ABRvS, 19-06-2015, nr. 201408471/1/V2
ECLI:NL:RVS:2015:2016
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
19-06-2015
- Zaaknummer
201408471/1/V2
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2015:2016, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 19‑06‑2015; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 29 Vreemdelingenwet 2000
- Vindplaatsen
AB 2016/75 met annotatie van F.T. Groenewegen
JV 2015/239
Uitspraak 19‑06‑2015
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 23 september 2014 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
201408471/1/V2.
Datum uitspraak: 19 juni 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg (hierna: de rechtbank), van 9 oktober 2014 in zaken nrs. 14/21953 en 14/21954 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 23 september 2014 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 9 oktober 2014 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
De staatssecretaris en de vreemdeling hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak gelijktijdig met zaak nr. 201501219/1/V2 ter zitting behandeld op 19 mei 2015, waar de vreemdeling, bijgestaan door mr. Y. Tamer, advocaat te Den Haag, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. M.M. van Asperen, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De stukken over de veiligheidssituatie in Irak waarop partijen in deze procedure een beroep hebben gedaan, zijn vermeld in de aangehechte bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat zich in de Iraakse provincie Duhok, gelegen in de Koerdische Autonome Regio (hierna: de KAR), geen uitzonderlijke situatie voordoet waartegen artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) bescherming biedt (hierna ook: een uitzonderlijke situatie). De rechtbank heeft voor dat oordeel onder meer van belang geacht dat uit actuele berichtgeving blijkt dat Islamitische Staat in Irak en al-Sham/Islamitische Staat (hierna: ISIS) bezig is met een snelle opmars die gepaard gaat met grote gewelddadigheid. Voorts heeft zij van belang geacht dat uit het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake de veiligheidssituatie in Irak van september 2014 (hierna: het ambtsbericht 2014) blijkt dat de Koerden sinds begin 2014 actief betrokken zijn bij het conflict tussen ISIS en andere gewapende soennitische groepen enerzijds en de Iraakse en Koerdische veiligheidsorganisaties anderzijds. Volgens de rechtbank blijkt uit het ambtsbericht 2014 ook dat de Koerdische veiligheidsorganisaties kwetsbaar zijn en dat er niet langer van kan worden uitgegaan dat zij in staat zijn de inwoners van de KAR tegen geweld te beschermen en de orde en veiligheid te handhaven. De rechtbank heeft voorts gewezen op het grote aantal ontheemden dat in de KAR verblijft.
3. De staatssecretaris klaagt in zijn enige grief, onder verwijzing naar het besluit van 23 september 2014, dat de rechtbank bij haar oordeel dat hij ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat zich in Duhok niet een uitzonderlijke situatie voordoet, ten onrechte niet is ingegaan op de mate van willekeurig geweld in Duhok. Voorts heeft de rechtbank bij haar oordeel niet onderkend dat uit het ambtsbericht 2014 volgt dat de Koerdische veiligheidsorganisaties in staat zijn de inwoners van de KAR te beschermen tegen geweld, aldus de staatssecretaris.
3.1. In het besluit van 23 september 2014 en het voornemen daartoe, zoals toegelicht ter zitting bij de rechtbank en de Afdeling, heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat uit de door de vreemdeling overgelegde stukken, waaronder een persbericht van UNAMI, 'UN Casualty Figures for August 2014, Anbar province excluded', van 1 september 2014, en een persbericht van UN IRAQ, 'Kurdistan Region of Iraq (KR-I) most affected by recent wave of violence with over 850,000 displaced Iraqis this year', van 30 augustus 2014, niet volgt dat zich in de KAR een uitzonderlijke situatie voordoet.
