ECLI:NL:RBAMS:2014:735 en ECLI:NL:GHAMS:2015:4436.
HR, 07-02-2017, nr. 15/05170
ECLI:NL:HR:2017:173
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
07-02-2017
- Zaaknummer
15/05170
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:173, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑02‑2017; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1469, Gevolgd
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2015:4436, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:PHR:2016:1469, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑12‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:173, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 07‑02‑2017
Inhoudsindicatie
Mishandeling, poging zware mishandeling en zware mishandeling gepleegd door professioneel kickbokser tijdens uitgaansgelegenheid. HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
7 februari 2017
Strafkamer
nr. S 15/05170
SLU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 29 oktober 2015, nummer 23/000812-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 februari 2017.
Conclusie 20‑12‑2016
Inhoudsindicatie
Mishandeling, poging zware mishandeling en zware mishandeling gepleegd door professioneel kickbokser tijdens uitgaansgelegenheid. HR: art. 81.1 RO.
Nr. 15/05170 Zitting: 20 december 2016 | mr. P.C. Vegter Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 29 oktober 2015 door het hof Amsterdam wegens bewezenverklaring ter zake van onder 1 tweede cumulatief/alternatief “zware mishandeling”, onder 2 eerste cumulatief/alternatief en 3 subsidiair telkens “poging tot zware mishandeling” en onder 4 en 7 telkens “mishandeling” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden, waarvan 10 (tien) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren, zulks met aftrek van voorarrest zoals bepaald in art. 27, eerste lid, of art. 27a Sr. Voorts heeft het hof beslist op vorderingen van benadeelde partijen en aan verdachte betalingsverplichtingen opgelegd, een en ander zoals in het arrest vermeld.
Namens de verdachte heeft mr. B.L.M. Ficq, advocaat te Amsterdam, cassatieberoep ingesteld en heeft mr. M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam, twee middelen van cassatie voorgesteld.
Verdachte is een professioneel kickbokser en de behandeling van deze strafzaak in feitelijke instanties heeft volop in de belangstelling gestaan. De in cassatie voorgestelde middelen zijn beperkt tot de zware mishandeling door stompen en trappen van een andere genodigde in een skybox van de Amsterdam Arena tijdens het evenement Sensation White in juli 2012 (feit 1) en de poging tot zware mishandeling door het kapotslaan van een glas in het gezicht van een ander in club Jimmy Woo in mei 2012 te Amsterdam (feit 2). Rechtsvragen worden in de middelen niet naar voren gebracht en de middelen richten zich tegen de motivering van de bewezenverklaring. Die motivering zou niet voldoende en/of niet begrijpelijk zijn. Ik heb gelet op de aard en het belang van de middelen geaarzeld of bespreking ervan wel nodig is en of afdoening met toepassing van art. 80a RO zonder meer niet passend is, maar uiteindelijk mede in het licht van de vermelde belangstelling voor de zaak ervoor gekozen de middelen te bespreken.
De focus van de middelen is niet alleen tot twee van de vijf bewezenverklaarde feiten beperkt, maar nog nader inhoudelijk beperkt tot alleen de bewijsmotivering. Als bekend is er in cassatie geen ruimte voor een (nieuwe) selectie of waardering van het bewijs. Die selectie en waardering is immers bij uitstek de taak van de rechtbank en het hof, terwijl de Hoge Raad slechts ingrijpt als of het bewijs voor het feit of de feiten ontbreekt of als de bewijsconstructie niet te begrijpen valt. Voor beide feiten waarvan het bewijs ter discussie wordt gesteld, geldt dat het hof niet heeft volstaan met een opsomming van bewijsmiddelen, maar (anders dan doorgaans gebruikelijk) mede in het licht van door de verdediging naar voren gebrachte standpunten uitvoerige overwegingen aan het bewijs heeft gewijd. Ik zal hieronder de uitvoerige bewijsconstructie niet geheel herhalen, maar slechts voor zover dat nodig is in het kader van de bespreking van de middelen. De volledige beslissingen van rechtbank en hof zijn te vinden op rechtspraak.nl.1.Voor alle duidelijkheid wijs ik er op dat over de vele gebreken die volgens de (in feitelijke aanleg gevoerde) verdediging in het vooronderzoek hebben plaatsgevonden in de cassatieschriftuur geen letter meer is geschreven. Dat laat zich naar valt aan te nemen (mede) verklaren door de uitvoerige beschouwingen die het hof aan de (vermeende) gebreken heeft gewijd. Die beschouwingen zijn helder en juist en er is geen aanleiding daarbij nog nader stil te staan.
