aangeduide wrakingsverzoek
De wrakingskamer acht, mede gelet op de behandeling van en de beslissing op eerdere wrakingsverzoeken die verzoeker heeft ingediend met betrekking tot andere bij de Hoge Raad aanhangig gemaakte zaken, het indienen van het onder 1.3 bedoelde wrakingsverzoek op gronden, die bestaan uit negatieve kwalificaties zonder dat daarvoor feitelijke gronden worden aangevoerd, kennelijk misbruik van recht. Samenstelling van een nieuwe wrakingskamer kan daarom achterwege blijven. Verzoeker zal in zijn wrakingsverzoek in zoverre niet worden ontvangen.
3. Beoordeling van het onder 1.2 aangeduide wrakingsverzoek
3.1
Verzoeker voert in zijn wrakingsverzoek als grond voor wraking van de raadsheren Schaap, Feteris en Groeneveld aan de hiervoor onder 1.3 vermelde redenen. 3.2De door verzoeker genoemde gronden voor wraking leveren een herhaling op van de gronden die hij al aanvoerde in zijn eerdere verzoeken tot wraking van voornoemde raadsheren. Zoals de Hoge Raad reeds in zijn beslissingen op die eerdere wrakingsverzoeken heeft overwogen, zien deze niet op feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de genoemde raadsheren schade zou kunnen lijden. De Hoge Raad acht de door verzoeker aangevoerde bezwaren met betrekking tot die leden, en daarmee het wrakingsverzoek, kennelijk ongegrond.
4. Toekomstige verzoeken om wraking
De Hoge Raad is van oordeel dat verzoeker de bevoegdheid wrakingsverzoeken in te dienen misbruikt. Hij zal daarom op de voet van artikel 8:18, lid 4, van de Awb bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de onderhavige zaken niet in behandeling wordt genomen.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek om wraking voor zover de wraking wordt verzocht van de leden van de wrakingskamer;
wijst het verzoek om wraking af voor het overige, en
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de onderhavige zaken niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren J.C. van Oven en J. de Hullu, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 15 februari 2013.