GHvJ, 13-08-2013, nr. KG 58285-H- 59/13 en H59A/3
ECLI:NL:OGHACMB:2013:19
- Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Datum
13-08-2013
- Zaaknummer
KG 58285-H- 59/13 en H59A/3
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGHACMB:2013:19, Uitspraak, Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 13‑08‑2013; (Hoger beroep)
Uitspraak 13‑08‑2013
Inhoudsindicatie
Arubaanse zaak. Appellant vordert vrije en onvoorwaardelijke toegang tot alle voor het publiek toegankelijke ruimtes, zulks op verbeurte van dwangsom in hotel. Appellant is tijdens verblijf door beveiligingsmedewerkers aangesproken en gemaand het hotel te verlaten. Hof oordeelt dat een afweging van belangen meebrengt dat appellant voldoende spoed heeft en dat Riffort niet voldoende belang heeft bij weigering hem de toegang te verschaffen. Vordering wordt toegewezen.
Partij(en)
Registratienummer: KG 58285-H- 59/13 en H59A/3
Uitspraak: 13 augustus 2013
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in kort geding in de zaak van:
[appellant],
hierna ook te noemen: [appellant],
wonend in Aruba,
oorspronkelijk eiser,
thans appellant in het principaal hoger beroep, tevens geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
sinds pleidooi in hoger beroep procederend in persoon,
tegen
de naamloze vennootschap
RIFFORT VILLAGE N.V., h.o.d.n. Renaissance Curaçao Resort en Casino,
hierna ook te noemen: Riffort,
gevestigd in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde in het principaal hoger beroep, tevens appellante in het incidenteel hoger beroep,
gemachtigde: mr. C.H.M. Fiévez.
1. Het verloop van de procedure
1.1
Op 18 oktober 2012 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: GEA) tussen partijen vonnis in kort geding gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en de beslissingen van het GEA wordt verwezen naar dat vonnis.
1.2 [
appellant] is van voornoemd vonnis in hoger beroep gekomen door op 1 november 2012 een akte van hoger beroep in te dienen. Bij op 22 november 2012 ingekomen memorie van grieven heeft hij zes grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis zal vernietigen en zijn vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Riffort in de proceskosten in beide instanties.
1.3
Riffort heeft bij op 10 januari 2013 ingekomen memorie van antwoord tevens akte en memorie van grieven in incidenteel appel, met een productie, de grieven bestreden. Voorts heeft zij daarbij incidenteel hoger beroep van het vonnis van 18 oktober 2012 ingesteld. Riffort heeft een grief tegen het vonnis geformuleerd en toegelicht. Zowel in het principaal hoger beroep als in het incidenteel hoger beroep heeft Riffort geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep wat betreft de ontvankelijkheid wegens het ontbreken van de spoedeisendheid en tot bevestiging voor het overige, met veroordeling van [appellant] in de kosten in eerste aanleg en in hoger beroep.
1.4
Op de voor pleidooi nader bepaalde dag hebben partijen pleitaantekeningen overgelegd.
1.5
Vonnis is nader bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1 [
appellant] vordert, zakelijk weergegeven, dat Riffort wordt veroordeeld hem de vrije en onvoorwaardelijke toegang te (doen) verschaffen tot alle voor het publiek toegankelijke ruimtes in Riffort’s Renaissance hotel in Curaçao (hierna: het hotel), waaronder de lobby, het restaurant en de vergaderzalen van het hotel, zulks op verbeurte van een eenmalige dwangsom van Afl. 1.000,--, en een dwangsom van Afl. 500,-- per dag dat de overtreding voortduurt. Het GEA heeft deze vordering afgewezen. Hiertegen keert zich het principaal hoger beroep. Blijkens de toelichting op grief 6 wenst [appellant] het geschil in volle omvang aan het oordeel van het Hof voor te leggen. Het incidenteel hoger beroep komt op tegen het oordeel van het GEA dat het spoedeisend belang van [appellant] voldoende is komen vast te staan.
in het incidenteel hoger beroep
2.2
Het Hof ziet aanleiding eerst het incidenteel hoger beroep te beoordelen.
2.3
Vast staat dat op 14 september 2012 [appellant] tijdens zijn verblijf in het hotel door beveiligingsmedewerkers is aangesproken en gemaand het hotel te verlaten, en dat Riffort hem sindsdien de toegang tot het hotel weigert.
2.4
Vast staat voorts dat [appellant] als internationaal zakenman is gespecialiseerd in luchtvaartzaken. Vergaderingen met zakenpartners uit de luchtvaartwereld en daarbij betrokken overheidsdienaren plegen te worden belegd in het hotel. [appellant] is in het verleden met enige regelmaat uitgenodigd deze vergaderingen bij te wonen. In de periode waarin het inleidend verzoekschrift werd ingediend heeft [appellant] in het hotel overleg gevoerd met bewindslieden over de mogelijkheid van een tweede luchthaven in Curaçao; anders dan Riffort kennelijk aanneemt, volgt uit de stellingen van [appellant] niet dat bedoelde vergaderingen tot dit onderwerp zijn beperkt. Ook in de toekomst verwacht [appellant] voor vergaderingen in het hotel te zullen worden uitgenodigd, mede omdat zijn internationale contacten uit de luchtvaartwereld doorgaans in het hotel logeren. Hieruit vloeit voort dat het hotel een voor de hand liggende vergaderlocatie is en dat niet zonder meer valt in te zien dat [appellant] (als genodigde) de vergaderingen elders kan laten plaatsvinden. Het belang van [appellant] om bij de vergaderingen in het hotel aanwezig te kunnen zijn, is op grond van het voorgaande aannemelijk.