5. Het eerste middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring van feit 1 tweede cumulatief/alternatief.
6. Ten laste van verdachte is onder 1 tweede cumulatief/alternatief bewezenverklaard dat:
“1.
(Sensation)
hij op 8 juli 2012 te Amsterdam aan een [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (enkelfractuur en aangezichtsfracturen) heeft toegebracht, door hem opzettelijk met kracht tegen het gezicht te stompen en/of te trappen en tegen de enkel te trappen;”
7. Het onder 1 bewezenverklaarde feit steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van beschrijving opgenomen beelden Arena met nummer 2012178492 van 13 augustus 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T-359 (zaaksdossier Sensation: doorgenummerde dossierpagina’s 02 130- 02 153).
Op 8 juli 2012 omstreeks 3:30 uur vond tijdens het dance-event Sensation White een zware mishandeling plaats in Skybox 233 in de Amsterdam Arena te Amsterdam.
Beschrijving beelden
Beeldmateriaal van camera Skybox galerij links zondag 8 juli 2012 03:14:20 uur Ik, verbalisant, zie dat [slachtoffer 1] vanuit de skybox in de richting van de galerij op vallen. Ik zie dat [slachtoffer 1] met beide handen de reling van de galerij vast grijpt. Ik zie dat een beveiliger naar [slachtoffer 1] rent en hem bij zijn arm pakt. Ik zie dat [slachtoffer 1] zijn linker been omhoog brengt. Ik zie dat de linkervoet van [slachtoffer 1] in een ongewone hoek staat ten opzichte van zijn been.
Beeldmateriaal van camera Lobby Roltrap zondag 8 juli 2012 03:25:57 uur
Ik, verbalisant, zie dat [verdachte] en [medeverdachte] vanuit het trappenhuis door de deur van de lobby loopt. Ik zie dat [verdachte] zijn rechterhand naar zijn mond brengt.
Beeldmateriaal van camera Lobby Roltrap zondag 8 juli 2012 03:27:06 uur Ik zie dat [verdachte] zijn rechterhand ter hoogte van zijn mond heeft. Ik zie dat [medeverdachte] en hij de roltrap af gaan en dat [verdachte] weer zijn rechterhand naar zijn mond gaat. Ik zie dat zijn knokkels ter hoogte van zijn mond zijn.
Beeldmateriaal van camera ingang E zondag 8 juli 2012 03:27:53 uur
Ik zie [betrokkene 1] en [verdachte] in beeld komen. Ik zie dat [verdachte] met zijn rechterhand ter hoogte van zijn mond zit.
2. Een geschrift, zijnde een woordelijke uitwerking van het politieverhoor van de verdachte [verdachte] van 26 juli 2012 (zaaksdossier Sensation: doorgenummerde dossierpagina’s 5 111- 5 161).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijke weergegeven, als verklaring van de verdachte:
Ik was op het Sensation feest in de Amsterdam Arena (het hof begrijpt: op 8 juli 2012 te Amsterdam). Ik was uitgenodigd in de skybox van [betrokkene 2] . Het was een kleine box.
(p. 5 120.e.v.)
Op een gegeven moment kwam die man binnen. Die [slachtoffer 1] (het hof begrijpt: het slachtoffer [slachtoffer 1] ).
Toen keek hij, toen zei hij: “Was Ruud zijn geld op?” Ik was woedend weetje. Ik ben het nog steeds als ik er nu aan denk. Ik wist niet goed hoe ik daar eigenlijk op moest reageren en... Ik voelde me helemaal eh... Ja, ik was gewoon helemaal... Weetje.. Ik stond te koken. Toen ben ik effe gaan zitten op die bank. Ik dacht: “Dat zegt hij niet”. En toen liep ik naar bar om voor mijzelf wat in te schenken en toen liep hij of de box binnen of uit het toilet en toen keek hij mij zo aan en gaf hij mij een knipoog. Ik ervoer dat als denigrerend. Ik liet mezelf gaan. Toen sloeg ik hem.
(p. 5 129e.v.)
