Processen-verbaal van verhoor van 10 december 2014, p. 656 e.v.; 12 december 2014, p. 668 e.v.; 3 juli 2015, p. 670 e.v.; Proces-verbaal van afname DNA celmateriaal d.d. 12 januari 2015, p. 677-678.
Hof 's-Hertogenbosch, 01-05-2018, nr. 20-000712-16
ECLI:NL:GHSHE:2018:1830
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
01-05-2018
- Zaaknummer
20-000712-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2018:1830, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 01‑05‑2018; (Hoger beroep, Op tegenspraak)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:898
- Wetingang
art. 10a Opiumwet
Uitspraak 01‑05‑2018
Inhoudsindicatie
Drugszaak. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit van 81,574 kg MDMA en 679 gram amfetamine (feit 1) alsmede voorbereidingshandelingen ter zake van een amfetamineproductie- en verwerkingsproces (feit 2). Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest.
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000712-16
Uitspraak : 1 mei 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 26 februari 2016 in de strafzaak met parketnummer 02-810604-14 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum in het jaar] 1974,
wonende te [woonadres] .
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte ter zake van ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’ (feit 1) en ‘een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit’ (feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de rechtbank het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven.
Namens de verdachte en door de officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat er tijdens het vooronderzoek in de loods aan de [adres loods] te Goirle goederen in beslag zijn genomen en dat er conservatoir beslag is gelegd op een voertuig van het merk Mercedes. De verdachte heeft ten overstaan van het hof verklaard dat de Mercedes inmiddels is teruggegeven. Zowel de verdediging als de advocaat-generaal hebben ter terechtzitting van 17 april 2018 te kennen gegeven dat het hof geen beslissing omtrent het beslag hoeft te nemen. Het hof zal derhalve daartoe niet overgaan.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf. In de visie van het Openbaar Ministerie dient de verdachte te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts is verzocht de schorsing van het tegen de verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis per datum arrest op te heffen.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd. Met betrekking tot de voorlopige hechtenis is ter terechtzitting in hoger beroep primair verzocht het reeds geschorste bevel met ingang van 17 april 2018 op te heffen en subsidiair om de voorlopige hechtenis te schorsen totdat het eindarrest in deze zaak onherroepelijk zal worden.
Ter terechtzitting van het hof d.d. 17 april 2018 is door het hof beslist tot opheffing van het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.hij op of omstreeks 4 september 2014 te Goirle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 88,3 kg MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 679 gram amfetamine(pasta), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine, (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende een of meer middel(en) vermeld op lijst I bij de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.hij op of omstreeks 4 september 2014 te Goirle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, althans een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende een of meer middel(en) genoemd op lijst I van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en), immers, heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op voornoemd tijdstip in voornoemde pleegplaats in een loods aan de [adres loods]* een vacuümsealmachine (merk Maxima) en/of* een weegschaal (CAS) en/of* een digitale weegschaal met losse monitor (merk JSHIFT) en/of* een jerrycan (volgens het opschrift bevattende) methanol en/of* een roerstaaf en/of* een doos met zuurgraadmeters en/of* sealzakken en/of* een mondkapje en/of* een geschreven laboreermanuscript en/of* meerdere gripzakken en/of* meerdere latex handschoenen en/of* meerdere zilveren foliezakken en/of* een gasfles met aangesloten slang en/of* meerdere vacuümzakken en/of* een spiraalijzer en/of* een witte jerrycan met gele substantie en/of* een schaar (met witte aanslag) en/of* restpoeder(s) en/of* een weegschaal Philips en/of* een vriezer/vrieskastvoorhanden gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat er ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde zijn gemaakt, waarbij met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte ernstig tekort is gedaan aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn strafzaak. Daartoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd. De politie, die onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie opereert, heeft na de inval in de loods nagelaten deugdelijk onderzoek te doen, waardoor de waarheidsvinding is gefrustreerd. Er is niet verder gerechercheerd naar de betrokkenheid van [verhuurder loods] , de verhuurder van de loods, die – blijkens hetgeen op dossierpagina 72 is gerelateerd – over daderkennis beschikte. Hierdoor is het voor de verdediging onmogelijk geworden om de strafrechtelijke verdenking aan het adres van de verdachte ter discussie te stellen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat in artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het Openbaar Ministerie om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing, in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met de beginselen van een goede procesorde.
