Rb. Rotterdam, 17-10-2016, nr. 510160
ECLI:NL:RBROT:2016:8065
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
17-10-2016
- Zaaknummer
510160
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2016:8065, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 17‑10‑2016; (Beschikking)
ECLI:NL:RBROT:2016:8063, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 16‑09‑2016; (Beschikking)
- Vindplaatsen
PFR-Updates.nl 2016-0283
Uitspraak 17‑10‑2016
Inhoudsindicatie
Schriftelijke aanwijzing vervallen verklaard. Een schriftelijke aanwijzing kan niet worden gebaseerd op art. 1:265f BW. Artikel 1:263 BW biedt niet de mogelijkheid een omgangsregeling met de andere ouder vast te leggen in een schriftelijke aanwijzing als het kind woont bij de met het gezag belaste ouder. zie ook ECLI:NL:RBROT:2016:8063
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Team Jeugd
zaakgegevens : C/10/510160 / JE RK 16-2786
datum uitspraak: 17 oktober 2016
beschikking schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
[Naam moeder] , hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
betreffende
[Naam van de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [roepnaam] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Rotterdam.
Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de moeder van 14 september 2016, ingekomen bij de griffie op 15 september 2016;
- de beschikking van de kinderrechter van 16 september 2016;
- een brief met bijlage van de GI van 21 september 2016, ingekomen bij de griffie op 22 september 2016;
- een faxbericht met bijlage van de GI van 30 september 2016.
Op 3 oktober 2016 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. M.P.G. Rietbergen;
- de (biologische) vader, dhr. [naam] (als informant);
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam] ;
- mr. P.M. Tillema, bijzondere curator van [de minderjarige] in de zaak met nummer 10/505387 / FA RK 16-5620.
De feitenHet ouderlijk gezag over [de minderjarige wordt] uitgeoefend door de moeder.
[de minderjarige] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 11 juli 2016 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 11 juli 2017.
De GI heeft op 2 september 2016 een schriftelijke aanwijzing gegeven (in eerste instantie op grond van artikel 1:265f, in tweede instantie op grond van artikel 1:263 van het Burgerlijk Wetboek (BW)) betreffende de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] waarin, kort gezegd, is bepaald dat er vier begeleide omgangsbezoeken zullen plaatsvinden van [de minderjarige] aan de vader. Voorts is in de aanwijzing opgenomen dat na de vier begeleide omgangsbezoeken er een evaluatie zal plaatsvinden om te kijken hoe de bezoeken zijn verlopen en hoe verdere omgangsafspraken gemaakt kunnen worden.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 16 september 2016 is schorsende werking verleend aan het verzoek van de moeder van 14 september 2016 de aanwijzing geheel vervallen te verklaren.
Het verzoekDe moeder heeft verzocht de schriftelijke aanwijzing van de GI geheel vervallen te verklaren. Primair om juridische redenen, subsidiair omdat, kortgezegd, het belang van [de minderjarige] op dit moment niet is gediend met omgang met de vader.
Het standpunt van de GI
De GI heeft ter zitting naar voren gebracht dat de schriftelijke aanwijzing is gegeven omdat de afspraken over de omgang door de moeder niet werden nagekomen. Tot 20 juli 2016 was er omgang tussen de vader en [de minderjarige] . De bezoeken werden voor- en nabesproken met de jeugdbeschermer. Nadat de jeugdbeschermer was teruggekomen van vakantie bleek dat de afspraken niet waren voortgezet. De schriftelijke aanwijzing is bedoeld om de omgang tussen [de minderjarige] en de vader weer op gang te brengen en daarna te bekijken hoe de omgang verder vormgegeven dient te worden. De GI is anders dan de moeder van mening dat [de minderjarige] momenteel juist onrust ervaart nu hij geen contact heeft met zijn vader.
Het standpunt van de vader
Desgevraagd heeft de vader ter zitting kenbaar gemaakt het niet eens te zijn met het verzoek de aanwijzing vervallen te verklaren. Hij wil zijn zoon graag zien en is van mening dat de moeder zich niet aan de gemaakte afspraken houdt.