Soms probeer ik gewoon voor mezelf te denken waarom ik sommige dingen doe. Ik denk dat ik gewoon terugval op waar ik eigenlijk het beste in ben. het middelpunt van mezelf. In vechtsport. Als ik boos word, als er iets gebeurt dat mij triggert, dan doe ik het gewoon uit het niets. Ik gaf hem vanuit stand een tik met mijn open hand. Boem. Volgens mij raakte ik hem wel met mijn knokkel, want ik heb een wondje aan mijn knokkel.
(p. 5 147e.v.)
Ik had een wondje op de knokkel en middelvinger van mijn rechterhand. Volgens mij bloedde dat wel gelijk.
3. Een geschrift, zijnde een woordelijke uitwerking van het politieverhoor van de verdachte [medeverdachte] van 1 augustus 2012 (zaaksdossier Sensation: doorgenummerde dossierpagina’s 5 076- 5 110). Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijke weergegeven, als de op 1 augustus 2012 afgelegde verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] :
(p. 5 082 e.v.)
Ik wou naar de Koninklijke loge, ik loop naar de uitgang toe en op een gegeven moment zie ik de deur open gaan van de wc, en echt waar, dat duurde niet lang, een paar klappen en in één keer: boem boem boem. Ik zag [verdachte] slaan. Ik zag het meteen toen de deur open ging. Hij maakte zich klein en hij sloeg, dat ging heel snel. Ik zag hem ook een trappende beweging maken.
(p. 5 086 e.v.)
Ik zal zeggen wat ik zag toen ik binnen kwam. Ik kwam binnen en zag [verdachte] zitten. Ik zat op hem te letten omdat hij tegen zijn vuist aan het slaan was. Dat trok mijn aandacht. Ik hoorde hem zeggen: “Hij is de mijne”.
(p. 5 089)
Het ging heel snel. Die [verdachte] sloeg gewoon in één keer. Ik zag hem indraaien. Hij maakte zichzelf klein en daarna ging er weer een klap achteraan en weer achteraan een klap en toen een trap.
4. Een proces-verbaal van bevindingen van 9 juli 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] (zaaksdossier Sensation: doorgenummerde dossierpagina’s 02 006- 02 007. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 9 juli 2012 tegenover de verbalisant afgelegde telefonische verklaring van NN-vrouw (personalia bekend bij de verbalisanten):
Op 9 juli 2012 heb ik telefonisch een getuige gehoord ter zake een zware mishandeling gepleegd in de Amsterdam Arena. De getuige verklaarde mij het volgende:
“Ik was zaterdag (het hof begrijpt: op 8 juli 2012) op het feest (het hof begrijpt Sensation White in de Amsterdam Arena te Amsterdam). Ik heb mij in de skybox (het hof begrijpt: de skybox waar [slachtoffer 1] en de verdachte eveneens aanwezig waren) tussen de mensen begeven. Een paar minuten later zag ik dat [slachtoffer 1] (het hof begrijpt: [slachtoffer 1] ) in een hoek werd geduwd. Ik zag dat hij door één persoon werd mishandeld. Ik zag dat hij op de grond viel. Ik zag dat hij hierna meerdere malen werd geschopt door dezelfde persoon. De persoon die [slachtoffer 1] een kopstoot gaf en schopte betrof een grote man, breed en gespierd, gezichtsbeharing. Het hele incident was binnen een paar seconden afgelopen.
5. Een geschrift, te weten een brief afkomstig van het NFI aan de rechter-commissaris mr. H.H.J. Quedvlieg van 15 januari 2013, opgemaakt door D. Botter, forensisch arts KNMG (zaaksdossier Sensation: doorgenummerde dossierpagina’s 9 044 - 9 052). Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijke weergegeven: (…).”
8. Voor zover voor de bespreking van het middel van belang heeft het hof onder meer als volgt overwogen:
“6.1.1. Sensation White (feit 1)
(…)
Het oordeel van het hof
(…)
Waardering van de verklaringen van de verdachte en van de medeverdachte [medeverdachte]
Nu de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] niet op elkaar aansluiten en elkaar zelfs uitsluiten, met name op het punt van het daderschap en het ingrijpen om het geweld tegen [slachtoffer 1] te stoppen, dient het hof te beoordelen aan welke van deze beide lezingen omtrent het verloop van de gebeurtenissen bewijskracht kan worden toegekend, gelet op hetgeen overigens uit het dossier kan worden vastgesteld.
