Protocol betreffende een geval van staatloosheid
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1937
- Bronpublicatie:
12-04-1930, Stb. 1937, 17 (uitgifte: 30-04-1937, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-1937
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-04-1930, Stb. 1937, 17 (uitgifte: 30-04-1937, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Nationaliteitsrecht
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Van 1 Januari 1936 af zal ieder Lid van den Volkenbond en iedere Staat niet-Lid, ten aanzien van wien dit Protocol op dat oogenblik van kracht zal zijn, tot den Secretaris-Generaal van den Volkenbond een verzoek kunnen richten tot herziening van eenige of van alle bepalingen van dit Protocol. Indien een zoodanig verzoek, nadat het is medegedeeld aan de andere Leden of Staten niet-Leden, ten aanzien van wie het Protocol op dat oogenblik van kracht is, binnen den tijd van één jaar wordt ondersteund door minstens negen van deze Staten, zal de Raad van den Volkenbond beslissen, na overleg gepleegd te hebben met de Leden en de Staten niet-Leden bedoeld in artikel 6, of er aanleiding bestaat, een bijzondere conferentie te dien einde bijeen te roepen, of om deze herziening op de agenda te plaatsen van een volgende conferentie voor de codificatie van het internationale recht.
De Hooge Verdragsluitende Partijen komen overeen, dat in geval van herziening van dit Protocol de nieuwe Regeling zal kunnen bepalen, dat de inwerkingtreding hiervan zal kunnen medebrengen, dat ten aanzien van alle Partijen bij dit Protocol alle of eenige bepalingen er van vervallen.