Onrechtmatig optreden van opsporings- en vervolgingsambtenaren kan onder bepaalde omstandigheden een zodanig ernstige schending van de beginselen van behoorlijke procesorde opleveren, dat zulks tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging dient te leiden. Een zo vergaande sanctie kan onder meer volgen indien sprake is van ernstige inbreuken op die beginselen, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van de zaak is tekortgedaan.
Het hof is van oordeel dat de officier van justitie op basis van het opsporingsonderzoek op goede gronden de verdachte – in het bijzonder gelet op het feit dat verdachte huurder was van de loods waarin de ten laste gelegde goederen zijn aangetroffen – als verdachte heeft kunnen aanmerken. Op grond van het procesdossier is af te leiden dat in de beginfase van het opsporingsonderzoek [verhuurder loods] eveneens als verdachte is beschouwd.1.In zoverre is de stelling van de verdediging dat niet verder op [verhuurder loods] is gerechercheerd, onjuist.
Voorts kan aan de enkele omstandigheid dat [verhuurder loods] op een later moment niet meer als verdachte is aangemerkt2., niet de gevolgtrekking worden verbonden dat doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van de zaak is tekortgedaan. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdediging in de gelegenheid is geweest [verhuurder loods] te horen als getuige bij de raadsheer-commissaris van dit hof3.en daarbij gebruik heeft kunnen maken van haar ondervragingsrecht. Ook in zoverre is aan de belangen van de verdachte in het kader van een eerlijke behandeling van zijn zaak tegemoet gekomen.
Gelet op het vorenoverwogene is het hof dan ook van oordeel dat niet is gebleken dat de beginselen van een behoorlijke procesorde zijn geschonden. Bijgevolg is het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de strafvervolging van de verdachte. Het hof verwerpt het tot niet-ontvankelijkheid strekkende verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.hij op 4 september 2014 te Goirle, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 81,574 kg van een materiaal bevattende MDMA en 679 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.hij op 4 september 2014 te Goirle, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine, middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte wist dat zij bestemd waren tot het plegen van die delicten, immers heeft hij, verdachte, op voornoemd tijdstip in voornoemde pleegplaats in een loods aan de [adres loods]* een vacuümsealmachine (merk Maxima) en* een weegschaal (CAS) en* een digitale weegschaal met losse monitor (merk JSHIFT) en* een roerstaaf en* een doos met zuurgraadmeters en* sealzakken en* een mondkapje en* een geschreven laboreermanuscript en* meerdere gripzakken en* meerdere latex handschoenen en* meerdere vacuümzakken en* een weegschaal Philips en* een vriezer/vrieskastvoorhanden gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen4.
A. Op 4 september 2014 heeft een gemeentelijke handhaver naar aanleiding van een reguliere controle een melding bij de politie gedaan dat in een loods aan de [adres loods] te Goirle mogelijk sprake zou zijn van goederen die met de vervaardiging van synthetische drugs van doen zouden kunnen hebben. Vervolgens is de politie ter plaatse gegaan en heeft aldaar een onderzoek ingesteld.5.De verdachte was huurder van deze loods. Hij gebruikte de loods voor bedrijfswerkzaamheden en opslag. De verdachte kwam naar eigen zeggen vaak in de loods, zeker om de dag.6.
Het pand aan de [adres loods] te Goirle betreft een bedrijfspand, rechthoekig van vorm met aan de voorzijde een grote roldeur en aan de rechterzijde van deze roldeur een aparte toegangsdeur. Het vloeroppervlak van de loods beslaat 80 vierkante meter.7.