Het hof stelt voorop dat met de verklaringen van een andere verdachte in dezelfde zaak behoedzaam en met enige terughoudend dient te worden omgegaan, gelet op diens belang om de/een ander te belasten en, ook in het geval van een bekennende verklaring, de eigen schuld te verlichten en op de omstandigheid dat hij als verdachte niet is gehouden naar waarheid te verklaren.
De medeverdachte [medeverdachte] heeft - kort en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Bij binnenkomst van de skybox zag hij dat de verdachte op de bank zat. Hij zag dat de verdachte met zijn vuist in zijn andere hand sloeg en hierbij iets zei van: “Hij is de mijne”. [medeverdachte] wilde kort daarna de skybox verlaten. Hij liep vervolgens naar de deur en zag toen [slachtoffer 1] uit het toilet komen. Hij zag dat de verdachte voor [slachtoffer 1] stond. Hij zag dat de verdachte zich klein maakte, een zwaaiende beweging met zijn arm maakte en [slachtoffer 1] raakte. De verdachte begon [slachtoffer 1] daarop te slaan en te schoppen. Hij sprong tussen hen beiden in. Hij probeerde [slachtoffer 1] , die op de grond lag, op te tillen. Hij kreeg hierbij een klap op zijn neus van de verdachte. Hij kon vervolgens [slachtoffer 1] door de deur krijgen en hem op de gang zetten.
Deze verklaring vindt tot op zekere hoogte steun in de verklaring van de verdachte, voor zover deze - kort en zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
[slachtoffer 1] was in de skybox gekomen en had op enig moment tegen hem gezegd: ‘Goed gedaan’ en daarbij in de richting van [betrokkene 1] (het hof begrijpt: de toenmalige vriendin van de verdachte) gewezen. Even later voegde hij daaraan toe: “Was [...] geld op?”. De verdachte was van deze laatste opmerking vreselijk ontdaan en begon te koken. Hij kon deze opmerking niet pikken, aangezien deze respectloos was tegenover [betrokkene 1] . Iedereen zag dat hij een beetje geïrriteerd was. Hij is even gaan zitten om tot rust te komen en wilde vervolgens een drankje pakken bij de bar. [slachtoffer 1] kwam op dat moment weer binnen door de deur of uit het toilet en keek hem toen aan en gaf een knipoog. Hij liet zich hierop gaan en gaf [slachtoffer 1] een klap.
Voorts vindt de verklaring van [medeverdachte] dat alleen de verdachte geweld tegen [slachtoffer 1] heeft gepleegd, steun in hetgeen is opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] van 11 juli 2012. Dit proces-verbaal behelst het telefonische verhoor op 9 juli 2012 van een getuige, die uit angst anoniem wenste te blijven. Deze getuige had hem het volgende verklaard:
“Ik was zaterdag (het hof begrijpt: op 8 juli 2012) op het feest (het hof begrijpt: Sensation White in de Amsterdam Arena te Amsterdam). Ik heb mij in de skybox tussen de mensen begeven. Een paar minuten later zag ik dat [slachtoffer 1] (het hof begrijpt: [slachtoffer 1] ) in een hoek werd geduwd. Ik zag dat hij zeker door één persoon werd mishandeld. Ik zag dat hij een kopstoot kreeg (het hof begrijpt hier en hierna, gelet op haar latere verklaring bij de rechter-commissaris: ik zag een beweging die leek op een kopstoot) en hierdoor op de grond viel. Ik zag dat hij hierna meerdere malen werd geschopt door dezelfde persoon. De persoon die [slachtoffer 1] een kopstoot gaf en schopte betrof een grote man, breed en gespierd, met gezichtsbeharing. Het hele incident was binnen een paar seconden afgelopen.”
Het hof hecht waarde aan deze verklaring, nu deze de enige is waarvan kan worden gezegd dat deze is afgelegd door een getuige die geen band heeft met de verdachten of het slachtoffer.
