Hof Den Haag, 14-06-2017, nr. 200.202.429/01
ECLI:NL:GHDHA:2017:2160
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
14-06-2017
- Zaaknummer
200.202.429/01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2017:2160, Uitspraak, Hof Den Haag, 14‑06‑2017; (Hoger beroep, Rekestprocedure)
Uitspraak 14‑06‑2017
Inhoudsindicatie
Curatele. Persoon van de curator.
Partij(en)
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 14 juni 2017
Zaaknummer : 200.202.429/01
Rekestnummer rechtbank : EJ VERZ 16-90554
Zaaknummer rechtbank : 5218161
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat mr. B.S. van Haeften te Den Haag,
tegen
[curator] (curator),
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de curator.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Betrokkene is op 31 oktober 2016 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 30 augustus 2016 van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).
De curator heeft op 27 december 2016 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van betrokkene:
- op 31 januari 2017 een V-formulier van 30 januari 2017 met bijlage;
- op 1 mei 2017 een V-formulier van 25 april 2017 met bijlage;
van de zijde van de curator:
- op 12 januari 2017 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
- op 8 mei 2017 een V-formulier van 5 mei 2017 met bijlagen.
De zaak is op 10 mei 2017 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- -
betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- -
de curator.
De advocaat van betrokkene heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. In die beschikking heeft de rechtbank het verzoek van betrokkene tot ontslag van de curator afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. Onder meer het volgende staat vast:
- Bij beschikking van 15 februari 2011 is betrokkene onder curatele gesteld met benoeming van [naam] tot curator. Op verzoek van betrokkene is deze curator bij beschikking van 14 augustus 2014 ontslagen en is [curator] tot opvolgend curator benoemd.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de persoon van de curator.
2. Betrokkene verzoekt het hof, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de curator te ontslaan en [beoogd curator] te benoemen tot opvolgend curator.
3. De curator verweert zich daartegen. Hij verzoekt het hof het verzoek van betrokkene tot zijn ontslag af te wijzen.
4. Betrokkene kan zich niet vinden in het oordeel van de kantonrechter dat er geen gewichtige redenen zijn om de curator te ontslaan. Volgens haar is de curator namelijk ernstig tekort geschoten in de uitoefening van zijn taak, waardoor er sprake is van een onherstelbare vertrouwensbreuk tussen partijen. Volgens betrokkene is deze vertrouwensbreuk zo ernstig, dat de curator haar belangen niet langer goed kan behartigen. Ondanks herhaaldelijke verzoeken hiertoe, weigert de curator betrokkene inzage te geven in haar complete financiële situatie. Ook is er nooit een budgetplan overgelegd. Pas na ruim twee jaar heeft de curator volgens betrokkene een drietal bankafschriften op haar bed neergelegd. Door deze gang van zaken heeft betrokkene het vermoeden dat er dingen voor haar worden achtergehouden. Betrokkene is aan de hand van de drie overgelegde bankafschriften op verschillende omissies gestuit. Allereerst wordt er geen bedrag aan huur- en zorgtoeslag bijgeschreven, terwijl betrokkene stelt dat zij hier wel recht op heeft. Bovendien is geen premie ziektekosten afgeschreven. Betrokkene vreest hierbij voor een boete, dan wel beslaglegging op haar AOW-uitkering. Voorts is een bedrag door de gemeente Den Haag afgeschreven ten behoeve van de gemeentelijke belastingen. Betrokkene meent dat zij in aanmerking komt voor kwijtschelding daarvan. In juli 2016 is er volgens betrokkene daarnaast tweemaal huur overgemaakt naar Haag Wonen. In september 2016 is er een bedrag van € 122,73 en € 500,- overgemaakt naar [schoonmaakbedrijf] om het appartement van betrokkene schoon te maken. Betrokkene begrijpt niet waar dit hoge bedrag aan schoonmaakkosten vandaan komt. Het is voor betrokkene daarnaast onduidelijk wat de hoogte is van de beloning die de curator voor zijn werkzaamheden ontvangt. Ook weet zij niet of hij bijzondere bijstand heeft aangevraagd. Betrokkene begrijpt bovendien niet dat zij slechts een bedrag van € 30,- per week aan leefgeld ontvangt, voor haar onvoldoende om in haar primaire levensbehoeften te voorzien. Op dit moment verblijft betrokkene in [psychiatrische instelling] . Ze snapt niet waarom zij hier moet wonen, het liefst woont zij zelfstandig. Betrokkene geeft aan ongelukkig te zijn en het leven niet altijd meer te zien zitten. Graag had zij gezien dat de curator haar in deze voor haar moeilijke tijd had gesteund. In plaats daarvan blijkt er op dit moment zelfs helemaal geen communicatie tussen hen beiden mogelijk. Zij stelt hierdoor in haar belangen te worden geschaad. Als zij een andere curator heeft, hoopt betrokkene weer meer zelfstandigheid terug te krijgen. Betrokkene verzoekt de benoeming van [beoogd curator] tot opvolgend curator. Er hebben volgens de betrokkene ter kennismaking meerdere gesprekken tussen deze mogelijk opvolgend curator, de advocaat en de maatschappelijk werkster van de betrokkene plaatsgevonden. [beoogd curator] heeft aan betrokkene aangegeven dat zij bereid is om tot opvolgend curator te worden benoemd.