Het standpunt van mr. Tillema
Mr. Tillema heeft ter zitting desgevraagd naar voren gebracht dat hij op dit moment nog niet kan zeggen of omgang van [de minderjarige] met zijn vader in het belang van [de minderjarige] is.
De beoordeling
Artikel 1:265f van het BW luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Voor zover noodzakelijk in verband met de uithuisplaatsing van de minderjarige kan de gecertificeerde instelling voor de duur daarvan de contacten tussen een met het gezag belaste ouder en de minderjarige beperken.
Artikel 1:263 van het BW luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. De gecertificeerde instelling kan ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen.
Artikel 1:265g van het BW luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Voor de duur van de ondertoezichtstelling kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
De kinderrechter overweegt als volgt.
De GI heeft in eerste instantie een schriftelijke aanwijzing gegeven op grond van artikel 1:265f van het BW. Naar het oordeel van de kinderrechter kan een aanwijzing op grond van artikel 1:265f van het BW alleen worden gegeven indien een kind uit huis is geplaatst. [de minderjarige] woont bij de met het gezag belaste ouder. De aanwijzing kon derhalve niet worden gebaseerd op artikel 1:265f van het BW.
Ten aanzien van de aanwijzing die de GI heeft gegeven op grond van artikel 1:263 van het BW overweegt de kinderrechter als volgt.
Naar het oordeel van de kinderrechter biedt dit artikel niet de mogelijkheid een omgangsregeling met de andere ouder vast te leggen in een schriftelijke aanwijzing als het kind woont bij de met het gezag belaste ouder.
Indien de GI van oordeel is dat omgang met de andere ouder dient plaats te vinden en de met het gezag belaste ouder het daar niet mee een is, dient de GI zich, gelet op artikel 1:265g van het BW, tot de kinderrechter te wenden met het verzoek een omgangsregeling vast te stellen.
De kinderrechter zal gelet op het voorgaande de schriftelijke aanwijzing geheel vervallen verklaren.
Ingevolge artikel 1:250 van het BW kan de kinderrechter, wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige, dan wel diens vermogen, de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen, dan wel de voogd, in strijd zijn met die van de minderjarige, ambtshalve een bijzondere curator benoemen om de minderjarige ter zake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van deze belangenstrijd in aanmerking genomen.
Gelet op hetgeen in de stukken en ter zitting naar voren is gekomen ziet de kinderrechter aanleiding ambtshalve een bijzondere curator te benoemen. De wensen van de moeder en [de minderjarige] over omgang met de vader lijken uiteen te lopen. De kinderrechter acht het noodzakelijk dat een onafhankelijke persoon de belangen van [de minderjarige] , voor zover het de omgang met de vader betreft, vertegenwoordigt voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De kinderrechter zal een bijzondere curator benoemen met als opdracht te onderzoeken of omgang tussen [de minderjarige] en zijn vader mogelijk is en daartoe alles te doen wat hij noodzakelijk acht, zowel in als buiten rechte.
De benoeming tot bijzondere curator geldt voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Mr. Tillema heeft zich bereid verklaard op te treden als bijzondere curator.
De beslissing
De kinderrechter:
verklaart de aanwijzing geheel vervallen;
benoemt tot bijzondere curator over [de minderjarige] :
mr. P.M. Tillema, kantoorhoudende te 2903 LR Capelle aan den IJssel, Kanaalweg 3;
bepaalt dat deze benoeming geldt voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.M. Marseille, kinderrechter, in tegenwoordigheid van L.F. Verhaart als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2016. | ||
Uitspraak 16‑09‑2016
Inhoudsindicatie
De kinderrechter kent aan het bezwaarschrift van de moeder tegen de schriftelijke aanwijzing schorsende werking toe. Vervolg zie ECLI:NL:RBROT:2016:8065
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Team Jeugd
zaakgegevens : C/10/510160 / JE RK 16-2786
datum uitspraak: 16 september 2016
beschikking schorsende werking bezwaarschrift
in de zaak van
[Naam van de moeder] , hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. M.P.G. Rietbergen, gevestigd te Rotterdam,
betreffende
[Naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [roepnaam] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
de Gecertificeerde Instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.