3.2. De staatssecretaris heeft ter zitting bij de Afdeling betoogd dat er grote verschillen zijn tussen de provincies in Irak wat betreft de algemene veiligheidssituatie, waarbij de veiligheidssituatie in de KAR in gunstige zin afwijkt van die in de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta'mim, Diyala en Babil, waarvoor hij met ingang van 17 oktober 2014 een besluit- en vertrekmoratorium heeft afgekondigd, dat hij met ingang van 16 april 2015 heeft verlengd voor de duur van zes maanden. Zo blijkt volgens de staatssecretaris uit het ambtsbericht 2014 en het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake de veiligheidssituatie in Irak van april 2015 (hierna: het ambtsbericht 2015) dat de KAR niet onder controle staat van ISIS, dat daar niet op grote schaal wordt gevochten en dat het geweld zich beperkt tot incidenten. Voorts hebben de Koerdische veiligheidsorganisaties de veiligheidssituatie in het algemeen onder controle en zijn zij in staat de orde en veiligheid te handhaven en de inwoners van de KAR te beschermen tegen geweld. Ter zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat het grote aantal binnenlands ontheemden dat in de KAR verblijft weliswaar reden is tot zorg, maar dat deze stroom ontheemden niet afkomstig is uit de KAR. Over de snel veranderende omstandigheden in Irak en een als gevolg daarvan mogelijke toekomstige verslechtering van de algemene veiligheidssituatie in de KAR, heeft de staatssecretaris zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de situatie nauwlettend wordt gevolgd. Mede op basis daarvan is geconcludeerd dat de algemene veiligheidssituatie in de KAR thans geen aanleiding geeft voor het oordeel dat zich daar een uitzonderlijke situatie voordoet, aldus de staatssecretaris.
3.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraken van 27 februari 2015 in zaak nr. 201408987/1/V2 onderscheidenlijk 201409480/1/V2, beoogt artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3, van de Vw 2000 bescherming te bieden in de uitzonderlijke situatie dat de mate van willekeurig geweld in het aan de gang zijnde gewapend conflict dermate hoog is dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar het betrokken land of, in voorkomend geval, naar het betrokken gebied, louter door zijn aanwezigheid daar een reëel risico loopt op de in dat artikelonderdeel bedoelde bedreiging. Zoals de Afdeling eveneens eerder heeft overwogen (uitspraken van 25 mei 2009 in zaak nr. 200702174/2/V2 en 22 maart 2012 in zaak nr. 201107996/1/V1) valt deze uitzonderlijke situatie onder de 'most extreme case of general violence', bedoeld in het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 17 juli 2008, nr. 25904/07, NA. tegen het Verenigd Koninkrijk (www.echr.coe.int).
Zoals verder volgt uit voormelde uitspraken van de Afdeling van 27 februari 2015, is bij de beoordeling of zich een dergelijke situatie voordoet, onder meer van belang of de bij het gewapend conflict betrokken partijen zich richten tegen burgers dan wel vechten op een manier die het risico op willekeurige burgerslachtoffers vergroot, het gebruik van dergelijke middelen van geweldpleging wijdverspreid is, het gewapend conflict al dan niet beperkt is tot bepaalde gebieden, het al dan niet aanwezig zijn van een veiligheidsstructuur alsmede het aantal burgers dat slachtoffer is geworden van het geweld dan wel als gevolg daarvan ontheemd is geraakt.
3.4. Anders dan de vreemdeling ter zitting bij de Afdeling heeft bepleit, betrekt de Afdeling bij haar toetsing van het in het besluit neergelegde standpunt van de staatssecretaris aan artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3, van de Vw 2000, ook de stukken waarop partijen eerst na de aangevallen uitspraak een beroep hebben gedaan. Dit doet zij met het oog op de belangen die zijn gemoeid met de bescherming die deze bepaling biedt en omwille van de rechtsontwikkeling, de rechtszekerheid en de actualiteitswaarde van de uitspraak voor de behandeling van asielzaken van vreemdelingen die zich beroepen op de instabiele algemene veiligheidssituatie in - delen van - Irak. Deze toetsing beperkt zich, gelet op de artikelen 8:65, eerste lid, en 8:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), tot het moment van sluiting van het onderzoek ter zitting bij de Afdeling op 19 mei 2015.