5. De curator wenst zijn taken voort te zetten. Hij betwist de stellingen van betrokkene dat de situatie onwerkbaar zou zijn, dat er geen communicatie mogelijk is en dat hij betrokkene geen inzage geeft in haar financiën. Betrokkene is wisselend in haar gedrag jegens de curator, waarbij sprake is van goede momenten in het contact afgewisseld met boosheid. Dit wordt veroorzaakt door haar persoonlijke problematiek. Met betrekking tot de financiële situatie van betrokkene voert de curator aan dat die is veranderd sinds betrokkene een AOW-uitkering heeft en niet langer een bijstandsuitkering ontvangt. Zij hoeft nu geen bijdrage voor verpleegkosten te betalen en heeft geen woonlasten. Sinds deze maand staan er volgens de curator geen boetes of bestuurlijke premies meer open. Dit betekent dat er maandelijks iets meer voor betrokkene te besteden is. Wel staat er nog een bedrag aan schuld open. Die schuld is naar alle waarschijnlijkheid in december 2017 volledig afgelost. Met inachtneming van deze nog af te lossen schuld, kan alles uit de AOW van betrokkene worden betaald. Wekelijks ontvangt betrokkene € 30,- leefgeld. Daarnaast kan betrokkene, wanneer hier geld voor is, naar de kapper en, bijvoorbeeld, kleding, schoenen en make-up kopen. De curator geeft ter terechtzitting een verklaring voor de door betrokkene aangevoerde omissies. Bijzondere bijstand is niet aangevraagd omdat betrokkene volgens de curator niet aan de door de gemeente opgestelde criteria voldoet. De curator stelt elk jaar rekening en verantwoording af te leggen. Over 2016 moet hij dit nog doen. Na dit jaar stopt de financiering van het verblijf van betrokkene op de afdeling in [psychiatrische instelling] . Er moet daarom volgens de curator een andere plek voor betrokkene worden gezocht. Hij stelt dat hij er, samen met [psychiatrische instelling] , alles aan doet om ervoor te zorgen dat betrokkene niet in een verpleegtehuis op de gesloten afdeling wordt geplaatst. Hij begrijpt de wens van betrokkene dat zij zelfstandig wil wonen, maar dit is volgens hem niet langer mogelijk. Hij heeft hier met betrokkene meerdere malen over gesproken. Hij heeft in (naar het hof leest) december 2016 een gesprek met betrokkene gehad waarin zij hem bovendien vertelde dat het haar niet ging om het ontslag van de curator, maar dat zij van de curatele af wil. De curator heeft betrokkene hiertoe de juridische procedure uitgelegd en haar aangereikt dat zij mogelijk het onderhavige verzoek kan intrekken en een nieuwe procedure tot beëindiging van de curatele kan starten. Betrokkene zag dit niet zitten. Een nieuwe curator biedt volgens hem geen oplossing voor het gebrek aan vertrouwen dat betrokkene in hem stelt te hebben. Daarbij is het volgens de curator niet in het belang van betrokkene als de door haar aangedragen opvolgend curator wordt benoemd, omdat deze curator in [plaats 1] is gevestigd. Er zijn momenten waarop de curator snel naar betrokkene toe moet kunnen komen. Omdat hij dichtbij de instelling woont, is de curator hiertoe in staat.
6. Op grond van artikel 1:385, lid 1 onder d van het Burgerlijke Wetboek (hierna: BW) kan de curator wegens gewichtige reden worden ontslagen. Wanneer het hof tot het oordeel komt dat het ontslag van de huidige curator gerechtvaardigd is, dient op grond van artikel 1:383 lid 2 BW de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene bij de benoeming van een opvolgend curator te worden gevolgd, tenzij gegronde redenen zich tegen een zodanige benoeming verzetten.
