CBb, 19-11-2024, nr. 23/127
ECLI:NL:CBB:2024:839
- Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum
19-11-2024
- Zaaknummer
23/127
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CBB:2024:839, Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 19‑11‑2024; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
Uitspraak 19‑11‑2024
Inhoudsindicatie
ATE. Het evenement van de stichting voldoet niet aan het vereiste dat het evenement binnen een periode van 15 dagen moet plaatsvinden. Beroep op het evenredigheidsbeginsel slaagt niet.
Partij(en)
uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: 23/127
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 november 2024 in de zaak tussen
[stichting] , te [plaats] (stichting)
en
de minister van Economische Zaken en Klimaat
(gemachtigden: mr. P. van Veen en mr. M. Achalhi)
Procesverloop
Met het besluit van 23 mei 2022 heeft de minister de aanvraag van de stichting voor subsidie op grond van de Tijdelijke regeling aanvullende subsidie evenementen COVID-19 (ATE) afgewezen.
Met het besluit van 4 november 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de stichting ongegrond verklaard.
De stichting heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 27 juni 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam] namens de stichting en de gemachtigden van de minister.
Overwegingen
Inleiding
1.1
Op 6 mei 2022 heeft de stichting een aanvraag om subsidie op grond van de ATE ingediend voor het evenement Theaterfestival De Parade in Amsterdam dat stond gepland van 13 augustus 2021 tot en met 29 augustus 2021. Op 5 augustus 2021 heeft de stichting dit evenement geannuleerd.
1.2
De minister heeft de aanvraag van de stichting afgewezen, omdat het evenement niet voldoet aan de definitie van een evenement als bedoeld in artikel 1, van de ATE. Volgens die bepaling duurt een evenement maximaal 15 dagen. In het geval van de stichting duurde het evenement langer dan 15 dagen, namelijk 17 dagen. De stichting is het niet met de afwijzing eens. Zij vindt het besluit onevenredig.
Beoordeling door het College
Kan de stichting een geslaagd beroep doen op het evenredigheidsbeginsel?
2.1
Artikel 3 van de ATE bepaalt aan welke vereisten moet zijn voldaan voordat de minister bevoegd is om een subsidie te verstrekken. Deze bevoegdheid is een zogenoemde gebonden bevoegdheid. Dat betekent dat de minister de subsidie op grond van de ATE niet mag verstrekken als niet wordt voldaan aan de vereisten van deze bepaling. Eén van die vereisten is dat het moet gaan om een evenement. In artikel 1 van de ATE is bepaald wanneer een gebeurtenis een evenement is. Een van de vereisten is dat de gebeurtenis binnen een periode van 15 dagen moet plaatsvinden.
2.2
In zijn uitspraak van 26 maart 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:190) heeft het College uitgelegd hoe de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel van een gebonden besluit dat berust op een algemeen verbindend voorschrift zoals de ATE, moet plaatsvinden. Deze toetsing kan plaatsvinden op twee niveaus. De rechter kan de rechtmatigheid van het wettelijk voorschrift als zodanig toetsen, in dit geval het vereiste dat een gebeurtenis moet plaatsvinden binnen een periode van 15 dagen voordat het als een evenement kan worden beschouwd. Dit wordt exceptieve toetsing genoemd. Daarnaast kan de rechter beoordelen of het wettelijk voorschrift toch geen toepassing kan vinden in het voorliggende geval, ondanks dat het rechtmatig is bevonden. Dit wordt rechtstreekse toetsing genoemd. In wat de stichting aanvoert, ziet het College aanleiding om beide toetsingen te doen.
Exceptieve toetsing
3 In de uitspraak van 22 oktober 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:725) heeft het College in een zaak die ook ging over de 15-dagentermijn van artikel 1 van de ATE, geoordeeld dat het wettelijk voorschrift rechtmatig is en dat er dus geen sprake is van schending van het evenredigheidsbeginsel. Het College ziet in wat door de stichting is aangevoerd geen aanleiding voor een ander oordeel.
Rechtstreekse toetsing
4.1
Vervolgens zal het College toetsen of het vereiste van de 15-dagentermijn in het geval van de stichting buiten toepassing moet worden gelaten vanwege strijd met het evenredigheidsbeginsel.
4.2
Het College is van oordeel dat dit vereiste in dit geval niet buiten toepassing moet worden gelaten. Het bestreden besluit, waarbij de afwijzing van de subsidie is gehandhaafd, is namelijk alleen dan onevenwichtig als specifieke omstandigheden in het individuele geval van de stichting daarvoor aanleiding geven. De stichting heeft echter geen zodanig bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat de minister had moeten afwijken van de regeling. Dat de afwijzing van de aanvraag financiële gevolgen heeft voor met name de zzp’ers die betrokken zijn bij De Parade, maakt de afwijzing op zichzelf nog niet onevenredig.
Slotsom
5 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van mr. F. Willems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024.
w.g. B. Bastein w.g. F. Willems