NJ 2010/469
Hogere voorziening. Mededingingsregeling. Onjuiste opvatting van bewijsmiddelen; bewijslast. Ontoereikende motivering. Recidive. Stadium van inaanmerkingneming van afschrikkende werking van geldboete.
HvJ EU 17-06-2010, ECLI:EU:C:2010:346, m.nt. M.R. Mok (Lafarge/Commissie)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
17 juni 2010
- Magistraten
J.N. Cunha Rodrigues, P. Lindh, U. Lõhmus, A. Ó Caoimh, A. Arabadjiev
- Zaaknummer
C-413/08 P
- Conclusie
A-G J. Mazák
- Noot
M.R. Mok
- LJN
BM9374
- Roepnaam
Lafarge/Commissie
- JCDI
JCDI:ADS127203:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2010:346, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 17‑06‑2010
- Wetingang
Verordening nr. 17 (oud) art. 15, lid 2)
Essentie
Verzoek om een hogere voorziening, ingediend op 18 september 2008.
Hogere voorziening. Mededingingsregeling. Onjuiste opvatting van bewijsmiddelen; bewijslast. Ontoereikende motivering. Recidive. Stadium van inaanmerkingneming van afschrikkende werking van geldboete.
Samenvatting
In de meeste gevallen moet het bestaan van een mededingingsverstorende gedraging of overeenkomst dus worden afgeleid uit een samenloop van omstandigheden en aanwijzingen die in hun totaliteit beschouwd, bij gebreke van een andere coherente verklaring, het bewijs kunnen leveren dat de mededingingsregels zijn geschonden. Zelfs indien de bewijslast volgens die beginselen rust op de Commissie of de betrokken onderneming of vereniging, kunnen de door een partij aangevoerde feiten ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.