3.5. Het ambtsbericht 2014, dat ziet op de periode van 1 december 2013 tot en met 8 augustus 2014, vermeldt over de algemene veiligheidssituatie in de KAR, voor zover thans relevant, het volgende:
"2.10. Koerdisch Autonome Regio (KAR)
De Koerdische veiligheidsorganisaties hadden de veiligheidssituatie in de provincies onder bestuur van de KRG - Erbil, Dohuk en Sulaimaniya over het algemeen onder controle. Wel was er een kleine geweldsstijging in Sulaimaniya merkbaar, waar de aanslagen doorgaans werden gedreven door de regionale Koerdische politiek.
Zo is eind april 2014 het hoofdkwartier van de Kurdistan Democratic Party in Sulaimaniya aangevallen. Daarnaast werden er in Sulaimaniyah aanslagen gepleegd op veiligheidspersoneel. Ook zou er af en toe een terroristische dreiging zijn geweest in de KAR, onder meer in Erbil. Volgens een bron duidden met name de plotseling ingestelde zwaar verhoogde veiligheidsmaatregelen van tijdelijke aard op dergelijke dreigingen.
(…) Sinds het tegen de Koerden gerichte offensief van IS(IS), dat begin augustus werd gestart, is ook de KRG onderdeel van het conflict geworden. De Koerdische president Massoud Barzani heeft IS(IS) op 4 augustus 2014 officieel de oorlog verklaard. De Koerdische troepen hebben per direct hun defensieve houding veranderd in een offensieve gevechtsstrategie en zijn overgegaan tot de lancering van militaire offensieven gericht op de gebieden rondom Rabia, Sinjar en Zummar (dicht bij de grens met Syrië) tot aan de noordelijke en oostelijke rand van de stad Mosul en verder zuidwaarts tot aan Makhmour, ten zuiden van Erbil. In hun strijd tegen de soennitische opstandelingen worden de Koerden door middel van luchtsteun geholpen door Bagdad. De Koerden hebben ook de Verenigde Staten verzocht hen te helpen bij de strijd tegen IS(IS). De Amerikanen zijn vervolgens op 8 augustus begonnen met het uitvoeren van luchtaanvallen op IS(IS)-doelen in het noorden van Irak."
"3. Militaire ontwikkelingen
(…) Aanvankelijk leek het erop dat IS(IS) niet opgewassen was tegen de goed getrainde en gemotiveerde Peshmerga troepen en daarom een strategische keuze maakte om gebieden onder Peshmerga controle grotendeels met rust te laten. Wel vonden er sinds de val van Mosul zo nu en dan gevechten plaats tussen IS(IS) en de Peshmerga, met name in Jalula (Diyala), Tuz Khurmatu (Salaheddin), de zuidelijke buitenwijken van de stad Kirkuk (Ta’mim) en de grensplaats Rabia (Ninewa).
Begin augustus 2014 is IS(IS) echter begonnen met een groot offensief gericht op gebieden onder bescherming van de Koerden in het noorden van de provincie Ninewa, waar veel minderheden wonen en bovendien veel ontheemden hun toevlucht hadden gezocht in de verwachting veilig te zijn onder bescherming van de Peshmerga. Op 3 augustus is IS(IS) erin geslaagd de Peshmerga uit het district Sinjar en de stad Zummar (Tal Afar) te laten terugtrekken naar de provinciegrenzen van Dohuk en Erbil en deze gebieden volledig in te nemen. Ook gebieden in de Ninewa-vlakte, die al voor de opmars van IS(IS) onder Koerdische bescherming stonden, werden ingenomen.
