NJB 2018/2112:Observatie zonder machtiging als bedoeld in art. 126g Sv: zodanige observaties kunnen jegens de geobserveerde onrechtmatig zijn indien zij in verband met de plaats waar zij zijn uitgevoerd, de duur, intensiteit en frequentie ervan, alsmede het gebruik van technische hulpmiddelen, geschikt zijn om een min of meer compleet beeld te verkrijgen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de betrokkene. Indien dat niet het geval is, kan de met het observeren samenhangende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als zo beperkt worden beschouwd dat de algemene taakomschrijving van opsporingsambtenaren, neergelegd in art. 3 Politiewet 2012 en art. 141 Sv, daarvoor voldoende legitimatie biedt. Dit zal in het bijzonder het geval zijn indien de observaties slechts in een bepaald gebied en kortstondig worden uitgevoerd, naar aanleiding van omstandigheden waaruit redelijkerwijs een verhoogde kans op strafbare feiten kan worden afgeleid. Stelselmatige observatie als bedoeld in art. 126g Sv door gebruikmaking van een peilbaken onder een auto voor een periode van vijf dagen? I.c. kon het hof oordelen dat de toegepaste opsporingsmethode niet geschikt is geweest om een min of meer compleet beeld van bepaalde aspecten van het leven van de verdachte te verkrijgen, dat het slechts om een beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte ging en dat daarom het met toestemming van de officier van justitie plaatsen van het peilbaken toegestaan was op grond van art. 3 Politiewet 2012. Daartoe is mede van belang dat het niet gelogde peilbaken met toestemming van de officier van justitie in gebruik is geweest, dat niet de verdachte in persoon maar zijn auto werd gevolgd en dat de auto door het gebruik van een ‘geofence’ alleen is gevolgd bij reisbewegingen buiten de woonplaats van de verdachte en in omliggende gebieden die pasten binnen de modus operandi, waarbij geen van de plaatsen waar de auto is gevolgd of de verdachte is gezien een voor de verdachte intieme, persoonlijke plek betrof