Het hof acht de weergave door de verbalisant van de aan hem afgelegde verklaring van deze getuige bruikbaar voor het bewijs, ondanks dat haar latere verklaringen daarvan enigszins afwijkend zijn, en overweegt daartoe het volgende. Uit het proces-verbaal van bevindingen van [betrokkene 3] van 18 juli 2012 (dossierpagina s 02 008- 02 009) volgt dat de getuige zelf contact heeft opgenomen met de politie om een verklaring af te leggen en niet dat zij daarvoor door anderen zou zijn benaderd. De verklaring is kort - één dag - na het incident afgelegd. Het betrof derhalve een verse herinnering. Niet is gesteld of gebleken dat de getuige belang zou hebben bij het afleggen van een onjuiste verklaring tegen de verdachte. Er zijn voorts geen aanwijzingen dat de verklaring van de getuige onjuist is weergegeven in het proces-verbaal van bevindingen. De verklaring is uitvoerig en tussen aanhalingstekens weergegeven, waaruit het hof opmaakt dat het een letterlijke weergave van de woorden van de getuige betreft. Uit het proces-verbaal van [betrokkene 3] en uit het proces-verbaal van bevindingen van officier van justitie mr. Zwinkels van 24 juli 2012 (dossierpagina 02 010) blijkt voorts dat de getuige in de dagen na het afleggen van haar eerste telefonische verklaring met de politie en de officier van justitie heeft overlegd over het gebruik daarvan in het onderhavige onderzoek en over het afleggen van een tweede verklaring op het politiebureau. Uit de in beide processen-verbaal beschreven gang zaken blijkt niet dat de getuige haar eerste verklaring heeft willen herroepen. Wel blijkt hieruit dat de getuige bang was voor de eventuele gevolgen van het afleggen van een verklaring. Deze angst bestond voornamelijk uit hetgeen de getuige over de mogelijke dader(s) in de media had gelezen en van derden had gehoord. In het proces-verbaal van [betrokkene 3] is met zoveel woorden opgenomen dat de getuige bang was voor de verdachte en de mensen om hem heen. Die bestaande angst verklaart wellicht ook waarom de getuige in latere verhoren bij de politie en de rechter-commissaris minder stellig is ten aanzien van de rol van de persoon aan wie zij in haar eerste verklaring alle geweldshandelingen heeft toegeschreven. Evenmin is uitgesloten dat door tijdsverloop haar herinneringen aan het voorval minder scherp zijn geworden. Wat hier verder ook van zij; de getuige is ook in deze latere verhoren niet expliciet teruggekomen op haar eerste verklaring. De verschillen tussen de verklaringen doen naar het oordeel van het hof niet af aan de betrouwbaarheid van de eerste verklaring.
Met betrekking tot de verklaring van de NN-getuige dat degene die sloeg gezichtsbeharing had, acht het hof het, gelet op het feit dat het laat in de nacht was, niet uitgesloten dat bij de verdachte sprake was van zichtbare, beginnende baardgroei. Het hof acht dit onderdeel van de verklaring van de getuige dan ook niet een contra-indicatie voor de bruikbaarheid van haar eerste verklaring, waarbij het hof voorts nog van belang acht dat de door de getuige gegeven omschrijving van de dader overeenkomt met het postuur van de verdachte zoals dat uit het dossier naar voren komt.
Dat de getuige onder dusdanige invloed van verdovende middelen verkeerde dat zij geen goede waarnemingen heeft kunnen doen, zoals door de verdediging is aangevoerd, is niet aannemelijk geworden.
Dat de identiteit van de getuige niet rechtstreeks uit het dossier blijkt, staat aan het gebruik van haar verklaring voor het bewijs niet in de weg, nu de getuige in het bijzijn van de verdediging is gehoord bij de rechter-commissaris en de verdediging in de gelegenheid is gesteld en die gelegenheid ook heeft benut om vragen te stellen aan de getuige. Niet is gesteld of gebleken dat haar anonimiteit afbreuk heeft gedaan aan het ondervragingsrecht van de verdediging. Het hof merkt ten overvloede op dat omtrent de identiteit van deze getuige het nodige in het dossier te vinden is. Daaruit komt naar voren dat zij als stagiaire voor een bij Sensation White betrokken organisatie werkzaam was. Zelfs haar naam komt in het dossier voor. Voorts is zij zichtbaar op de camerabeelden die zich eveneens in het dossier bevinden.”