7. Het hof overweegt allereerst dat het zorgdragen voor een stabiele financiële situatie van de betrokkene één van de belangrijke taken van de curator is. Het is het hof echter niet gebleken dat dat de curator tekort is geschoten in de uitoefening van de financiële taken. Hij heeft de bezwaren van betrokkene, onder overlegging van bescheiden, gemotiveerd weersproken, waarna betrokkene haar stellingen niet nader heeft onderbouwd. Voorts heeft de curator onweersproken gesteld dat hij over 2015 rekening en verantwoording heeft afgelegd. Over 2016 is door de curator nog geen rekening en verantwoording afgelegd. Wel heeft de curator, zo verklaarde hij ter zitting, betrokkene uitleg gegeven naar aanleiding van de door haar gestelde vragen en daarbij inzage gegeven in de financiële stukken. Met de thans voorhanden informatie kan naar het oordeel van het hof niet worden geconcludeerd dat de curator de financiële belangen van betrokkene niet goed heeft behartigd en bij de uitoefening van deze taak is tekortgeschoten.
8. Met betrekking tot de door betrokkene gestelde slechte verstandhouding met de curator, acht het hof niet uitgesloten dat deze is terug te voeren op de problematiek van betrokkene. Uit de door de curator overgelegde stukken afkomstig van [psychiatrische instelling] blijkt dat bij betrokkene sprake is van cognitieve stoornissen, passende bij Korsakoff. Op de afdeling zijn geheugenproblemen, oordeels- en kritiekstoornissen en oriëntatieproblemen waargenomen. Daarnaast is sprake van persoonlijkheidsproblematiek, wat zich uit in externaliseren en stemmingswisselingen. Dat sprake is van een wisselend vertrouwen aan de zijde van betrokkene, zoals de curator aanvoert, lijkt ook te volgen uit de omstandigheid dat zij reeds in augustus 2015 heeft verzocht om een andere curator maar dit verzoek in dezelfde maand weer heeft ingetrokken.
Niettemin is bij een ondercuratelestelling, die als beschermingsmaatregel diep ingrijpt op het zelfbeschikkingsrecht van een persoon, enige vorm van vertrouwen van de betrokkene in de curator noodzakelijk. Ter terechtzitting is duidelijk gebleken dat de betrokkene op dit moment niet op goede voet met de curator staat. Bovendien lijkt de betrokkene ditmaal consistent in haar wens om de benoeming van een andere curator. Dit blijkt onder andere uit het feit dat de betrokkene hoger beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank en zij nu zelf is verschenen om haar standpunten mondeling toe te lichten. Het hof overweegt dat het vertrouwen van de betrokkene in de curator op dit moment op alle fronten lijkt te ontbreken. De betrokkene heeft haar uitdrukkelijke voorkeur geuit voor de benoeming van [beoogd curator] als opvolgend curator. Uit de door de betrokkene overgelegde bereidverklaring, blijkt dat zij zich bereid heeft verklaard om tot opvolgend curator te worden benoemd. Er zijn het hof voorts geen gegronde, inhoudelijke bezwaren tegen de benoeming van de persoon van [beoogd curator] tot opvolgend curator gebleken. Nu het hof voldoende aannemelijk is geworden dat het vertrouwen van de betrokkene in de huidige curator al lange tijd (met tussenpozen) ontbreekt en zij consistent lijkt in haar wens om [beoogd curator] tot opvolgend curator te benoemen, acht het hof het thans wenselijk om de huidige curator uit zijn taak te ontslaan en een andere curator te benoemen.
9. Dit leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking met ingang van heden en, opnieuw beschikkende:
ontslaat [curator] , kantoor houdende te [plaats 1] , [adres] , met ingang van heden;
benoemt [beoogd curator] , handelend onder de naam [naam] , kantoor houdende te [plaats 1] , [adres] , tot curator over [appellante] , wonende te [plaats 1] , [adres] , geboren [in] 1950 in [geboorteplaats] , met ingang van heden;
bepaalt dat de ontslagen curator binnen twee maanden na heden rekening en verantwoording dient af te leggen aan de opvolgend curator;
draagt de griffier op om op de voet van artikel 1: 391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de rechtbank Den Haag in verband met aantekening in het Centraal Curatele- en bewindregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I. Obbink – Reijngoud, J.M. van Baardewijk en N.P.C. van Wijk, bijgestaan door mr. R.R. Warmerdam als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juni 2017.