De Peshmerga werd altijd beschouwd als de best georganiseerde en meest efficiënte militaire macht van Irak. Het succesvolle offensief van IS(IS) begin augustus heeft echter de kwetsbaarheid getoond van de Peshmerga. De Peshmerga zou zich volgens berichten hebben teruggetrokken, omdat IS(IS) momenteel over meer slagkracht zou beschikken in noord-Ninewa, dankzij de op het Iraakse leger buitgemaakte wapens en legervoertuigen ten tijde van de inname van Mosul. De bewapening van de Peshmerga is hiertegen niet opgewassen, waardoor de positie van de Peshmerga steeds verder onder druk kan komen te staan. Bovendien heeft de Koerdische regio te kampen met budgettaire problemen. Ook zijn de Koerdische troepen zeer verspreid over een groot grondgebied, wat ten koste gaat van de slagkracht. De Peshmerga-troepen die zich uit de gebieden in Ninewa hebben teruggetrokken hebben veel kritiek gehad en de verantwoordelijke commandanten zijn geschorst, terwijl de zaak wordt onderzocht."
(…)
"6. Iraakse veiligheidsorganisaties
(…) De veiligheidsorganisaties van de KRG functioneerden in de verslagperiode over het algemeen goed. De Koerdische Peshmerga (leger) en Asayish (inlichtingendienst) waren in staat om de inwoners van de KAR tegen (terroristisch) geweld te beschermen en de orde en veiligheid te handhaven. Ook de Koerdische politie was in staat bescherming te bieden aan haar burgers, waarbij - enkele incidenten daargelaten - geen onderscheid werd gemaakt op basis van etniciteit of religie."
(…)
"8. Binnenlandse ontheemding en reis- en vestigingsmogelijkheden
(…) In de KAR verblijven ruim 860.000 ontheemden. Eind augustus telde de provincie Dohuk drie voltooide kampen voor opvang van ontheemden: Bajet-Kandela, Garmawa en Khanke. In de provincie Erbil bevond zich toentertijd het kamp Baharka en in de provincie Sulaimaniya het transitkamp Arbat. In alle drie provincies van de KAR wordt gewerkt aan de oprichting van extra kampen en identificatie van potentiële plekken om ontheemden op te vangen. De kampen Khazair (Ninewa) en Garmawa (Dohuk) werden op 8 augustus ontruimd vanwege naderende gevechten met IS(IS). Ook in Centraal- en Zuid-Irak zijn opvangcentra en -kampen opgericht om de ontheemden onderdak te bieden."
3.6. Het ambtsbericht 2015, dat de periode van medio september 2014 tot en met medio maart 2015 beslaat, vermeldt over de algemene veiligheidssituatie in de KAR, voor zover thans relevant, het volgende:
"2.10. Koerdische Autonome Regio
(…) De Koerdische veiligheidsorganisaties hadden de veiligheidssituatie in de KAR over het algemeen onder controle.
In september 2014 heeft de KRG met het oog op mogelijke aanvallen van ISIS de veiligheidsmaatregelen in de KAR aangescherpt. Zo werden verspreid over de hele KAR meer leden van veiligheidsorganisaties ingezet. Ook zijn extra mobiele controleposten opgezet en worden identiteitsdocumenten strenger gecontroleerd. Met name soennitisch Arabische ontheemden worden bij controleposten richting de KAR regelmatig, maar naar het zich laat aanzien nog niet stelselmatig, de toegang geweigerd.
De veiligheidssituatie in de KAR werd onder meer bedreigd door toegenomen ISIS-aanvallen langs de grenzen van gebieden die onder Koerdische controle staan, met name ten oosten van Ninewa, langs de grenzen van de provincie Erbil. Slechts 50 kilometer van de hoofdstad Erbil, in de provincie Ninewa, liggen Gwer en Makhmour waar in de verslagperiode hevige gevechten zijn gevoerd. Beide plaatsen staan sinds augustus 2014 de facto maar niet de jure onder Koerdisch bestuur nadat de Peshmerga de steden bevrijdden van ISIS. In de verslagperiode werden ze beide herhaaldelijk aangevallen door ISIS - in het bijzonder in januari 2015 (Gwer) en in februari 2015 (Makhmour) - maar zonder succes. In de KAR hebben in onderhavige verslagperiode geen gevechten plaatsgevonden.
Erbil werd op 19 november 2014 opgeschrikt door een zelfmoordaanslag met een autobom in het centrum van de stad. Bij de aanslag kwamen 4 mensen om het leven en raakten 29 mensen gewond. Het was de zwaarste aanslag in Erbil sinds eind september 2013 het hoofdkwartier van de Asayish, de Koerdische veiligheidsdienst, werd getroffen door zelfmoordaanslag. Op 15 maart 2015 werd een buitenwijk van West-Erbil, gelegen nabij het vliegveld, getroffen door een aantal mortieren. Er zouden geen doden of gewonden zijn gevallen. Hierop besloten verschillende vliegmaatschappijen hun vluchten naar en vanaf Erbil op te schorten. Een aantal vluchten is tot op heden niet hervat. Wel is het vliegveld is sindsdien operationeel gebleven. Het is niet bekend wie de daders of wat e motieven van deze aanslagen waren. Aangenomen wordt dat ISIS(-sympathisanten) achter de aanslagen zitten.
Op 14 februari 2015 vonden twee aanvallen met handgranaten plaats in Sulaimaniya-stad. De aanvallen waren gericht tegen twee uitgeverijen die dezelfde eigenaar hebben. Het is niet bekend wie de daders of wat de motieven van deze aanslagen waren.
De Koerdische autoriteiten en Koerdische burgers zijn zeer alert op Koerden met sympathieën voor ISIS. De KRG gaat uit van ongeveer 200 Koerden die zich bij ISIS zouden hebben aangesloten. Toch hebben er vooralsnog weinig significante aanslagen plaatsgevonden in de KAR. De interesse van potentiele radicalen om zich aan te sluiten bij ISIS zou afnemen. Hierbij dient echter aangetekend te worden dat het moeilijker zou zijn geworden om sympathie voor ISIS uit te spreken omdat dit mogelijk direct bij de autoriteiten gemeld zou worden door medeburgers. Over terugkeerders van strijdgebieden buiten de KAR is niets bekend.
Begin maart 2015 werden er in Sulaimaniya binnen vier dagen 30 personen opgepakt die verdacht worden van terrorisme: op 4 maart arresteerde de Asayish vijftien personen en vier dagen later werden eveneens vijftien personen gearresteerd die tot een terroristische cel zouden behoren. De achterdocht van de Koerdische veiligheidsinstanties tegen met name de soennitische Arabische inwoners en ontheemden in de provincie lijkt toe te nemen.
De Koerden worden in hun strijd tegen de soennitische opstandelingen buiten de KAR, onder meer in Tikrit en Sinjar, ondersteund door Iraakse strijdkrachten. Ook PMU’s [Popular Mobilisation Units] hebben samengewerkt met de Koerden evenals de internationale coalitie, die luchtaanvallen op ISIS-doelen uitvoert maar de Koerden ook ondersteunt door ze van training en uitrusting te voorzien."
(…)
"6. Veiligheidsorganisaties
(…) De veiligheidsorganisaties van de KRG functioneerden in de verslagperiode over het algemeen goed. De Koerdische Peshmerga (leger) en Asayish (inlichtingendienst) waren in staat om de inwoners van de KAR tegen (terroristisch) geweld te beschermen en de orde en veiligheid te handhaven. Uit vertrouwelijke gesprekken komt naar voren dat de Koerdische diensten verschillende terroristische aanslagen zouden hebben voorkomen. Ook de Koerdische politie was in staat bescherming te bieden aan haar burgers. Er zijn echter berichten dat ook door Koerdische veiligheidsorganisaties onderscheid werd gemaakt op basis van etniciteit of religie bijvoorbeeld door Arabieren de toegang tot de KAR te ontzeggen of bijzonder moeilijk te maken.
Gedurende onderhavige verslagperiode waren de Koerden actief betrokken bij de strijd tegen ISIS. Tussen augustus 2014 en eind maart 2015 zouden meer dan 1150 Peshmerga-strijders de dood hebben gevonden en 5600 van hen zouden gewond zijn geraakt. De strijd tegen de soennitische opstandelingen heeft de kwetsbaarheid van de Koerdische Peshmerga en de Koerdische afhankelijkheid van (externe) militaire hulp voor verdediging van het grondgebied van de KAR blootgesteld. De burgerbevolking in de KAR heeft in de onderhavige verslagperiode nauwelijks te lijden gehad onder deze kwetsbaarheid."
(…)
"8.1 Binnenlandse ontheemding
Irak heeft momenteel te kampen met een van de grootste golven van binnenlandse ontheemding ter wereld. Volgens de Verenigde Naties is er sprake van een humanitaire catastrofe. Sinds januari 2014 zijn naar schatting 2,6 miljoen personen ontheemd geraakt. Dit betekent dat in de verslagperiode het totale aantal binnenlands ontheemden met ongeveer 800.000 is toegenomen. Iedere dag komen er nieuwe gevallen van ontheemding bij en raken eerder ontheemden hernieuwd ontheemd.
De meeste ontheemden worden opgevangen in de KAR, namelijk 47%. Van de ongeveer 1,2 miljoen ontheemden die in de KAR verblijven, bevinden ruim 440.000 ontheemden zich in de provincie Dohuk. Ook in de provincies Anbar en Kirkuk verblijft een groot aantal ontheemden, respectievelijk ongeveer 400.000 en 350.000. Ongeveer 45% van d binnenlands ontheemden bevindt zich in Centraal-Irak, in de provincies Anbar, Bagdad, Diyala, Kirkuk, Ninewa en Salaheddin. Ongeveer 8% van de ontheemden bevindt zich in de provincies in het overwegend sjiitische zuiden van Irak.
De meeste ontheemden zijn afkomstig uit de provincies Ninewa en Anbar; in december 2014 ging het respectievelijk om bijna één miljoen en ruim 500.000 ontheemden. Andere provincies waar veel ontheemden vandaan komen zijn onder meer Salaheddin, Diyala, Bagdad, Kirkuk en Babil. (…)".
3.7. Uit de ambtsberichten en de overgelegde stukken, zoals die door partijen ter zitting zijn toegelicht, kan worden opgemaakt dat de situatie in de KAR zorgelijk is ten gevolge van het zich in de regio afspelende gewapend conflict. De staatssecretaris betoogt evenwel terecht dat de rechtbank bij haar oordeel over de vraag of zich in de KAR een uitzonderlijke situatie voordoet, ten onrechte niet is ingegaan op de mate van willekeurig geweld daar. Hij betoogt eveneens terecht dat de algemene veiligheidssituatie in Irak weliswaar fluïde is en onderhevig aan snel veranderende omstandigheden, maar dat uit de ambtsberichten volgt dat de algemene veiligheidssituatie in de provincies Duhok, Sulaimaniya en Erbil in gunstige zin afwijkt van die in de provincies in Irak waarvoor thans een besluit- en vertrekmoratorium geldt. In vergelijking met die provincies is de veiligheidssituatie in de KAR tot op zekere hoogte stabiel te noemen. Uit de ambtsberichten blijkt immers dat in de KAR geen gevechtshandelingen hebben plaatsgevonden vergelijkbaar met die in andere delen van Irak, en dat het aantal aanslagen dat in de KAR is gepleegd zeer beperkt is. De mate en intensiteit van willekeurig geweld, waartegen artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3, van de Vw 2000, bescherming biedt, doet zich in de KAR dan ook niet voor. Weliswaar vermeldt het ambtsbericht 2015 dat de strijd tegen de soennitische opstandelingen de kwetsbaarheid van de Koerdische veiligheidsorganisaties heeft laten zien, maar uit dat ambtsbericht komt eveneens het beeld naar voren dat in de KAR een veiligheidsstructuur aanwezig is, nu de Koerdische veiligheidsorganisaties de veiligheidssituatie in het algemeen onder controle hadden en de burgerbevolking in de KAR in de verslagperiode waarop dat ambtsbericht betrekking heeft, nauwelijks te lijden heeft gehad van een slechtere veiligheidsstructuur.
Voor de vraag of eerderbedoelde uitzonderlijke situatie zich in de KAR voordoet, is voorts van belang dat, zoals de staatssecretaris ter zitting bij de Afdeling heeft toegelicht, de inwoners van de KAR niet in grote aantallen zijn gevlucht. De grote groepen binnenlandse vluchtelingen die zich in de KAR bevinden, zijn met name afkomstig uit de Iraakse provincies waarvoor thans een besluit- en vertrekmoratorium geldt. De staatssecretaris betoogt dan ook terecht dat het aantal ontheemden in de KAR niet een omstandigheid is die leidt tot het oordeel dat zich daar voormelde uitzonderlijke situatie voordoet, hoezeer hij de humanitaire omstandigheden waarin de ontheemden zich bevinden ook zorgwekkend acht.
Voor zover de door de vreemdeling aangehaalde stukken niet reeds zijn betrokken bij de totstandkoming van de ambtsberichten 2014 en 2015, geven zij, anders dan de vreemdeling betoogt, geen wezenlijk ander beeld van de algemene veiligheidssituatie in de KAR dan dat uit de ambtsberichten naar voren komt.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen, heeft de staatssecretaris derhalve deugdelijk gemotiveerd dat zich in de KAR niet de uitzonderlijke situatie voordoet waarin de mate van willekeurig geweld van het in de regio aan de gang zijnde gewapend conflict dusdanig hoog is dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die naar de KAR terugkeert, louter door zijn aanwezigheid daar een reëel risico loopt op de bedreiging bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3, van de Vw 2000.
3.8. De grief slaagt.
4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Omdat de rechtbank geen oordeel heeft gegeven over het beroep van de vreemdeling tegen de weigering van de staatssecretaris hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, en om aldus verlies van instantie te voorkomen, zal de Afdeling de zaak met toepassing van artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb naar de rechtbank terugwijzen om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
5. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank dient omtrent de vergoeding van deze kosten te beslissen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 9 oktober 2014 in zaak nr. 14/21953;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. stelt de door de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van € 1225,00 (zegge: twaalfhonderdvijfentwintig euro), en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Zwinkels
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2015
572/309-806.
Bijlage bij de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 juni 2015 in zaak nr. 201408471/1/V2.
1. Rapport van de UN Security Council, 'Iraq: July 2014 monthly forecast', van 30 juni 2014.
2. Ongetiteld rapport van Unrepresented Nations and Peoples Organization van 31 juli 2014.
3. Situation Report – Iraq Updates van de Institute of the Study of War, van 6 augustus 2014.
4. Persbericht van OHCHR, 'Iraqi civilians suffering “horrific” widespread and systematic persecution', van 25 augustus 2014.
5. Nieuwsbericht van het Kurdisch Institute of Brussels, 'ISIS attack in Zakho area: 9 peshmerga killed', van 3 augustus 2014.
6. Rapport van het Center for Strategic & International Studies, 'The new "great game" in the Middle East: Looking Beyond the "Islamic State" and Iraq', van 9 juli 2014.
7. Nieuwsbericht van www.iraqnews.com, '1.8 million have been displaced since January 2014, says UN', van 7 september 2014.
8. Ongetitelde en ongedateerde informatie van REACH, 'Displacement from Sinjar, 3-14 august 2014'.
9. Kaart van het Institute for the Study of War, 'Control of Terrain in Iraq: april 3, 2015'.
10. Country Information and Guidance Iraq: Security situation in Baghdad, southern governorates and the Kurdistan Region of Iraq (KRI), van het UK Home Office, van april 2015.
11. Nieuwsbericht op www.irinnews.org, 'Iraqi Kurdistan nears breaking point', van 20 maart 2015.
12. Persbericht van UNAMI, 'UN Casualty Figures for August 2014, Anbar province excluded', van 1 september 2014.
13. Persbericht van UN IRAQ, 'Kurdistan Region of Iraq (KR-I) most affected by recent wave of violence with over 850,000 displaced Iraqis this year', van 30 augustus 2014.
14. Algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake de veiligheidssituatie in Irak van september 2014.
15. Algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake de veiligheidssituatie in Irak van april 2015.