De begane grond van de loods, waar zich het grootste gebruiksoppervlak bevond, is in het vooronderzoek aangemerkt als ruimte A. Direct achter de roldeur die van de buitenzijde toegang geeft tot de loods, stond een caravan gestald. De caravan is aangemerkt als ruimte C. Aan de rechterzijde van de loods, vanuit de roldeur gezien, is een bovenverdieping, die met een vastgebonden trap kon worden betreden. Deze bovenverdieping is als ruimte B aangemerkt.8.
In de loods zijn onder meer de navolgende voorwerpen en stoffen aangetroffen, die kennelijk bestemd waren voor de vervaardiging van synthetische drugs.9.
In ruimte A:10.
i. een vacuümsealmachine van het merk Maxima (A2);
ii. een weegschaal CAS (A4), met daarbij behorende blauwe weegplaat (A3), welke weegplaat middels de MMC Narcotest Opiaten/Amfetaminen is getest. De test gaf een positief resultaat op amfetaminen/opiaten11.;
iii. een digitale weegschaal met losse monitor van het merk JSHIFT;
iv. een doos bevattende:- een roerstaaf met vervuiling (A14.1);- een doos met bepoederde latex handschoenen (A14.2);- een doos met zuurgraadmeters (A14.3),welke doos middels de MMC Narcotest Opiaten/Amfetaminen is getest. De test gaf een positief resultaat op amfetaminen/opiaten12.;
v. een zwarte plastic tas met twee sealzakken (A7), welke zakken elk afzonderlijk middels de MMC Narcotest Opiaten/Amfetaminen zijn getest. De testen gaven een positief resultaat op amfetaminen/opiaten13.. De zakken zijn bemonsterd en elk voorzien van een kenmerk en uniek monsternummer. De SIN-nummers/monsternummers zijn AADP1954NL en AADP1930NL.14.Uit onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat deze monsters MDMA bevatten15.;
vi. een opengescheurde sealzak met wit poeder (A8), welke zak middels de MMC Narcotest Opiaten/Amfetaminen is getest. De test gaf een positief resultaat op amfetaminen/opiaten16.;
vii. een witte emmer met sealzak, bevattende kristalachtig poeder (A10), welke zak middels de MMC Narcotest Opiaten/Amfetaminen is getest. De test gaf een positief resultaat op amfetaminen/opiaten.17.De zak is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en uniek monsternummer.18.Het SIN-nummer/monsternummer is AADP1953NL. Uit onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat het monster MDMA bevat19.;
viii. een plastic tas met opschrift ‘Linberg Caravancentrum’, bevattende twee gripzakken met poeder (A16.1 en A.16.2), welke zakken elk afzonderlijk middels de MMC Narcotest Opiaten/Amfetaminen zijn getest. De testen gaven een positief resultaat op amfetaminen/opiaten.20.De zakken zijn bemonsterd en elk voorzien van een kenmerk en uniek monsternummer. De SIN-nummers/monsternummers zijn AADP1950NL en AADP1952NL.21.Uit onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat deze monsters MDMA bevatten22.;
ix. een mondkapje (A17.1) en een geschreven laboreermanuscript (A17.2). Zowel de buiten- als binnenzijde van het mondkapje is bemonsterd en elk voorzien van een kenmerk en uniek monsternummer. De SIN-nummers/monsternummers zijn respectievelijk AAHL5233NL23.en AAHI3045NL24.. Uit onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat de buitenzijde van het mondkapje MDMA bevat25.en dat het monster op de binnenzijde het DNA-mengprofiel bevat van twee personen26.. Het afgeleide DNA-hoofdprofiel is van een man met een matchkans kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel van verdachte [verdachte] komt overeen met het afgeleide hoofdprofiel27.;
x. een vuilniszak met een twintigtal lege gripzakken (A18), welke zakken middels de MMC Narcotest Opiaten/Amfetaminen is getest. De test gaf een positief resultaat op amfetaminen/opiaten28.;
xi. 100 stuks vacuümzakken van het merk Take Dis (A25);
xii. twee witte zuurkoolvaten met rood deksel (A11 en A12). De vaten zijn bemonsterd en elk voorzien van een kenmerk en uniek monsternummer. De SIN-nummers/monsternummers zijn AADN4916NL en AADP1951NL (A11), alsmede AADN4917NL en AADP1949NL (A12).29.Uit onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat deze monsters MDMA bevatten.30.