Het procesverloop
Gelet is op het verzoekschrift met bijlagen van de moeder van 15 september 2016, ingekomen bij de griffie op 15 september 2016.
Op 3 oktober 2016 zal de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen.
Als informant zal worden aangemerkt:
- de vader, [Naam van de vader] .
De feiten
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 11 juli 2016 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 11 juli 2017, aan welke ondertoezichtstelling een voorlopige ondertoezichtstelling vooraf is gegaan, uitgesproken bij beschikking van 30 juni 2016.
De GI heeft op 2 september 2016 de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] .
Het verzoek
De moeder heeft, bij schriftelijk verzoek van haar advocaat mr. M.P.G. Rietbergen, verzocht de schriftelijke aanwijzing van de GI geheel vervallen te verklaren en aan dit verzoekschrift schorsende werking toe te kennen.
De beoordeling voor wat betreft de schorsende werking
De schriftelijke aanwijzing houdt in dat vier begeleide omgangsmomenten tussen [de minderjarige] en de vader zijn bepaald in de periode van 20 september a.s. tot en met 11 oktober a.s., te weten op 20 september, 27 september, 4 oktober, en 11 oktober 2016.
De moeder ondersteunt (onder de diverse door haar aangegeven huidige omstandigheden) niet, dat de begeleide bezoeken plaatsvinden, en heeft een gemotiveerd bezwaarschrift ingediend bij de kinderrechter tegen de schriftelijke aanwijzing.
Halverwege de periode waarin de begeleide bezoeken staan gepland zal het bezwaar tegen de schriftelijke aanwijzing, zoals thans gepland, worden behandeld, te weten op 3 oktober 2016.
De kinderrechter acht het tegen het belang van de minderjarige als de thans door de GI geplande begeleide bezoeken worden aangevangen, terwijl ongewis is of deze halverwege moeten worden afgebroken, zodat de minderjarige tevoren dus ook geen duidelijkheid kan worden gegeven over hoeveel bezoeken er in ieder geval zullen plaatsvinden.
Meegewogen is dat pas zeer onlangs een ondertoezichtstelling is uitgesproken en dat de kinderrechter uit het betreffende dossier is gebleken dat [de minderjarige] erg onder druk staat door, en lijdt onder, de conflictueuze relatie tussen de moeder en de vader (ex-partners), dat de moeder om rust te creëren géén contact meer zegt te willen met de vader en recent is verhuisd met de minderjarige en de oudere broer [naam] vanuit Wageningen naar Rotterdam, dat de vader vervolgens eveneens is verhuisd naar Rotterdam, en dat sprake is van een door de vader aangevangen procedure in de familiesector tot vervangende toestemming voor erkenning, in het kader waarvan aan de minderjarige een bijzonder curator is toegewezen, terwijl deze bijzonder curator nog niet heeft gerapporteerd en ook nog ongewis is wat de uitkomst van de erkenningsprocedure zal zijn.
Er is dus reeds sprake van zeer veel omstandigheden die de spanningen bij [de minderjarige] kunnen doen toenemen. De kinderrechter acht het ongewenst dat nodeloos nog extra spanning wordt veroorzaakt door de onzekere voortgang van de geplande begeleide bezoeken. Van de GI wordt dus verwacht dat zij geen uitvoering geeft aan de thans geplande begeleide bezoeken, totdat is beslist op het bezwaar van de moeder tegen vier begeleide bezoeken.
De beslissing
De kinderrechter:
kent aan het bezwaarschrift van de moeder tegen de schriftelijke aanwijzing schorsende werking toe;
bepaalt dat de moeder, mr. M.P.G. Rietbergen en de GI in het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing van 2 september 2016 zullen worden gehoord ter zitting van: 3 oktober 2016 om 11.00 uur, welke zitting wordt gehouden in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100-125.
Als informant zal de vader worden opgeroepen voor voormelde zitting.
De zaak zal op voormelde zitting, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. M.J.M. Marseille, kinderrechter.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. de Geus, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E. Hof als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2016. | ||