Einde inhoudsopgave
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel 1019n [Onbevoegdheid grondkamer; verzoek bij pachtkamer]
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2007
- Bronpublicatie:
26-04-2007, Stb. 2007, 163 (uitgifte: 24-05-2007, kamerstukken: 30448)
- Inwerkingtreding
01-09-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-05-2007, Stb. 2007, 165 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Pachtrecht / Pachtprocesrecht
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
Indien binnen de in de wet gestelde termijn een verzoek is ingediend bij de grondkamer en deze beslist, dat zij niet bevoegd is daarvan kennis te nemen, kan het verzoek, indien de pachtkamer van de rechtbank bevoegd is daarvan kennis te nemen en een wettelijke termijn, binnen welke het verzoek bij de pachtkamer moet worden ingediend of de vordering moet worden ingesteld, niet meer kan worden in acht genomen, niettemin nog binnen een maand na de beslissing van de grondkamer bij de pachtkamer worden ingediend of kan de vordering binnen dezelfde termijn worden ingesteld. Hetzelfde geldt, indien een dergelijke beslissing door de Centrale Grondkamer wordt bevestigd dan wel door haar de grondkamer alsnog niet bevoegd wordt verklaard van het verzoek kennis te nemen.