In ruimte B:31.
een weegschaal van het merk Philips (B13);
een vriezer/vrieskast waarvan monsters werden genomen van druppels op de bovenzijde (B10a) en van ijs uit die vrieskast (B11a);
een zak met 679 gram vermoedelijke amfetaminepasta (B1), aangetroffen in voormelde vrieskast, welke zak middels de MMC Narcotest Opiaten/Amfetaminen is getest. De test gaf een positief resultaat op amfetaminen/opiaten.32.De zak is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en uniek monsternummer. Het SIN-nummer/monsternummer is AADK6541NL.33.Uit onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat het monster amfetamine bevat.34.
Het hof stelt het nettogewicht van de hiervoor genoemde stoffen bevattende MDMA vast op 81,574 kilogram, zijnde de optelsom van de gewogen bestanddelen met de afzonderlijke gewichten 0,83 kg (A7), 0,334 kg (A10), 1,23 kg (A16), 39,52 kg (A11) en 39,66 kg (A12).35.Het nettogewicht van de inhoud van de zak met amfetaminepasta bedraagt 679 gram.36.
B.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is in de kern – op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid in de tenlastelegging genoemde harddrugs, voorwerpen en stoffen die zich in zijn loods aan de [adres loods] te Goirle bevonden. Voorts kan volgens de raadsman niet worden vastgesteld dat deze voorwerpen en stoffen bestemd waren voor de productie en/of verwerking van amfetamine.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
C.
Op grond van de bewijsmiddelen is het volgende komen vast te staan over de situatie in de loods:
- De verdachte was op 4 september 2014 en in de periode daaraan voorafgaand (volgens het huurcontract sinds 201137.) huurder van de loods waar voormelde verdovende middelen, voorwerpen en stoffen zijn aangetroffen. Hij kwam daar naar eigen zeggen bijna dagelijks om het gereedschap uit zijn bus te stallen, materiaal op te slaan en/of om voorwerk van winkelinterieurs te verzorgen38.;
- -
De verdachte had de loods derhalve in gebruik als opslagloods voor zijn bouwwerkzaamheden en als opslagplaats voor een caravan. Verder had hij ten tijde van het tenlastegelegde huisraad uit zijn eigen woning in de loods opgeslagen omdat in zijn eigen woning een verbouwing plaatsvond. Ook bevonden zich in zijn loods dozen administratie van voormalige bedrijven van verdachte en van de modezaak van zijn partner;
- -
De verdachte gebruikte de loods ook voor de opslag van emmers met materiaal om beton waterdicht te maken (genaamd: CN2000). Verdachte wilde dit middel in Nederland in de markt zetten met zijn compagnon, [compagnon] , en was daarover in gesprek met o.a. Rijkswaterstaat;
- -
De emmers CN2000 bevonden zich achter in de loods aan de rechterzijde (vanaf de voorkant gezien), vlak bij de wc;
- -
Rechtsvoor in de loods bevond zich met name de opgeslagen huisraad;
- -
Linksvoor in de loods stond de caravan;
- -
Op de met een ladder bereikbare open zolderverdieping stond een vriezer met daaromheen gestapelde dozen bevattende administratie van verdachte en zijn vrouw. De dozen ontnamen op die manier het zicht op de vriezer. De vriezer was aangesloten op de stroom en in de vriezer bevond zich een zak met 679 gram amfetaminepasta;
- -
Op die dozen en de vloer van de verdieping zijn sporen gevonden van MDMA en PMK; de sporen op de vloer waren duidelijk zichtbaar;
- -
Onder de ladder, bovenop de huisraad, is een open doos aangetroffen met daarin een handgeschreven handleiding voor de productie van synthetische drugs. Daarbovenop lag een mondkapje met sporen MDMA aan de buitenzijde en aan de binnenzijde een DNA-spoor, bevattende een hoofdprofiel afkomstig van verdachte;
- -
Twee witte zuurkoolvaten met rode deksels (waarin ieder bijna 40 kilo MDMA-poeder zat) stonden bij de emmers met CN2000 aan de rechterachterzijde bij de wc;
- -
Direct achter de dissel van de caravan stond een vacuümsealmachine, welke met een verlengsnoer was aangesloten, en daarbij lagen sealzakken;
- -
In de linker hoek lag een plastic tas met sealzakken met daarin MDMA;
- -
Een tas met daarbovenuit stekend een weegschaal lag op een stapel isolatiematerialen voor de caravan, gelijk achter de roldeur.