2.5
Als reden om [appellant] toegang tot het hotel te weigeren voert Riffort in de eerste plaats aan dat [appellant] zich op 11 augustus 2011 heeft schuldig gemaakt aan mishandeling van een medewerkster van het casino van het Renaissance hotel in Aruba, volgens het proces-verbaal van aangifte (productie 1 bij pleitnotities in eerste aanleg) door met zijn hand ‘achter’ (het Hof begrijpt: ‘tegen’ of ‘op’) haar hoofd te slaan. Het betreft derhalve een incident van ruim twee jaar geleden, tussen [appellant] en een casinomedewerkster van een zustervennootschap van Riffort op een ander eiland dan Curaçao; dat de aangifte tot vervolging heeft geleid, is gesteld noch gebleken. Daarnaast beroept Riffort zich erop dat [appellant] een tot op heden onbetaald gebleven schuld ten belope van NAF. 6.500,-- aan haar heeft en dat [appellant] in Aruba en Curaçao bekend staat als wanbetaler. De schuld houdt volgens de stellingen van Riffort verband met casinogelden en dateert blijkens een overgelegde cheque (productie 2 bij pleitnotities in eerste aanleg) van vóór 15 maart 2010. Voorts beroept Riffort zich op een zorgplicht jegens personen met schulden die hun oorzaak kunnen vinden in een gokverslaving. Dat [appellant] tot deze categorie personen behoort, wordt niet nader onderbouwd. Dat geldt ook voor de gestelde reputatie van [appellant] als wanbetaler. Aldus komt het belang van Riffort om [appellant] de toegang tot het hotel te weigeren, het Hof voorshands als beperkt voor.
2.6
Gelet op hetgeen hiervoor omtrent de belangen van partijen is overwogen, brengt een afweging van die belangen naar het oordeel van het Hof mee dat [appellant] voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. Daarbij neemt het Hof tevens nog in aanmerking dat [appellant] – naar hij onweersproken stelt – tussen augustus 2011 en ‘recent’ (het Hof begrijpt: september 2012) vrijwel wekelijks in het hotel is geweest.
2.7
Het incidenteel hoger beroep mist daarom doel.
in het principaal hoger beroep
2.8
Uitgangspunt moet zijn dat de voor het publiek toegankelijke ruimtes van het hotel – waaronder, naar niet is weersproken, moeten worden begrepen de lobby, het restaurant en de vergaderzalen van het hotel – ook voor [appellant] toegankelijk zijn. De door Riffort aangevoerde redenen zijn naar het voorlopig oordeel van het Hof in de gegeven omstandigheden niet van dien aard dat zij een uitzondering op dit uitgangspunt kunnen rechtvaardigen. Dit volgt reeds uit hetgeen in r.o. 2.5 omtrent het belang van Riffort is overwogen, en in het bijzonder uit de omstandigheid dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien waarom het incident in Aruba en de gestelde schuld en zorgplicht – die alle casino-gerelateerd zijn – ertoe dienen te leiden dat [appellant] toegang tot bedoelde ruimtes van het hotel wordt geweigerd, met als gevolg dat hem het bijwonen van voor hem zakelijk van belang zijnde vergaderingen – de door [appellant] aangevoerde reden om (weer) tot het hotel te worden toegelaten – onmogelijk wordt gemaakt.
2.9
Het principaal hoger beroep treft derhalve doel.
in het incidenteel hoger beroep en in het principaal hoger beroep
2.10
Het vonnis van 18 oktober 2012 zal, nu het principaal hoger beroep slaagt, integraal worden vernietigd. De vordering van [appellant] zal alsnog worden toegewezen, met dien verstande dat het Hof termen aanwezig acht om de gevorderde dwangsommen op de hierna te vermelden wijze te maximeren. Riffort zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van beide instanties gevallen aan de zijde van [appellant]. Het incidenteel hoger beroep zal worden verworpen. Het falen van het incidenteel hoger beroep komt Riffort niet op een proceskostenveroor-deling te staan, nu het in wezen niet strekt tot een andere uitkomst van de zaak.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
in het principaal hoger beroep
vernietigt het vonnis van het GEA van 18 oktober 2012 en doet opnieuw recht, als volgt;
veroordeelt Riffort, terstond na de betekening van dit vonnis, [appellant] vrije en onvoorwaardelijke toegang te (doen) verschaffen tot alle voor het publiek toegankelijke ruimtes in het hotel (zijnde het Renaissance hotel in Curaçao), waaronder de lobby, het restaurant en de vergaderzalen van het hotel;
veroordeelt Riffort tot betaling aan [appellant] van een dwangsom van Afl. 1.000,-- voor het geval Riffort niet aan de hoofdveroordeling voldoet, en van een dwangsom van Afl. 500,-- voor iedere dag dat het niet voldoen aan de hoofdveroordeling voortduurt, tot een maximum van Afl. 15.000,--;
veroordeelt Riffort in de kosten aan de zijde van [appellant] gevallen en tot op heden begroot op:
- -
in eerste aanleg: NAF. 267,50 aan betekeningskosten inleidend verzoekschrift, NAF. 450,-- aan griffierecht en NAF. 3.600,-- aan salaris voor de gemachtigde;
- -
in hoger beroep: NAF. 298,45 aan betekeningkosten akte van hoger beroep en memorie van grieven, NAF. 900,-- aan griffierecht en NAF. 3.400,-- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in het incidenteel hoger beroep
verwerpt het incidenteel hoger beroep.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en H.J. van Kooten, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 13 augustus 2013.