9. De toelichting op het middel spitst zich toe op de verklaring van de NN-vrouw zoals deze als bewijsmiddel 4 in het arrest is opgenomen. Gewezen wordt op enkele verschillen met een op 9 juli 2012 telefonisch afgelegde verklaring van deze getuige, die uit angst anoniem wenste te blijven. Verbalisant [verbalisant] heeft van die verklaring op 11 juli 2012 proces-verbaal opgemaakt. De (voor de beoordeling van het middel relevante) inhoud daarvan heeft het hof opgenomen in hierboven geciteerde bewijsoverweging. De in de toelichting op het middel gesignaleerde verschillen tussen de inhoud van bewijsmiddel 4 en het citaat in de bewijsoverweging enerzijds en het oorspronkelijke proces-verbaal van [verbalisant] zijn inderdaad aanwezig. Het is de taak van de strafrechter om de delen van een verklaring die dienstig zijn aan het bewijs uit een verklaring te halen en voor het bewijs te gebruiken.2.Selectie en waardering van het bewijs leidt vrijwel steeds tot verschillen tussen de oorspronkelijk afgelegde verklaring en de verklaring zoals deze voor het bewijs wordt gebruikt. Sommige onderdelen van de oorspronkelijk afgelegde verklaring worden wel door de rechter voor het bewijs gebruikt en andere niet. Terecht is het uitgangspunt van de steller van het middel dan ook dat het een feitenrechter vrijstaat te selecteren welke passages uit een zich in het dossier bevindend bewijsmiddel voor het bewijs van het tenlastegelegde relevant zijn. Dat kan, zoals hier, ook het geval zijn als de selectie uit de verklaring juist geschiedt ter ondersteuning van de verklaring van een andere getuige.
10. Bij de selectie van (onderdelen van) bewijsmiddelen uit het dossier voor het bewijs bestaan uiteraard grenzen. Aan de oorspronkelijke verklaring mag als bewijsmiddel geen wezenlijk andere betekenis worden toegekend. De verklaring mag niet worden gedenatureerd3.en dat zou hier wel zijn gebeurd. Ik sta stil bij de verschillen en duid de in bewijsmiddel 4 weggelaten onderdelen aan met […].
11. Allereerst betreft het de volgende passage: “Een paar minuten later zag ik dat [slachtoffer 1] (het hof begrijpt: [slachtoffer 1] ) in een hoek werd geduwd. [Ik zag dat er drie personen om hem heen stonden.] ik zag dat hij [zeker] door één persoon werd mishandeld.” Ook als er met de steller van het middel van wordt uitgegaan dat de NN-vrouw niet (uitdrukkelijk) heeft uitgesloten dat twee andere aanwezigen mogelijk ook (in de terminologie van de steller van het middel) ‘iets’ hebben gedaan, zie ik niet dat haar verklaring door weglating van een zin en een woord wezenlijk van karakter is veranderd.
12. Dan als tweede de volgende passage: “Ik zag dat hij [een kopstoot kreeg en hierdoor] op de grond viel.” De steller van het middel vermeldt in de toelichting niet dat het hof in de bewijsoverweging heeft opgehelderd waarom volstaan is met het vallen en de reden van het vallen buiten beschouwing is gelaten: “het hof begrijpt hier en hierna, gelet op haar latere verklaring bij de rechter-commissaris: ik zag een beweging die leek op een kopstoot”. Waarom van denatureren sprake is, ontgaat mij.
13. De derde passage is de volgende: “De persoon die [slachtoffer 1] een kopstoot gaf en schopte betrof een grote man, breed en gespierd, gezichtsbeharing, [een baard].” Volstaan kan worden met de constatering dat het hof de getuige kennelijk geloofwaardig acht voor zover deze gezichtsbeharing constateert, maar niet voor zover het een baard betreft. Dan is het een normale aangelegenheid van selectie van het bewijsmiddel. Als ik de steller van het middel goed begrijp is deze van oordeel dat de oorspronkelijke verklaring uitsluitend de constatering van een baard betreft, omdat in die verklaring de gezichtsbeharing wordt bepaald en beperkt tot uitsluitend een (volle) baard. De verklaring van de NN-vrouw zoals opgenomen in het proces-verbaal van de verbalisant dwingt daartoe mijns inziens taalkundig niet zonder meer zodat voor het overige dit verschil geen bespreking behoeft.
14. De gesignaleerde verschillen tussen de verklaring in het (zich bij de stukken van het geding bevindende) proces-verbaal van de verbalisant en de als bewijsmiddel 4 alsmede in de bewijsoverweging opgenomen verklaring zijn niet zodanig dat sprake is van denatureren van de verklaring.
15. Het eerste middelfaalt.
16. Het tweede middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring van feit 2 eerste cumulatief/alternatief.
17. Ten laste van verdachte is onder 2 eerste cumulatief/alternatief bewezenverklaard dat:
“2.