Gelet op de plaatsen waar de gevonden MDMA en amfetamine zich bevonden stelt het hof vast dat deze middelen in beginsel voor verdachte zichtbaar aanwezig waren in de, relatief kleine, loods. Die verdovende middelen en aan productie van verdovende middelen gerelateerde voorwerpen bevonden zich immers verspreid over de loods op plaatsen waar het gereedschap van verdachte zich bevond (bij de wc) in opvallende witte tonnen met rode deksels, voor en achter de caravan, onder de open trap (in een open doos) en op de verdieping achter de dozen administratie van verdachte, op de stroom aangesloten met een verlengsnoer.
Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij de op de tenlastelegging genoemde verdovende middelen alsmede voorwerpen en stoffen niet heeft waargenomen en geen weet had van de aanwezigheid van die middelen, voorwerpen en stoffen.
Het hof wijst daarbij op de situering van de verdovende middelen, voorwerpen en stoffen zoals hierboven omschreven. De werknemer van verdachte, [werknemer] , heeft bovendien verklaard dat verdachte zijn gereedschap altijd rechts achterin bij de wc had liggen. Ook de verdachte heeft eerder verklaard dat hij op de getoonde foto 2 (dossierpagina 684) de hoek rechtsachter ziet met daarop zijn materialen. Op de foto’s die zich in het dossier bevinden is waar te nemen dat, voor zover er al gereedschap aanwezig was, dit gereedschap zich met name rechts achterin de loods bevond bij de wc en niet voorin.
De verdachte heeft ten overstaan van het hof verklaard dat hij in de periode voorafgaande aan de inval op 4 september 2014 meerdere keren in zijn loods is geweest. Hij heeft, na zijn vakantie in Spanje, zijn caravan teruggezet en allerlei kampeerspullen uitgepakt en in de loods gestald. Vervolgens is hij een week later een weekend naar Italië geweest. Bij terugkomst uit Italië is verdachte, in de periode van maandag 1 tot en met donderdag 4 september 2014, ook in de loods geweest, om het gereedschap weer in de bus te zetten (dossierpagina 739). Dat hij daarbij niet achterin de loods is geweest acht het hof, gelet op het bovenstaande, niet geloofwaardig.
De verklaring van verdachte dat hij de vacuümsealmachine had aangeschaft om CN2000 te verpakken in monsterverpakkingen, wordt niet bevestigd door de verklaring van zijn compagnon [compagnon] . Hij heeft verklaard dat het middel CN2000 niet verpakt hoefde te worden en dat hij niets weet over de aanschaf van een vacuümsealmachine voor dat doel. Het hof leidt hieruit af dat verdachte de ware bestemming van de sealmachine heeft trachten te verhullen.
