BNB 1996/371
Beperking van heffing ingevolge redelijkheid en billijkheid. Geheimhoudingsplicht
HR 08-07-1996, ECLI:NL:HR:1996:AA1912, m.nt. A.L.C. Simons
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 juli 1996
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Linde, van der; Bellaart; Moor, de; Putt-Lauwers, van der
- Zaaknummer
30 878
- Noot
A.L.C. Simons
- LJN
AA1912
- JCDI
JCDI:ADS185265:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:AA1912, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑07‑1996
- Wetingang
Art. 22 Wet OB 1968; art. 98, derde lid, enart. 220 WD
Essentie
Beperking van heffing ingevolge redelijkheid en billijkheid. Geheimhoudingsplicht
Samenvatting
Belanghebbende, douane-expediteur, doet in opdracht van een derde aangiften ten invoer, die bij later onderzoek door de douane en de FIOD onjuist blijken.
Hof: de aanwijzing van geadresseerde krachtens art. 23 Wet OB 1968 geldt niet, nu de goederen niet voor hem bestemd waren. De belasting is terecht op de voet van art. 98 jo. art. 129 WD van belanghebbende geheven.
De omstandigheid dat de aangiften zijn geverifieerd belet in casu niet de heffing. De Inspecteur had evenwel uiterlijk veertien dagen na ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.