(Jimmy Woo)
hij op 12 mei 2012 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een glas in het gezicht van voornoemd persoon heeft kapot geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
18. De bewezenverklaring van feit 2 eerste cumulatief/alternatief steunt - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - op de volgende bewijsmiddelen:
“6. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 5 december 2012, opgemaakt door mr. H.M.J. Quaedvlieg, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 5 december 2012 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van de getuige [betrokkene 4] :
Ik herinner mij van die avond (het hof begrijpt: van 12 mei 2012) het volgende. Ik was met vier collega’s aan het werk bij de Jimmy Woo (het hof begrijpt: te Amsterdam). Het slachtoffer stond op een gegeven moment met zijn rug naar de uitgang gebogen over het tafeltje dat dient als kassa. [verdachte] stond rechts naast hem en hield het slachtoffer met zijn linkerhand bij zijn kraag of rug vast. Ik stond weer rechts naast [verdachte] . Dat was ongeveer op armlengte afstand. Ik hoor dat het slachtoffer een opmerking maakt, maar ik weet niet wat hij zei. Vervolgens zie ik dat in een flits [verdachte] een glas dat op dat tafeltje stond met een vegende beweging tegen het gezicht van het slachtoffer duwt. Ik zei toen tegen [verdachte] wat doe je nu en hij zei maar ik heb toch niks gedaan [betrokkene 4] . Toen keek hij naar zijn hand en zag kennelijk dat die bloedde. Toen is hij naar buiten gegaan. Ik heb zelf gezien dat het glas het gezicht raakte van het slachtoffer.
7. Een proces-verbaal van bevindingen betreffende uitwerking camerabeelden Jimmy Woo, met nummer 2012126092, van 25 juli 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde verbalisant T-358 (zaaksdossier Jimmy Woo: doorgenummerde dossierpagina’s 008-023). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als bevindingen van de verbalisant:
Op 18 mei 2012 zijn op vordering van de officier van justitie de camerabeelden van de Jimmy Woo van zaterdag 12 mei 2012 tussen 3:45 uur en 4:10 uur opgevraagd en verstrekt. Deze beelden zijn door mij bekeken. Dit proces-verbaal bevat een beschrijving van die beelden.
Fragment 3
In dit fragment geeft de camera zicht op de in- en uitgang van de Jimmy Woo. Rechtsonder is een tafel zichtbaar. Dit fragment begint om 3:41:39 uur en eindigt om 3:44:11 uur.
[verdachte] duwt NN-2 weg met zijn linkerhand. Met zijn rechterhand pakt hij het slachtoffer vast aan zijn kleding ter hoogte van de kraag. Direct hierna komen meerdere mannen, waaronder meerdere beveiligers van de trap gelopen. De beveiligers [betrokkene 4] en [betrokkene 5] proberen tussen het slachtoffer en de overige personen te komen. [verdachte] houdt het slachtoffer nog steeds vast. Vervolgens is aan de beweging van de rechterarm te zien dat [verdachte] een voorwaartse beweging maakt met zijn rechterarm in de richting van het slachtoffer. De voornoemde voorwaartse beweging gaat gepaard met enige kracht. Doordat het slachtoffer uit het zicht van de camera is, is niet waar te nemen waar deze voorwaartse beweging uit bestaat en wat de gevolgen van deze voorwaartse beweging zijn. Op datzelfde moment draait beveiliger [betrokkene 4] zich om en kijkt hij in de richting van [verdachte] en het slachtoffer. Direct hierna duwt beveiliger [betrokkene 4] [verdachte] weg bij het slachtoffer en leidt hij [verdachte] naar de uitgang van de Jimmy Woo. Beveiliger [betrokkene 4] en [verdachte] kijken elkaar aan en [verdachte] zegt iets tegen beveiliger [betrokkene 4] . Vervolgens weet [verdachte] zich te ontdoen van beveiliger [betrokkene 4] en loopt richting de trap. [verdachte] houdt vervolgens - voor ongeveer 2 seconden - de palm van zijn rechterhand open en kijkt naar zijn rechterhand. Vervolgens loopt [verdachte] naar de uitgang van de Jimmy Woo. Hij verdwijnt uit het zicht van de camera.
(…).”