Verdachte heeft verder geen verklaring gegeven voor de aanwezigheid van MDMA op het mondkapje met een DNA-spoor van hemzelf erop en de aanwezigheid van een laboreermanuscript.
Door de verdediging is opgeworpen dat de verdovende middelen, voorwerpen en stoffen die aan amfetamineproductie kunnen worden gerelateerd, zonder medeweten van de verdachte door één of meer derden in de loods zijn geplaatst. Dit zou gebeurd moeten zijn in de periode dat hij in Italië verbleef, in het weekend dat voorafging aan donderdag 4 september 2014.
Het hof acht dat niet aannemelijk geworden en wijst daartoe op het volgende:
- -
De werknemer [werknemer] heeft (desgevraagd meerdere keren) verklaard zeker te weten dat het vriezertje al in mei 2014 op de zolderverdieping stond;
- -
De politie heeft geen aanwijzingen gevonden dat [verhuurder loods] betrokken is geweest bij de aangetroffen voorwerpen en middelen;
- -
Weliswaar is op het mondkapje een DNA-spoor, te weten een nevenprofiel van [derde] aangetroffen, doch de aanwezigheid van dit spoor neemt niet weg dat er een hoofdprofiel van verdachte is aangetroffen en voorts is de eventuele betrokkenheid van deze [derde] niet vastgesteld kunnen worden;
- Het is zeer onwaarschijnlijk dat een derde, zonder medeweten van verdachte, een hoeveelheid van ruim 80 kilogram MDMA, waarvan circa 800.000 xtc-pillen met een straatwaarde van om en nabij € 4.000.000,00 kunnen worden gemaakt, in de loods van verdachte heeft opgeslagen op de wijze als hiervoor omschreven, temeer nu verdachte zeer veelvuldig in de loods kwam, waardoor de kans op ontdekking zeer groot was.
Uit al het voorgaande leidt het hof af dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid in zijn loods van 81,574 kilogram MDMA, 679 gram van een materiaal bevattende amfetamine, alsmede de bewezen verklaarde voorwerpen en stoffen die in verband kunnen worden gebracht met amfetamineproductie en -verwerking.
De verdediging heeft met betrekking tot feit 2 nog betoogd dat de tenlastegelegde voorwerpen afzonderlijk dienen te worden beschouwd en dat ten aanzien van ieder afzonderlijk voorwerp expliciet moet worden getoetst of het betreffende voorwerp (onmiskenbaar) bestemd is tot het plegen van een feit als bedoeld in artikel 10 van de Opiumwet.
Het hof stelt vast dat het hier gaat om een gezamenlijkheid van voorwerpen en stoffen die vanwege hun aard en functie zijn bestemd voor een productie- en verwerkingsproces van amfetamine. Dat een aantal aangetroffen voorwerpen ook kunnen zijn bestemd voor andere doeleinden, doet daar niet aan af.
Het hof gaat ervan uit dat deze voorwerpen en stoffen ook met voormeld doel in de loods aanwezig waren. Bij dit oordeel heeft het hof meegewogen dat naast de hiervoor genoemde aangetroffen voorwerpen ook een hoeveelheid pasta bevattende amfetamine is aangetroffen. Bovendien duidt de omstandigheid dat in de loods een laboreermanuscript is aangetroffen, met in de nabijheid daarvan een mondkapje met daarop DNA-sporen van de verdachte als hoofdprofiel en sporen van MDMA, alsmede de sporen van precursoren bij de vriezer, onmiskenbaar op een productieproces van synthetische drugs.
Op basis van het voorgaande staat eveneens vast dat de verdachte de voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad wetende dat ze bestemd waren voor de productie en/of verwerking van amfetamine.
D.
Aldus treffen de verweren geen doel. Het hof verwerpt mitsdien de verweren van de verdediging in al hun onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien en slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde van het onder feit 1 ten laste gelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het bewezen verklaarde van het onder feit 2 ten laste gelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van ruim 80 kilogram MDMA en 679 gram amfetamine, welke hoeveelheden een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen. Voorts heeft verdachte zich bezig gehouden met het plegen van voorbereidingshandelingen ter zake van een amfetamineproductie- en verwerkingsproces. Er zijn namelijk in zijn loods voorwerpen en stoffen aangetroffen, die bestemd zijn voor de productie van synthetische drugs.
De productie van synthetische drugs houdt de illegale handel van harddrugs in stand en veroorzaakt bovendien allerlei maatschappelijk ongewenste effecten. Daarnaast is wetenschappelijk aangetoond dat het frequent gebruik van harddrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het geestelijke aandoeningen betreft. De verdachte heeft zich daar onvoldoende rekenschap van gegeven en heeft met zijn strafbare handelen, kennelijk uitsluitend met het oog op persoonlijk financieel gewin, de instandhouding van het criminele harddrugscircuit bevorderd.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 februari 2018, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder een transactie van de officier van justitie heeft geaccepteerd voor hennepteelt, doch niet eerder door de strafrechter is veroordeeld ter zake van overtreding van de Opiumwet.
Voorts heeft het hof kennis genomen van het door de Reclassering Nederland te Breda opgemaakte reclasseringsadviezen van 13 november 2015, 10 februari 2016 en 21 november 2017. Daaruit komt als conclusie naar voren dat de verdachte correct zijn medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis waarbij sprake is geweest van een langdurige periode met elektronisch toezicht, er geen inschatting van het recidiverisico kan worden gemaakt en de reclassering geen meerwaarde of aanknopingspunten ziet om aan een eventueel voorwaardelijk op te leggen strafdeel een bijzondere voorwaarde in de vorm van reclasseringstoezicht te verbinden.
Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij een eigen bouwonderneming drijft, hij met zijn partner de zorg heeft voor zijn dochter en autistische zoon, hij samen met zijn gezin woont in een koopwoning en een financiële schuldenproblematiek kent. Indien de verdachte een gevangenisstraf zou moeten ondergaan, dan vermoedt hij dat dit de financiële doodsteek voor zijn bedrijf zal zijn. Als gevolg daarvan zal zijn gezin moeten gaan verhuizen. Voorts zal de psychische problematiek van zijn zoon verergeren, waardoor mogelijk uithuisplaatsing dreigt, aldus verdachte.
Het hof is van oordeel dat, ondanks hetgeen door en namens de verdachte over zijn persoonlijke omstandigheden naar voren is gebracht, in verband met een juiste normhandhaving, gelet op de ernst van de feiten en de hoeveelheden die aan de orde zijn, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Hoewel de rechtbank zulks eveneens heeft onderkend, komt in de door haar opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest, de ernst van de bewezenverklaarde feiten onvoldoende tot uitdrukking, zodat daarmee naar ’s hofs oordeel niet kan worden volstaan. Het hof zal daarom overgaan tot oplegging van een gevangenisstraf van langere duur.
Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft het hof de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van harddrugsbezit, als uitgangspunt genomen.
Deze landelijke oriëntatiepunten indiceren alleen al voor het bezit van meer dan 20 kilogram een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van ten minste 36 maanden. In de onderhavige zaak is voorts ten laste van de verdachte bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen ter zake van overtredingen van de Opiumwet.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak ambtshalve nog het volgende.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaren nadat het hoger beroep is ingesteld. Namens de verdachte is op 10 maart 2016 tegen het bestreden vonnis hoger beroep ingesteld en daags daarna is de officier van justitie in appel gegaan. Het hof doet bij arrest van heden – 1 mei 2018 – einduitspraak. Het procesverloop in hoger beroep bedraagt aldus twee jaren en ongeveer anderhalve maand, waarmee eindarrest zal worden gewezen kort na het verstrijken van voornoemde tweejaarstermijn.
Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat in de fase van hoger beroep de redelijke termijn met ongeveer 1,5 maand is overschreden. Het hof is van oordeel dat vanwege deze geringe overschrijding, het feit dat door de verdediging onderzoekswensen – te weten het horen van getuigen, die na toewijzing door het hof door de raadsheer-commissaris zijn gehoord – zijn ingediend, alsmede het feit dat de totale procesduur in beide instanties tezamen niet meer dan vier jaren heeft geduurd, kan worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
Alles afwegende acht het hof, evenals de advocaat-generaal, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 2, 10, 10a en 13 van de Opiumwet, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. P.J. Hödl en mr. J.J.M. Gielen-Winkster, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.N. van Veen, griffier,
en op 1 mei 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.J.M. Gielen-Winkster is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 01‑05‑2018
Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 1 maart 2017 met nr. 2014203651-145, afzonderlijk in het procesdossier gevoegd.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [verhuurder loods] door de raadsheer-commissaris van – zo begrijpt het hof – 26 juli 2017.
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, districtsrecherche Hart van Brabant, op ambtseed opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie, registratienummer PL2000-2014203651, afgesloten d.d. 21 augustus 2015, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-745.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 49-54 met fotobijlagen.
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 17 april 2018, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] .
Huurcontract, p. 741 e.v.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 49 en situatieschetsen op p. 123-125 behorend bij proces-verbaal van bevindingen, p. 122.
Proces-verbaal van bevindingen Slotrelaas, p. 8.
Processen-verbaal van bevindingen, p. 51-53 en p. 71 en situatieschetsen op p. 123-125.
Proces-verbaal van bevindingen p. 71.
Proces-verbaal van bevindingen p. 71.
Proces-verbaal van bevindingen p. 71.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , KLPD, Dienst Nationale Recherche, groep LFO, d.d. 2 november 2015 en afzonderlijk in het procesdossier gevoegd.
NFI-rapport Gehaltebepaling van veel voorkomende drugs van ing. [forensisch deskundige] , d.d. 13 november 2015 en afzonderlijk in het procesdossier gevoegd.
Proces-verbaal van bevindingen p. 71.
Proces-verbaal van bevindingen p. 71.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , d.d. 2 november 2015 en afzonderlijk in het procesdossier gevoegd.
NFI-rapport van ing. [forensisch deskundige] , d.d. 13 november 2015 en afzonderlijk in het procesdossier gevoegd.
Proces-verbaal van bevindingen p. 71.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , d.d. 2 november 2015 en afzonderlijk in het procesdossier gevoegd.
NFI-rapport van ing. [forensisch deskundige] , d.d. 13 november 2015 en afzonderlijk in het procesdossier gevoegd.
Proces-verbaal Ontvangen DNA-kit, p. 220.
Proces-verbaal Sporenonderzoek, p. 222-223 (betreft: gehele binnenzijde stofmasker behalve bevuilde delen).
NFI-rapport, p. 199-202 e.v. (betreft: lichtbruine aanslag op de buitenzijde van een wit mondkapje).
NFI-rapport, p. 226-228.
NFI-rapport, p. 229-232.
Proces-verbaal van bevindingen p. 71.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , d.d. 2 november 2015 en afzonderlijk in het procesdossier gevoegd.
NFI-rapport van ing. [forensisch deskundige] , d.d. 13 november 2015 en afzonderlijk in het procesdossier gevoegd.
Processen-verbaal van bevindingen, p. 51-53 en p. 71 en situatieschetsen op p. 123-125.
Proces-verbaal van bevindingen p. 71.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , d.d. 30 september 2015 en afzonderlijk in het procesdossier gevoegd (met name blad 3).
NFI-rapport, spoedrapport p. 195-196 resp. NFI-rapport Identificatie van drugs en precursoren, p. 197-198.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , d.d. 2 november 2015 en afzonderlijk in het procesdossier gevoegd.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 53.
Huurcontract, p. 742.
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda van 12 februari 2016, p. 3 en 4, alsmede het Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 17 april 2018, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] .