19. Het hof heeft hiertoe het volgende overwogen:
“6.1.2. Jimmy Woo (feit 2)
(…)
Het oordeel van het hof
(…)
Het hof is van oordeel dat de verklaringen van [betrokkene 4] met betrekking tot het incident in hoofdlijnen eenduidig en consistent zijn en op het meest essentiële onderdeel - te weten met betrekking tot het moment dat de verdachte het slachtoffer met een glas in het gezicht heeft geslagen - gelijkluidend zijn en steun vinden in de camerabeelden. Het overweegt daaromtrent als volgt.
(…)
Een ander kernpunt in de bezwaren van de verdediging is dat de verklaring van [betrokkene 4] dat de verdachte een glas van een tafel heeft gepakt en [slachtoffer 2] daarmee heeft geslagen geen bevestiging vindt in de beelden. Het hof overweegt hieromtrent ten eerste dat het enkele feit dat het moment van slaan niet op de beelden zichtbaar is, niet betekent dat die geweldshandeling zich niet heeft voorgedaan. De beschrijving van de op dit moment betrekking hebbende camerabeelden houdt voorts het volgende in. De verdachte hield [slachtoffer 2] vast en maakte op enig moment met zijn arm met enige kracht een voorwaartse beweging in de richting van het slachtoffer. Op dat moment draaide [betrokkene 4] zich om, keek naar het slachtoffer en de verdachte en duwde vrijwel gelijktijdig de verdachte bij het slachtoffer weg. Hij leidde de verdachte vervolgens richting de uitgang. De verdachte wist zich daarop te ontdoen van [betrokkene 4] en liep richting de trap. Op dat moment keek hij enkele seconden naar de palm van zijn hand, waarna hij zich omdraaide en de Jimmy Woo verliet. Het hof is van oordeel dat deze beelden zeer wel passen bij de verklaring van [betrokkene 4] en daarentegen niet bij de verklaring van de verdachte, zoals hierna nog aan de orde zal komen.
Dat de camerabeelden en de verklaringen van [betrokkene 4] op onderdelen uiteenlopen acht het hof gezien de hectiek en de elkaar snel opvolgende gebeurtenissen verklaarbaar. Het hof ziet daarin geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [betrokkene 4] omtrent het slaan met het glas te twijfelen.
(…).”
20. De verklaring van de getuige [betrokkene 4] dat hij heeft gezien dat in een flits [verdachte] een glas dat op dat tafeltje stond met een vegende beweging tegen het gezicht van het slachtoffer duwt, was volgens de verdediging in feitelijke aanleg niet bruikbaar voor het bewijs. Het hof heeft die verklaring echter wel gebruikt en wel als bewijsmiddel 6. Het hof heeft toegelicht dat die verklaring van [betrokkene 4] wordt ondersteund door de camerabeelden en daartegen richt het middel zich. Dat uit de camerabeelden niet zonder meer blijkt dat is geslagen met een glas, is het uitgangspunt van het hof.
21. Welke waarneming(en) op de camerabeelden nu precies de verklaring van [betrokkene 4] ondersteunen laat het hof in het midden. De steller van het middel hamert er op dat het oordeel van het hof onbegrijpelijk is als het hof de voorwaartse beweging van de arm van verdachte heeft aangemerkt als slaan met het glas. Immers heeft het hof overwogen dat het moment van slaan op de beelden niet zichtbaar is en de voorwaartse beweging is nu juist wel zichtbaar op die beelden.
22. Ik stel voorop dat het hof hier kennelijk en niet onbegrijpelijk, met de vaststelling dat het moment van slaan niet op de beelden zichtbaar is, tot uitdrukking heeft gebracht dat op de beelden niet valt te constateren dat verdachte het slachtoffer met een glas sloeg. Zo gelezen is van enige onbegrijpelijkheid geen sprake. Overigens kan ook ander gedrag van verdachte dat op de beelden valt te zien als ondersteunend voor de verklaring van [betrokkene 4] worden gezien: verdachte wordt vrijwel gelijktijdig weggeduwd, hij ontdoet zich van [betrokkene 4] , hij kijkt naar de palm van zijn hand en verlaat de club. Dat past - ook zonder verdere toelichting - bij het beeld dat opdoemt uit de voor het bewijs gebezigde verklaring van [betrokkene 4] en ondersteunt daarmee zijn verklaring.
23. Ook het tweede middelfaalt.
24. De middelen falen en kunnen worden afgedaan met behulp van de aan art. 81 RO ontleende formulering. Afdoening met toepassing van art. 80a RO laat zich wel denken. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
25. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG